Door ons heen.doc
Wakker worden.
De
taal waarin we leven.
Ons doen en laten, wat wij er van maken, best leuk, maar niet voor iedereen en alles, en met inmiddels grote problemen. De aarde die te warm wordt, het weer te onstuimig, oceanen die vervuilen, virussen die ons belagen. We wakker moeten worden.
Het leven op aarde dat van af z’n begin z’n ecosysteem naar z’n zinnen zette. Plantaardig leven dat het teveel aan CO2 reduceerde tot net voldoende voor z’n biologische kringloop. Waarbij zuurstof en voedsel ontstond voor dierlijk leven.
Leven, georganiseerde materie, een complex verhaal van atomen tot moleculen en wat natuurwetten daarmee mogelijk maken. De vele vormen van leven die in gezamenlijkheid bestaan, communiceren in daarvoor ontwikkelde talen. Bomen in bossen die met schimmels verbonden elkaar vertellen waar water is en de wortels heen moeten. Walvissen die besluiten samen bellen te blazen om een school vissen in te sluiten. Roofdieren die taken verdelen om een prooi te vangen.
De soorten, misschien omdat ze handen hadden met vingers, waarmee ze van alles konden, dat ze recht op gingen lopen, gingen denken over wat ze daarmee deden, en bedenken wat ze nog meer konden doen. Dingen bedachten, wapens, gereedschappen, vuur leerden beheersen. Daarover met elkaar gingen praatten. In daartoe ontwikkelde talen. Die ze mede benutten voor dat denken en bedenken. Verder ontwikkelden met woorden die duiden en zinnen die verklaren. Daardoor steeds beter werden met dat denken en bedenken over hun belevingen met de wereld waarin en waaruit ze waren. De soort die in z’n taal ging leven.
Leven met het vermogen tot waarnemen. Verzamelen van data, die zenuwen doorgeven aan een centraal orgaan voor verwerking. Dierlijk leven dat ging beschikken over een brein, een biologische computer. Voorzien van de daarvoor benodigde algoritmen. Voor een biologisch ICT, dat daarin zorgde voor radio en tv, gecombineerd met geuren en gevoelen, driften en instincten.
De taal die bij de mens steeds meer een middel werd voor z’n denken en bedenken. Filosoferen over z’n belevingen van de buitenwereld. Wat is hun relatie met de werkelijkheid, wat vertelt die taal daarover, in hoeverre zijn z’n woorden, verhalen waar? Descartes (1596-1650) die als enige zekerheid ‘ik denk en dat ben ik’ wist te bedenken. En al het andere slechts als verbeelding, van wat we ervan denken zag. Voor een ieder dus naar de taal waarin die leeft.
Een verbeelding die we voor ons dagelijkse beleven van de realiteit beschouwen als praktisch bruikbare benadering ervan. Waarmee we er mee weten te verkeren, te leven. Verbeeldingen die daardoor vanzelfsprekendheden worden. Tenzij we, net als Descartes, aan alles blijven twijfelen. Het uitgangspunt van wetenschappen.
De evolutie van het materiële die met de mens dat op leven en het daarin denken en bedenken. De daarin immateriële bewustwording van het materiële, dat bij de mens resulteerde in zelfbewustzijn en zo die beleving van ‘ik denk en dat ben ik’. Die wij mensen beschouwen als ons essentie, ons ‘mens zijn’, ons los zijn van het materiële, het lichamelijke, zien als onze ziel. Die we naar z’n zuiverheid waarderen, graag een eeuwig leven toekennen. Het resultaat weer van verder filosoferen. Met de neiging ook van alles te verzinnen.
Een beleving vanuit het lichamelijke, maar dat niet dat lichaam is. Wel er mee verweven. Het ook altijd lekker dier willen zijn, man, vrouw, lief hebben of haten, eerlijk delen of hebzuchtig zijn. Maar door ‘dat ik denk en dat ben ik’ altijd vanuit de taal waarin men leeft, een en ander verwoordt en zo verantwoordt. Een taal die we altijd samen met anderen hebben, die ons bindt aan samenlevingen. Stoelt op wat die te vertellen hebben
De taal die de mens maakt. Kinderen waarin pas na een paar jaar verhalen vertellen dat ‘mens zijn’ oplicht. Blijft dat vertellen uit blijft of slaat het niet aan dat dan ook dat uitblijft. Ieder ‘mens zijn’ dat begint met het verteld krijgt.
Het fenomeen bewustwording in het leven waarmee de blind materiële wereld ziende en zingevend werd. Die ging benutten. Dat met het denken en bedenken van de mens een evolutie daardoorheen van het materiële ontketende. De mens die zich materieel ging verlengen met middelen. Met wat het met het materiële wist te bedenken, te maken. Wetenschappen bedachten die openbaarden wat mogelijk was, een economie om daarin te voorzien. Een ecosysteem voor de mens. In aansluiting op het al bestaande. Het natuurlijke dat zo veranderde in het culturele. Waarmee het natuurlijke inmiddels grote problemen heeft.
Een materiële verlenging, uitwendig met gereedschappen,wapens, kleding, apparaten. Altijd gecombineerd met een inwendig weten, hoe die te maken en te gebruiken, dus met programmeringen van ons brein. Een brein dat we inmiddels begrijpen als een biologische computer. Een kwestie van elektrische ladingen, elektronen. Natuurkundig gezien als materie. En dus ook een vorm van materiële verlenging.
Een materiële verlenging die is naar wat de natuurwetten van de wereld waarin en waaruit we zijn mogelijk maken. Met de noodwendigheid van een evolutie, het steeds beter en complexer. Tot op de grenzen van die natuurwetten en daarmee tot op voor ons de eindwaarden van die evolutie door ons heen.
Het materiële met daar tegenover de taal waarin wij leven, ons denk en dat ben ik en daarin de beleving van vrij zijn, los zijn van het materiële. Voor zover dat wakker wordt.
De taal waarin we leven ontlenen we aan het verhaal van de mensheid. Dat zich eveneens daardoorheen ontwikkelt. Onze voornaamste erfenis is van ons zijn door de tijd heen. Inmiddels een diepzee van verhalen. Waarin we ons als een school vissen mee voeden, die we voorzien van almaar nieuwe verhalen, waarin ieder voor zich moeten leren vangen. Een door de tijd heen evoluerende verhaal, dat leidt tot in iedere tijd andere mensen. Met plaatselijk, per familie, clan, verschillen, tot en met de persoonlijke varianten. Het bestaan bij de gratie van met anderen praten. Daarmee op één noemer wil komen, een gezamenlijke identiteit ontwikkelen. Om zich geborgen te voelen.
Die taal die ieder mens ook uniek maakt, autonoom en zonder voorbedacht doel. De absolute vrijheid die we in ons denken en bedenken beleven. waartoe we veroordeeld zijn. Met wel de ketenen van die identiteit, het gedicteerde, verplichtte. Het niet durven zeggen, mogen denken, eigen doelen stellen. Maar altijd met het besef van die eigen verantwoordelijkheid. De taal waarin je leeft die je leven daarop afrekent.
De evolutie die uitkomt op een vrijheid tegenover de noodwendigheid van de natuurwetten. Pen en papier die naar die noodwendigheid zijn. Dat wat we daarmee schrijven dat naar die vrijheid is. Voor zover die in ons wakker is. De pen inmiddels vaak een toetsenbord is, een noodwendige eindwaarde, het papier dat al heel lang op die waarde zit, het verhaal daarop dat steeds meer wordt van wat willen we met deze resultaten van die noodwendige evolutie door ons heen. Waarop ons denken en bedenken vooral gefocust is.
De taal die de menselijke soort maakte tot de meest dominante, voor alle andere en zichzelf de gevaarlijkste, voor z’n ecosysteem inmiddels uiterst destructief. Dat ons daarop dan ook afrekent. Met voor Nederland het perspectief van zoiets als Amersfoort aan Zee. De soort die na een aanloop van een paar honderdduizend jaar de hele wereld heeft bezet, in de laatste paar eeuwen die volledig aan zich toevoegde. Een machinerie bedacht om alles en iedereen daaraan dienstig te maken. Ook mensen materiële verlenging maakte, horig aan z’n systemen en organisaties.
Gebaseerd op een steeds beter praktisch weten van mogelijkheden, kennis van de natuurwetten. Daarmee ook van z’n grenzen. Al het door ons gemaakte dat reikt naar het praktisch volmaakte, het perfecte maar daardoor ook het niet veel beter kunnen. De benutting van al het mogelijke tot op het uiterste. Tevens beperkt tot het praktisch bruikbare, economisch betaalbare. In die zin een uiterste in ascese. Met de beleving van het praktisch volmaakte.
De weldoortimmerde en volmaakt ingerichte woning. Het mobieltje met de ultieme chip dat alles van het ICT in zich verenigd. Het vervoersmiddel van af een elektrisch aangedreven bord op wielen tot op het meest geavanceerde. Het vuur waarmee we de wereld gingen beheersen dat voor alles elektrisch wordt.
Een ontwikkeling met draconische gevolgen voor de wereld waarin en waaruit we zijn. Die met een klimaatcrisis daarop reageert. Maar tevens met antwoorden daarop. We inmiddels weten hoe het anders kan. We wakker moeten worden. we moeten kiezen voor ons vrijheid dat waar te maken. Dat we af kunnen van de fossiele brandstoffen waarop die ze veroorzaakt. De energie van de zon daarvoor kunnen inzetten, of het feit dan materie energie is, gas groen te maken is. Dat we met alles wat we maken kunnen beperken tot het praktisch volmaakte product dat nauwelijks nog te verbeteren valt. En dat dan duurzaam uitgevoerd eeuwigheidswaarde krijgt, een erfenis over generaties heen wordt. Ons bevrijdt van het dingen steeds weer op nieuw hoeven te maken. We de vrijheid krijgen op te gaan leven in een wereld van alles al hebben en dat slechts hoeven te beheren en onderhouden. Alles eens uniek antiek, in kringlopen circulerend.
Met uiteraard consequenties voor de economie, die dan van maken en consumeren overschakelt op bezitten en onderhouden. De welvaartsstaten, die nu hun maatschappelijke verschillen nu nog vereffenen met toeslagen en uitkeringen met belastingen, die zich moeten gaan baseren op collectief bezitten. Een nationaal bezit van woningen dat ieders recht op wonen garandeert. Privaat kapitaal dat in toenemende mate daarin z’n rendementen zoekt. Auto’s met eeuwigheidswaarde die we vooral collectief gaan gebruiken.
De op hol geslagen techniek die we weten te temmen. Sociale contracten die dat in de tegenwerken, onze vrijheid in de weg staan. Het mobieltje dat iedereen daar zicht geeft op geeft. Waarmee het hele verhaal van de mensheid te lezen is. Waarop we van alle kunst en cultuur kunnen genieten. We onze filosofen kunnen raadplegen. Waarmee we klaarmakker kunnen worden. Als we die verhalen ook willen en kunnen lezen. De verheffing van het volk is nog steeds het leren lezen en schrijven. Daarmee in staat in een eigen en steeds nieuwe talen te leven. Het leven naar eigen zin en zaligheid verantwoorden.
Revoluties die hun tijd gehad hebben. We inmiddels heel rijk zijn en zonde om dat af te breken. We gewoon verder met die evolutie door ons heen en die wat het materiële betreft afronden en consolideren. En vervolgens beginnen met die van wat willen we daarmee, wat gaan we daarvan maken.
Ons
fenomeen denken en bedenken.
Ons denken en bedenken, daarmee doende zijn met de taal waarin we zijn. De verwerking van wat we steeds beter leren begrijpen. We steeds beter kunnen kijken. De lenzen bedachten waarmee die zien vrijwel op het moment van z’n ontstaan. We nieuwe woorden zoals de oerknal hebben te verantwoorden. Een verhaal dat bestaande vanzelfsprekendheden weerlegt.
Die oerknal, het begin van ruimte, tijd, materie en energie uit niets, evoluerend in een almaar uitdijend universum. Waarin toen die evolutie uit kwam op waterstof sterren ontstonden. Het atoom waterstof, natuurkundig begrepen als een kern, een proton, met daarom heen draaiend één elektron. Dat materie is met massa die zwaartekracht opwekt. Een kracht die deze waterstof samentrok in sterren en samenperste tot op heel heet en daarmee kernfusie. Een proces van opwaardering van dit atoom tot de natuurlijke elementen. Atomen, alle naar hetzelfde principe, steeds meer elektronen rond en een steeds zwaardere kern. Beperkt tot ruim negentig.
Met als bijproduct energie. Die vooral bij de overgang van waterstof naar helium overvloedig vrijkomt, waarbij materie energie wordt. Die sterren de ruimte in stralen en daarmee het universum voorzien van energie.
Atomen met een eindwaarde in deze fase van de evolutie. Waarden die op zich niet verder evolueerden en voor z’n verdere verloop zinvol bleven, in die zin die eeuwigheidswaarde hebben. Deze natuurlijke elementen die heelalwijd daarvoor de bouwstenen werden. Op onze aarde die van het leven en daarmee ons denken en bedenken.
De evolutie die met deze waarden uitkomt op twee maal EW, in dit verhaal te duiden als EW2.
Komt deze kernfusie uit op het element zuurstof die dan ontploft zo’n ster tot sterrenstof. Die de zwaartekracht weer samenperst tot sterren. Nu met planeten voorzien van die ruim negentig natuurlijke elementen. Die samen met die straling op daarvoor gunstig gesitueerde planeten een verdere ontplooiing van de evolutie mogelijk maken.
De natuurlijke elementen, atomen, die door straling moleculen vormen. Steeds complexer tot op wat wij als leven beschouwen. Ingeleid door planten die met fotosynthese uit CO2 en water koolwaterstoffen en zuurstof produceren. daarmee dierlijk leven mogelijk maakt, dat deze eiwitten met zuurstof weer verbrandt tot CO2. De biologische kringloop.
Leven dat evolueerde tot op vele soorten, alle weer op EW2, soorten op eindwaarde en die miljoenen jaren meegaan. Voor zover hun ecosysteem op die waarde blijft. Dierlijk leven dat evolueerde tot op ons denken en bedenken. Dat begon met een evolutie van het materiële daardoorheen. Eveneens tot op eindwaarden met eeuwigheidswaarde, tot op EW2.
Straling van sterren die elektronen bewegen, atomen moleculen laten formeren. Elektromagnetisme, de wisselwerking is tussen elektronen en straling, in feite elektromagnetische velden.
Een magneet bewogen in een gesloten spoel van koperdraad laat daarin de elektronen. Zet bewegingsenergie omzet in elektriciteit. Het principe van de dynamo. En omgekeerd, bewegende elektronen wekken een magnetisch veld op. Waarmee stroom weer is om te zetten in beweging. De elektromotor.
Het fenomeen waarmee we elektriciteit opwekken, de wereld verlichten. Dat radio, tv, ICT mogelijk maakt.
De straling van sterren beleven wij als licht. Een trillend, golvend magnetisch veld dat z’n energie met de snelheid van circa 300 000 kilometer per seconde de ruimte in stuurt. Daarin overal elektronen laat bewegen, die energie omzet in stroom. Elektromagnetische straling, met golflengten die variëren van 400 (violet) tot 750 (rood) nanometer. Radiogolven die eveneens elektromagnetische straling zijn. met golflengten die variëren van een kilometer en een millimeter. Dus beduidend minder energierijk en die we dan ook gebruikelijk versterken.
50 Herz, de gebruikelijke frequentie van wisselstroom, resulteert dus in een golflengte van 300 000 gedeeld door 50 = 6000 km. De straling van het hoogspanningsnet.
Straling die we dus naar z’n golflengte definiëren als radiogolven, licht, röntgen- en gammastraling.
Straling die niet alleen energie transporteert maar ook informatie. met variatie in golflengten en intensiteit. Het licht waarmee in staat tot zien. Materie in de kleur die het niet absorbeert en de mate van verlichting. Straling die we op die manier inmiddels toepassen voor onze hele ICT structuur. Die op een soortgelijke wijze soort voor zo’n structuur in onze hersenen.
Een lamp die licht geeft, elektromagnetische straling de ruimte in. Die straling die niet die lamp is. Wel naar z’n eigenschappen.
Een menselijk brein dat net als die lamp elektrisch functioneert, in feite als een computer, dus naar die elektromagnetische wisselwerking. Met als product ons denken en bedenken. Dat niet die bron is. We beleven als een hier en nu zijn vrij van dat verhaal. Waarmee we waarheden stellen. De taal waarin we leven met z’n noodwendige waarheden vrij kunnen verantwoorden. Zelf onze doelen kunnen stellen. Voor zover we daarin vrij worden gelaten.
Het menselijk brein dat dus ook straalt en met informaties de ruimte in. Z’n elektrische activiteiten met bewegende elektronen die tot elektromagnetisch velden leiden. Op te vangen door wie of wat daarvoor een antenne heeft. Hersenen die we kunnen scannen. Mensen die elkaar menen aan te voelen. Dieren die mogelijk zo elkaar waarschuwen voor naderend onheil. Het verhaal dat ook bomen in bossen zo met elkaar communiceren. Mensen die met bomen praten. Een bos dat je in een prettige stemming kan brengen.
Verhalen als oerknal en elektromagnetisme die ons confronteren met de betrekkelijkheid van ons denken en bedenken, van de taal waarin we leven, van onze vanzelfsprekendheden. Deeltjes die ondeelbaar zijn, geen afmetingen hebben, hun woord loochenen. Elektronen die zich ook gedragen als golven op zee. Straling die golft of trilt in de ruimte, het voor ons absolute niets. met dam de vraag wat er golft of trilt. Deeltjes die op grote afstand van elkaar met verstrengeld blijken, die ruimte en tijd ontkennen. Materie we zien als niets, kijk maar door het glas van een raam. Dat voor ons wel degelijk iets is. De ruimte, het voor ons niets, dat wel degelijk iets is. Almaar uitdijend en inmiddels immens groot is, maar wel eindig. Geen buitenkant laat zien waar we er uit kunnen. Die zichzelf sluit, ovaal of rond is. Als een gesloten lijn of vlak, het oppervlak van een ballon, waarop geen rechte lijnen mogelijk zijn. Waarop elk punt middelpunt is. Elke waarneming van het heelal dus altijd vanuit zo’n punt is. Dat van buiten af niet te bekijken is, geen buiten heeft. De tijd die wij als continu beleven met een verleden en een toekomst, beide oneindig. Dan vanuit een oneindig verleden het heden eveneens oneindig is en onbereikbaar. De snelheid van licht die constant is. Ongeacht of we ons mee of tegenin bewegen. Snelheid die de tijd vertraagt. In zwaarte gaten tot op nul.
Natuurkundigen die zeggen dat wie dit allemaal begrijpt het niet begrijpt. Feiten die de taal waarin we leven niet te verklaren. Die zich wel als heel praktisch bruikbaar bewijzen. ICT dat er mede mee mogelijk is. Die verstrengeling dan deeltjes die we gaan gebruiken voor de kwantumcomputer.
De zwaartekracht, het mysterieuze élan vital in de schepping, die het elektromagnetisme introduceert. Naar een natuurwet die zorgt voor die wisselwerking tussen elektronen en magnetische straling. De ijzeren kern van de aarde die ronddraaiend als een dynamo werkt en zo een magnetisch veld opwekt dat de aarde beschermd tegen de zonnewind. Mars, eens eveneens een blauwe planeet, waarin de motor stopte en die zonnewind al water kon wegwaaien de ruimte in. Met als uitkomst op aarde de evolutie van het leven tot op ons denken en bedenken.
We eveneens denken die te kunnen evenaren met kunstmatige intelligentie. De menselijk computer die ook chemisch wordt gestuurd. Dat ons puur denken en bedenken kleurt met gevoelens, emoties, driften. Die voor iedereen persoonlijk maakt, naar z’n DNA. Kunstmatig nog op geen enkele manier benaderd.
Praktisch
bruikbaar.
De evolutie door ons heen van het materiële, met ons denken en bedenken begonnen, die uitkomt op het voor ons praktisch bruikbare. Met in de aanvang het idee daarmee ook de absolute waarheden van de wereld waarin en waaruit we zijn te kunnen onthullen. In de aanvang gebaseerd op logisch denken vanuit het voor ons vanzelfsprekende. Wat we zagen dat een oorzaak had, het verhaal van animisme met geesten en goden. De aarde geschapen en dus met een schepper. Met een onder en boven en zo een zonnige hemel en een vurige hel.
Tot dat de aarde verschrompelde tot een nietig stipje in een eindeloos heelal. Wetenschappen de kans kregen thesen te bewijzen. We met Newton (1643- 1727) even dachten de natuurwetten niet alleen te kennen maar ook te kunnen beheersen. Hij wist de banen van de planeten nauwkeurig te berekenen. Nog even en we beheersen de natuur. Een idee waaraan Einstein (1879-1955) met zijn relativiteitstheorie een einde maakte. We het moeten doen met wat zich voor ons mensen als praktisch bruikbaar bewijst. En dat werd heel veel en bleek heel bruikbaar. Met inmiddels voor al onze aspecten van onze samenleving een wetenschap.
Het systeem van wetenschap bedrijven met proefondervindelijk bewijzen wat wel en niet waar is dat dan ook als een verlichting van ons menselijk denken werd ervaren.
‘Kennis is macht, en vooral die verkregen door de wetenschap’. Francis Bacon (1561-1626). ‘Geef het woord aan rationeel denkers en doeners. De verhalen van Plato en Aristoteles: spinsels aan de binnenkant van het hoofd. Laat de dingen van de wereld hun verhaal vertellen door almaar en steeds beter naar ze te luisteren’.
De methodiek van wetenschap bedrijven die steeds geavanceerder wist waar te nemen. Objectief observeren en thesen proefondervindelijk, empirisch trachtte te bewijzen. ‘De uitkomsten nooit absoluut nemen, maar ze altijd weer proberen te weerleggen. Almaar blijven zoeken naar de vraag in dat antwoord’. De wetten van Newton die niet het laatste woord bleken. Bacon gaf zo de eerste aanzetten voor een wetenschapfilosofie.
‘Maar wat kan ik weten, en hoe vergaar ik dat? Cogito ergo sum, ‘ik denk dus ik ben’, de enige zekerheid die we hebben’. René Descartes (1596-1650). Er is immers geen onderscheid te maken tussen een gedroomd en bedacht leven en het echte. Zijn radicaal sceptische benadering van dit thema. Waarheden openbaren zich in onze geest, en alleen daar. Met begrijpen en oordelen, door ons vermogen tot rationeel redeneren, in een taal met woorden, verhalen die verkregen kennis en ervaring duiden. Wat de dingen vertellen worden zo onze verhalen over wat we vinden dat ze zijn, wat hun bruikbaarheid is, waarmee we ze onder controle krijgen, kunnen maken en benutten, ons er tegen kunnen wapenen. Verhalen met dan ook alleen nut en zin voor mensen die ze kunnen lezen en de woorden kunnen begrijpen.
Met Descartes komen we terecht in de binnenkant van ons hoofd, op het brein met z’n belevingen van het materiële. Met voor iedereen naar het lot van de verhalen die het verteld, gedicteerd krijgt. Om daarmee iets van z’n leven moet zien te maken. De doem van de actuele talen en de behoefte zich daarvan te bevrijden met het bedenken van nieuwe.
De mens wordt vrij geboren maar leeft geketend naar de algemene wil van het volk’. Jean- Jaques Rousseau (1712-1778). Ons ‘mens zijn’ bestaat bij de gratie van z’n samenleving, z’n geschiedenis, het verhaal door dat ‘mens zijn’ heen ontstaan. Een verzameling van kennis en ervaring, die hij samen met Denis Diderot (1713-1784) noteerde in hun encyclopedie. Bedoeld als document ter bevrijding van het volk van de ketenen van het absoluut geloven en het feodalisme.
Diderot werd met zijn speculaties over de oorsprong van het leven, buiten goddelijke interventies om, een voorloper van Darwin, een inleider van het verhaal van de evolutie. Ook van het denken van Carl Gustav Freud (1875-1961) door zijn onderkenning van het belang van ervaringen in de jeugd. Dat de geest niet altijd meester is in eigen huis, dat ons bewuste veel onbewuste verlangens en herinneringen onderdrukt.
Het conflict in de mens tussen maatschappelijke conventies en wat de instincten verlangen. De aanzet van de wetenschappen van onze geest. Het gevangen zijn in een cultureel keurslijf van hoe het hoort en wat wel en niet mag. Van de iedereen aangeboren en onbewuste van driften, dromen, gevoelens, verlangens. Het bewuste willende en denkende ik dat deze beide in de mens woelende machten in balans moet zien te houden. En als dat niet lukt op de divan van mensen als Freud terecht kan voor psychoanalyse.
Ons ‘mens zijn’ als veel meer dan alleen die voor de zuivere rede.
‘Kennis valt alleen te vergaren via onze zintuigen’. David Hume (1711-1776) Hij verwierp alle kennis niet door waarnemingen verworven. Veel bedenksels van het verleden moesten het zo ontgelden, goden sneuvelden, kuddes verzonnen eenhoorns werden neergelegd. Ook veronderstellingen over causale verbanden, het idee van oorzaak en gevolg, dat het gemaakte een maker bewijst, trok hij in twijfel. De mens naar ‘ik denk en dat ben ik’ was niet anders dan een product van persoonlijke percepties. De rede is niet meer dan de slaaf van passies. Verlangens zijn de drijvende kracht van de mens en niet zijn verstand. De genen van deze soort kleurden z’n verhalen. Alle wetenschappelijke wetten zijn naar we redeneren en daarmee betrekkelijk. Veel weten blijft dan ook steken in een onbewezen these, meningen die als waarheid verkocht, en door tijd heen steeds achterhaald. Zelfs de theoretische natuurkunde strandt op vermoedens, die mogelijk nooit te bewijzen zijn.
De kloof tussen verschijning en waarheid, de overeenkomst van het plaatje in ons brein van wat we waarnemen met de realiteit. Immanuel Kant (1724-1804) probeerde die te dichten met zijn ‘kritiek op de zuivere rede’. Wat zijn de voorwaarden om een ervaring te hebben, om te kunnen begrijpen wat we waarnemen, om te kunnen oordelen? Wat zijn de grenzen van ons weten en begrijpen, ons kenvermogen? Ervaringen leren wat is maar nooit waarom en waartoe. Zijn zoektocht naar de grondslagen van objectief oordelen over de werkelijkheid.
Oordelen we vanuit een aangeboren intellect of alleen naar kennis verkregen door ervaring, zijn we voorgeprogrammeerd of een tabula rasa? Wat zijn de voorwaarden voor het hebben van ervaring en hoe ontleent de geest hieraan kennis? Kent de geest een ‘a priori’ en waar komt die dan vandaan?
Uit de chaos van gewaarwordingen selecteert de geest wat het wil waarnemen, focust zich daarop en verklaart en begrijpt het vervolgens. We zien alleen wat we willen zien. Uit de kakofonie van geluiden hoort de moeder meteen het geluid van haar baby, pikt de uit zee terugkerende pinguïn de roep van z’n partner op. Een tafel zien we als een ellips maar weten we rond. Ruimte en tijd, substantie, eenheid en veelheid, we begrijpen deze categorieën vanuit intuïtie.
‘Van nature weten we ook wat goed en kwaad is, hebben we een moreel oordeel.’ Deze zuivere rede van de mens is aangeboren kennis onafhankelijk van de zintuiglijke ervaring, is z’n wezenlijk kenmerkende. ‘Laat het gericht van die zuivere rede dan ook alles verantwoorden, ook onze politiek en daarmee de economie.’ Het transcendente idealisme van Kant. ‘Handel volgens de regel die u tevens als universele wet zou wensen’. ‘Autonomie voor de menselijke geest’ De maatschappelijke moraal van vrijheid voor iedereen.
Het liberalisme zal op dit aangeboren kenmerkende van mens en samenlevingen later doorgaan.
Dit ‘a priori’ begrijpen leidt
niet tot absolute kennis, tot een volmaakt weten, maar laat ons alleen
verlichten door het actuele verhaal, dat steeds verder en tot anders evolueert.
De filosofie van het positief liberale denken.
Kant stelde dit alles vooral als vraag. Om die vervolgens proberen te beantwoorden, zowel persoonlijk als gezamenlijk.
De mens als middelpunt van het universum en antwoorden zoekend. Die formuleren vanuit eigen ervaringen, in de eigen kring, de politiek, de economie. Voor hoe te willen leven en zaken doen, kunst en muziek maken, dansen. Dat was zijn drijfveer. De Franse revolutie zag hij dan ook als een positieve bijdrage in zijn verhaal.
‘Het verhaal van de mens is vooral ook die van de kunst, de esthetiek.’
Johann Schiller (1759-1805). De mens met z’n drang tot zelfbehoud door te scheppen. Het creatief bezig zijn dat blij maakt. De vooruitgang van de mensheid door te scheppen. Het lelijk dat we zowel mooier als beter willen. Zo almaar bezig zijn om al onze angsten weg te nemen. Schiller, de dichter van ‘Ode an die Freude’, door Beethoven bewerkt, en nu de hymne voor de hoop van één Europa.
Wetenschap bedrijven vrij van waardeoordelen. Volgens Alfred North Whithead (1861-1947) worden de wetenschappen altijd belast en ontsiert vanuit het culturele milieu dat waarin ze worden bedreven, met dan ook grote sociale gevolgen. De beoogde doelen en vermeende waarden kunnen daardoor danig uit hand kunnen lopen. Wetenschap is altijd een menselijke perceptie, opvatting, te verantwoorden door de sociale wetenschap, door de politiek. Het doel in zichzelf van de materie is een fictie, het doel, dat zijn wij in ons samenzijn naar wat we menen te weten en daarmee denken te willen.
Het pleidooi voor een strikte scheiding tussen het bedrijven van wetenschappen en de zingeving. Laat politiek geen wetenschappen willen bedrijven en laten wetenschappen niet gaan oordelen en veroordelen, aan ethiek gaan doen.
De politiek van het eigen gelijk zien te krijgen, ook al heeft ze dat wel of niet. Dan altijd te toetsen aan die strik waardevrije wetenschap. De bedenker van de atoombom die de politiek al of niet benut. De politiek als bedenker van de fabel van de CO2 kringloop, biomassa als groene energie.
‘Er is slechts één bron die wetenschappelijke feiten onthult, en dat zijn onze zintuigen’. Ernst Mach (1838-1916). Natuurwetten zijn een product van onze psychologische behoefte de natuur te kunnen beheersen en voorspellen. Atomen, elektronen, velden, golven hebben dan ook geen substantieel bestaan, geen materiële status, zijn voor ons slechts informaties over hun betekenis voor ons.
De problematiek van de realiteit van de wereld los van de menselijke geest, van wat weten wij eigenlijk van die wereld anders dan het voor ons praktisch bruikbare. Hij ontkent daarmee elk menselijk weten en begrijpen van de realiteit. Alles wat we daarvan kunnen zeggen is gebaseerd zijn op zintuiglijke ervaringen en daarmee betrekkelijk. Ieder mens leeft in zijn of haar zintuiglijke wereld, begrepen en verbeeld naar z’n verhalen.
Charles Sanders Pierce (1839-1914) , laten we wel pragmatisch blijven en als uitgangspunt voor al onze opvattingen nemen dat er wel degelijk algemene en van ons onafhankelijke natuurwetten zijn. Opvattingen die niet zozeer waarheidsbevestigend zijn, maar wel leidraad kunnen zijn voor ons actueel handelen dat resulteert in het voor ons pragmatisch bruikbare en toepasbare. De natuurwetten die uitkomen op eindwaarden en die wij weer eeuwigheidswaarde kunnen geven.
‘Praktische waarheden werken’. John Dewey (1859-1952) Samenlevingen kennen vaste patronen van handelen. Als zich daarbij problemen voordoen dan is gezamenlijk optreden, discours nodig. Wat is het probleem? Wat zijn de mogelijke oplossingen? Wat blijkt daarvan te werken? De huidige benadering van kwaliteitsborging.
Woorden
die het vertellen.
Met de ontwikkeling tot op ICT zijn woorden alles gaan bepalen. De verhalen waarmee we alles duiden, verklaren, indelen, in rangorde zetten. We mensen weg zetten. De woorden van radio en tv, de sociale media waar we niet meer zonder kunnen, van rolmodellen die we ons laten vertellen hoe en wat we moeten denken. Pratende hoofden rond tafels vereend die twisten over wat waar is. Volksvertegenwoordigers die weten wat waar is. Volksverleiders die vertellen wat hun volgelingen als waar willen horen. Sociale media die daartoe data verzamelen. Daarop iedereen mee laten praten.
De taal waarin we leven die daarmee voor alles bepalend wordt. Met tot op het persoonlijke grote variaties en verschillen in niveau. Democratieën en rechtssystemen die daardoor bedreigd worden. Bevolkingsgroepen die met woorden worden weggezet. De vrees voor vreemdelingen in landen waar nauwelijks vreemdelingen zijn. Vogels die in te delen zijn in vinken en watervinken. Mensen die we nog steeds onderscheiden als man en vrouw en met daarbij bedachte verhalen. Uiterlijk dat wordt gekoppeld aan innerlijk denken en bedenken.
Terwijl taal ieders ‘mens zijn’ bepaalt. Ons menselijk bestel is naar menselijk existeren. We pas aan tafels voor overleg horen welke verhalen hoe worden verantwoordt, waarvoor men staat in het leven. De conflicten ervaren tussen collectieve en persoonlijke standpunten. De gemeenschap van waarden die z’n waarden verloochent. De vluchtelingen waar al op wordt geschoten.
De evolutie door ons heen van het materiële die we afsluiten. De taal van ons denken en bedenken daarvoor die we kunnen consolideren. De taal voor wat we de uitkomst van die evolutie willen die we moeten ontwikkelen. Bezinning op de taal waarin we leven die dan ook volop aan de orde is. Zowel collectief als voor iedereen persoonlijk.
‘Al onze bespiegelingen resulteren in verhalen met verklarende en zingevende woorden met referenties. Iedere betekenis van een woord is naar z’n context in een zin en de taal gebezigd.’ Gottlob Frege (1848-1925). Hij gaf de filosofie z’n linguïstische wending. ‘Een woord, een zin krijgt betekenis en valt alleen te begrijpen naar de taal waarin die gesproken wordt.’ Woorden die net even anders zijn in andere taalsoorten, Frans, Duits, Engels. ‘Voor ieder mens geldt een ‘er zijn’ in de eigen taal met de daarmee geschreven verhalen’. Ons denken en bedenken dat gevangen zit in de nationale taal, de taal die je geleerd krijgt. Het zo geketend zijn aan een lokale identiteit, lokaal gezag.
Ferdinand de Saussure (1857-1913) zag de taal als een systeem van tekens met betekenissen waarmee we met elkaar communiceren, praten en denken. Verhalen die ons maken tot betekenisdrager. De mens als object bekijken, wetenschappelijk bestuderen, wordt zo het bestuderen van z’n taal. Saussure maakte daarbij een onderscheid tussen de structuur, het gebouw van de taal, de ‘langue’, en het spreken, het ‘parole’, het in dat taalgebouw met elkaar zijn en er zelf mee verkeren en werken. ‘En dan te bedenken dat we leven in een wereld met vele talen elk met z’n eigen verhalen’. Daarin dan die eigen parole, taal zien te vinden.
Deze linguïstische wending verlegde de focus van de filosofie van het wezen van de dingen naar het wezen van de mens als denkend en bedenkend fenomeen. De mens die vertelt wat de dingen zijn. Vooral te bezien, te begrijpen vanuit die eigen taal, binnen een taalstructuur, die z’n ‘ik denk en dat ben ik’ bepalen. De inleiding ook van de sociologie, de studie naar de relaties tussen mensen in een samenleving, naar het discours, van hoe gepraat wordt en naar welke moraal.
De relatie tussen taal, het gedachte, verbeelde en de werkelijkheid. Het verhaal al van Descartes. ‘De taal als de verbinding daar tussen’. Ludwig Wittgenstein (1889-1951). ‘Taal is de waarneembare vorm van ons denken’. Alles dat over iets gezegd kan worden kan helder gezegd worden. En zo niet dan is het beter daarover te zwijgen.’ Niet zomaar een eind weg en er omheen praten als je niks te zeggen hebt.
Taal is er niet alleen om waarheden te presenteren, fenomenen te beschrijven, maar ook om vragen te poneren, orders te geven, te prijzen of af keuren, spelletjes te spelen. Woorden zijn dan ook altijd duidingen naar de context waarin ze worden gebruikt, de activiteiten van taalgebruikers, hun ‘parole’, hun ‘er zijn’ in de taal. Het discours van politici op het pluche hebben en die daarop willen blijven.
De problematiek van het verwoorden van wat we vinden van de wereld. Woorden die zoeken, zich verbazen dat die wereld er is en niet niet is. Mensen die zo zingevend willen leven.
Pogingen van Wittgenstein tot vernietiging van de metafysicacultuur, de verhaal van het gewaand hogere en absolute achter de dingen. Van ICT dat de hersenen doet koken, dat niet inenten beter is.
Claude Levy-Strauss (1908) Culturen zijn naar hun mythe en geven samenlevingen structuur, een ‘langue’ voor het actueel praten. Met individueel altijd verschillende inhouden, het persoonlijke ‘parole’. Maar wel binnen die gemeenschappelijke structuur. Een structuur die onderhevig is aan een constante evolutie, aanpassing aan de ontwikkeling van opvattingen, kennis en ervaring. De mythe is dan ook niet tijdloos, maar naar een proces van opeenvolging van steeds nieuwe paradigma’s, steeds weer met wezenlijk andere visies op een cultuur. De mens gevangen in z’n mythes.
‘Denken van onder af, het actueel gebeuren, de blikseminslagen nu’. De onderkenning van de universele geschiedenis in het huidig toevallige. De enkeling die nieuwe mogelijkheden bedenkt en daarmee die actuele geüniformeerde mythe overhoop gooit. Michel Foucault (1926-1984).
Wetenschap als de meest objectieve vorm van denken!? Paul Feyerbach (1924-1994) twijfelde daaraan. Wetenschap bedrijven is een voortdurende competitie van elkaar bestrijdende alternatieve hypothesen. Een theorie bedacht naar de waargenomen feiten. Maar die feiten dan wel weer naar de taal waarin we leven, naar we ze kunnen begrijpen, naar de actuele conventies, de axioma’s waarin we geloven.
‘De wetenschap is in principe anarchistisch, er een van alles kan en moeten mogen.’ De structuur van een samenleving kan dan ook op vele manieren gestalte krijgen. De verschillen tussen die van oost en west. De absolute wetenschap die geen moraal kent.
‘De exacte en op technieken gerichte wetenschappen die wel het mogelijke van op één noemer bewijzen’. Het mobieltje dat de hele wereld verbindt.
Het rationeel praktisch, economisch denken van steeds meer samenlevingen. Het cultureel, creatief denken dat daarin al tegenpool verrassend uit de kast komt.
De materiële wereld waarin en waaruit we zijn. Het ‘je en suis’ van waaruit we met elkaar communiceren in de door ons geschapen menselijke ruimte, ‘waarmee we zijn’. Merleau Ponty. (1908-1961) Ons zijn in het overleg over de dingen. Onbepaald, tot we samen het woord weten, we het weten te duiden, zin en betekenis geven. De woorden naar het alledaagse vanzelfsprekende, ‘des parole parlée’, en de woorden die nog zin en betekenis zoeken ‘des parole parlant’. Samen in de taal leven naar de discussie over ons Dasein in de wereld.
De zee van woorden inmiddels bedacht voor vele talen om in te leven. Waarmee we ons de waargenomen werkelijkheid verbeelden. Beelden die we vervolgens over die werkelijkheid heen projecteren, daarmee afdekken. Projecties die zijn naar de taal waarin we leven. Verbeeldingen van ons denken en bedenken in een zelf gesponnen cocon van vanzelfsprekendheden, waarin we met die werkelijkheid verkeren, van overleven tot leuk leven.
Het verhaal van de fakkeldragers. Peter Sloterdijk (1947) ‘Onze grote thema’s zijn niets anders dan ontwijkingen en halve waarheden. De huidige westerse maatschappij is vooral gebaseerd op nihilisme, met als antwoord cynisme. We moeten op zoek naar methoden om ons opnieuw te temmen, te oefenen voor het leven, immuun te maken voor gevaren, te ontworstelen aan het lot. Het lot dat iedereen opzadelt met een invalide begin, lichamelijk en geestelijk. Om vervolgens daarmee wat van het leven zien te maken, te proberen door oefening en training de eigen onvolkomenheden te compenseren. Waarin velen maar beperkt in slagen, slechts weinigen wat van hun leven weten te maken.
Wat zich manifesteert in de anarchie van de volkswil, vanuit woede over het lot getrokken en de onmacht om daarmee te leven. Met kwalijke politieke consequenties, de boze burger die vooral nee wil zeggen, het genante politieke debat dat met over alles iets te zeggen willen hebben de werkelijke thema’s ontwijkt.’
‘Met de vraag wat daaraan te doen, hoe nieuwe generaties te trainen voor het ongewisse van de moderne wereld, die elk geloof in het hogere of wijze meesters heeft afgezworen en alle moraal vrijblijvend stelt. Een wereld waarin zij die het wel even maken geen visies meer hebben, vooral afwachten wat er komt en bekijken hoe daarop adequaat valt te reageren. Het veel te veel laverend naar daarvoor veilige havens.’
‘De winnaars die het leven beleven als een bevrijding, die tevens destabiliserend werkt en elke illusie onderuit halen, die immers weten van zowel winnen als verliezen is. Verliezers die op zoek gaan naar troost en zo makkelijk prooi worden van de drugs van schijnzekerheden. De huidige generatie, die dan ook staat voor een mondiale breuk en z’n verhaal, z’n filosofen opnieuw heeft te herlezen’.
Om zich daarmee een geschiedenis te geven en zo een door lering en verdieping opnieuw en anders beginnen, met zicht op verder en beter.’
‘Met dan wel de vraag hoeveel zijn daartoe in staat, zullen en kunnen de fakkels van onze filosofen overnemen, en zijn dat er voldoende als tegenwicht tegen die boze burger?’ De fakkeldragers die valse wegen prediken.
Het verhaal en daarmee de taal van de politiek. ‘Is het zinkende schip nog te redden of bevindt het zich al in de staat van de Titanic?’ Geert Mak in een ‘college tour’ in 2016. ‘Onderin zien we immers al velen ten onder gaan, verkommeren achter hekken en muren. Worden we ontroerend door kinderlijkjes op stranden, doden onder puin. De ratten die het schip verlaten, Brexit. De vredestroepen die zich terugtrekken.
Socrates (470-399 vCr). Als gewezen soldaat wist hij van het nut van bekwame officieren die de juiste bevelen gaven. ‘Alleen een samenleving bestuurd door wijze mannen kan sterk zijn,’ was zijn visie op de democratie. Athene was in oorlog met Sparta en werd slecht bestuurd door de heersende kaste. Die volgens hem leed aan democratie. Met een te veel aan en te willekeurig daaruit gekozen bestuurders, die zich te vaak hadden te verantwoorden op de angora, het marktplein tegenover hun kaste. Voor besturen onbekwaam en met bizarre politieke ideeën naar geloven in te vele goden en waarzeggende priesteressen. Hetgeen hij zijn volgelingen graag verkondigde, en zo deze heersers dusdanig wist te frustreren dat ze hem dwongen tot de gifbeker.
De taal van de macht. Officieren die ook bevelen geven die hun belangen dienen. Die soldaten daarvoor offeren. Fakkeldragers die spreken naar de stem van het volk om het pluche te veroveren. Daarbij geen enkele leugen schuwen, inventief inspelen op wat men graag wil horen. Eenmaal aan de macht pas hun ware aard onthullen.
Hanna Arendt (1906-1975 ) die als Jodin moest vluchten voor ideologische ontsporingen die zich waar wilden maken. Na de oorlog het proces volgde tegen Eichmann, een van de uitvoerder daarvan. De banaliteit van het kwaad noteerde, de politiek maatschappelijk bureaucratische onverschilligheid van mensen, die anderen compleet aan hun lot overlaat, hun problemen bagatelliseren, negeren, ontkennen.
De heerschappij van de stem van het volk, die van de algemene wil van de meerderheid, was voor Hanna Arendt dan ook een gruwel. Politiek moest zich dan ook nooit baseren op een ideologie als socialisme, liberalisme. Maar diende uit te gaan van de pluraliteit van een gemeenschap, het rekening houden met de menselijke diversiteit, met alle minderheden, en de gegeven historische situatie. Hoe en met wat voor democratie, dat wist zij niet nader uit te werken. In elk geval dus weg met de tirannie van kijkcijfers en opiniepijlers, de uitslagen van enquêtes en referenda, de stem van de angst en de roep om verlossing.
Samenlevingen die een zwart gat hebben van waaruit geen terug meer mogelijk is. Kate Raworht die haar boek ‘doughnut economics’ (2017) ze vergelijkt met zo’n koek met een gat. Dat niemand in z’n gat terecht mag komen. Daarvoor te behoeden met uitkeringen, subsidies, toeslagen, schuldsanering. Blinde systemen met algoritmen die geven en nemen. Met regels als fout formulier = fraude = boete = boete = boete tot in zo’n gat. ‘Deze brief is automatisch gegenereerd en kan niet worden beantwoord.’ Het banale kwaad van kunstmatige intelligentie. Die de mens mist als leiding gevend en verantwoordelijk principe.
‘Filosoferen is verworden tot diepzeeduiken in het duister van de oceaan van al het door de tijden heen geschrevene, een in vele verledens tastten naar passende waarheden om veilig in te kunnen geloven. We leven in een betekenisloze hyperwerkelijkheid’. Jean Baudrillard. ‘Alles kan en alles mag waar zijn en we zijn van elke moraal bevrijd’. Er zijn geen taboes meer, er is alleen nog het feest van opwindende leegte, de hel van almaar hetzelfde, van weer een Kerstmis, Pasen, koopzondag. Identiteit dat reclame, merken, mode is.
In die diepdonkere diepzee van woorden ze lukraak grijpen en rijgen tot zinnen zonder zin. De Alan Sokal affaire. Alan Sokal (1955) die een nepartikel met zinloze beschouwingen opstuurde naar een gerenommeerd academische tijdschrift, dat gepubliceerd kreeg en met vervolgens veel internationale aandacht en waardering. De filosofen die vinden dat je ze meerdere keren moet lezen wil je ze kunnen begrijpen. Lege codes die circuleren in een systeem van betekenisloosheid. Verhalen woorden die niet begrepen willen worden. Om het daarin verdwaald zijn verhullen. Je in een museum vergapen aan een gepatenteerde kleur.
Praktisch
volmaakt.
Het praktisch bruikbare dat we ontwikkelen tot op het praktisch volmaakte. We daarbij gaan tot het uiterst mogelijke, maar beperkt tot het goed bruikbare. Het uiterste in ascese. Het praktisch volmaakte. Voor een bepaald doel. Koffie zetten, muziek maken, oorlog voeren, insecten verdelgen, een ziekte genezen.
Het uiterst mogelijke dat voor het materiële, dus voor alles waarmee ons materieel verlengen wordt bepaald door de natuurwetten. Voor ons maatschappelijk bestel door de wetten van de mens, z’n driften en instincten en z’n ‘mens zijn’. De mens die in samenwerkingsverbanden mede materiële verlenging is van anderen. Zelfdenkende materiële verlenging. De eerste georganiseerde samenlevingen die al slaven hadden. Boeren horig aan hun land, dat heersers zich hadden toegeëigend. Hoog georganiseerde bedrijven die functioneren door samenwerkende expertise, opgeleide mensen die aan elkaar zijn toegevoegd. Een wederzijdse verlenging als ze ieders belangen dienden. De bedrijven waarin het leuk verdienen is en carrières maken. Kapitaal dat rendeert door er mensen aan toe te voegen. Arbeid beloont aan zich horig kan maken.
De elektromagnetische programmering van ons brein dat mede materiële verlenging is. De inhoud, de betekenis, naar wat ons verteld wordt en we ons eigen maken voor de taal waarin we leven. ICT met dominant verleidende verhalen.
Materie die zich inmiddels laat programmeren. Kunstmatige intelligentie. Die leeft in een taal van enen en nullen, mechanisch en daarmee foutloos, burn - out loos, onvermoeibaar. Intelligentie gespeend van enig vermogen van beleving, strikt blinde materie zonder zin in zichzelf. Die aan en uit kan. De mens altijd nodig heeft als leidend en zingevend beginsel.
Zelf denkende materie met inmiddels al mensen als materiële verlenging. Uber die niet zonder chauffeurs kan, de online - handel niet zonder orderpakkers en bezorgers.
Bedrijven die alleen het aandeelhoudersbelang kennen. Waarvoor de maatschappij secundair is. Werknemers middelen zijn, materiële verlenging, betaald al naar de actuele marktwaarde. Groei-economieën die afhankelijk zijn van volledige werkgelegenheid, van kopen, kopen, kopen, het iedereen daaraan horig houden.
Al deze producten van ons denken en bedenken die streven naar het praktisch volmaakte voor gestelde doelen
Materiële verlenging heeft zin naar de taal waarin we leven. In de natuur is leven primair uit op overleven. Binnen een ecosysteem waarop de evolutie ze heeft afgestemd. Het verhaal van Charles Darwin (1809-1892) over de natuurlijke selectie door wisselvalligheden van het lot. Dat bij de voortplanting toevallige verschillen in eigenschappen die soms winnaars maken. De bruine beer die zo op de witte Noordpool evolueerde tot de ijsbeer. De bleke mens die het in noorden met weinig zon het beste deed. De evolutie die op het steeds betere en complexer uitkomt.
Een verhaal dat ook op gaat voor de evolutie door ons. George Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) die dit verhaal van Darwin zag als de weg naar de ultieme waarheid voor de samenleving. Naar een dialectisch proces. Waarin tegenstrijdigheden, onvolkomenheden noodwendig leiden tot nieuwe ideeën, oplossingen, en dan steeds betere. De antithese die bewijst dat een these onwaar is, en leidt tot het zoeken naar de synthese, de overbrugging van beide. Een synthese die als these weer een antithese wordt, enzovoort. Tot op het ultieme, het bereiken van de eindsynthese en daarmee tot de voltooiing van dit proces.
Filosofisch door hem bezien dan ook het einde van de menselijke geschiedenis. De metafysica van de volmaakte kennis aan het einde onzer tijden. In een taal van de absolute wereldziel. Volgens hem van uit iets hogers dus.
Filosofisch bezien dan ook het einde van de menselijke geschiedenis. De metafysica van de terminale kennis aan het einde onzer tijden. De evolutie van onze tijdelijke waarheden op weg naar de absolute in de wereldziel besloten. Waarbij die tijdelijke nooit helemaal fout zijn maar wel steeds beter kunnen, altijd slechts een deel maar wel een steeds betere van de waarheid dekken.
Een verhaal waarin ook ons ‘mens zijn’ noodwendig belandt op een eindsynthese. Dwars op het idee van dat die uiteindelijk het leiding - en zingevend principe wordt van die eindsynthese. De resultaten van de evolutie door ons heen van het materiële die we steeds meer vrij naar eigen zin en zaligheid benutten.
Innovatie in de techniek dat eveneens een dialectisch proces van these, antithese, synthese is. Het simpel beginnen met een product om vervolgens de minpunten zien te elimineren en steeds meer pluspunten er aan toe te voegen.
Een verhaal technieken waar maken tot op een eindsynthese. Producten die we al als praktisch volmaakt beleven, niet zo heel veel beter hoeven. Vaak ook niet kunnen. Die belanden op hun eindwaarde, eindsynthese. Met dan de mogelijkheid tot eeuwigheidswaarde, heel lang meegaan, duurzaamheid zijn. Het twee maal EW = EW2 . Het praktisch volmaakte op die waarde. Waarmee de autonome mens ieder voor zich leeft en zo z’n eindsynthese bepaalt.
Met in zich de noodwendige afronding van die evolutie door ons heen van al het materiële dat we aan ons toevoegen. Van alles wat we kunnen maken, produceren. De inleiding van de transitie en consolidatie van de huidige economie. En bezinning op wat we daarmee willen.
Aristoteles (384-322 vCr) die al nadacht over het doel van het levenloze, het materiële. Dat zag vanuit de doelstellingen van mensen. ‘Alles heeft een universeel natuurlijke functie en die probeert waar te maken. Daarbij is logisch redeneren de natuurlijke functie van de mens, en diens streven gericht op goed en deugdzaam redeneren’.
Een deugdethiek die evolueerde tot de moraalfilosofie. Het wezen van de materiële dingen is z’n universeel doel. Er is een fundamentele waarheid achter de dingen van onze alledaagsheid. De mens is daarmee naar een hoger iets. Waarbij het zuivere ‘mens zijn’ streeft naar een goed en deugdzaam leven. De voorwaarde voor een eerlijke economie en samenleving. Met een gerechtvaardigd streven naar bezit van materiële middelen om die samenleving steeds beter waar te maken.
Een streven dat kan ontaarden in een doel op zich en daarmee die rechtvaardige samenleving om zeep helpt. Koning Midas die door zijn hebzucht alles wat hij aanraakte zag veranderen in goud.
Aristoteles voorzag al de consequenties van het feodale, van de monopolisering van bezit, in de Middeleeuwen die van het gemene land, later van het commune in veel landen, in de moderne tijd die van de arbeid door het kapitaal.
Het verhaal van het doelgericht denken, de leer van het doel, de teleologie, dat de natuurlijke gang van zaken een doelmatige is. Het doel van een fluit is muziek maken. De beste fluit is dan ook voor de fluitist die daarmee de beste muziek maakt. Het doel van de politiek is een deugdzame samenleving. De macht dus aan hen die dat het beste weten waar te maken. Iedereen moet krijgen wat hij of zij verdient en wordt daarmee ook eer bewezen. Sommigen zijn vooral geschikt om slaaf te zijn, en verdienen dat dus. Werken was in zijn tijd vooral iets voor slaven. Een verantwoording van dit fenomeen die Aristoteles later wel heeft betwijfeld.
Een verhaal waaraan de mens is toegevoegd, een teleologie die z’n vrijheid in de weg staat. Want wat is deugdzaam en wie bepaalt dat? Dat een motivering werd voor feodalisme, waarin de besten, vooral dus de sterksten, de macht verdienen en die we daarmee dienden te vereren, te adelen.
Noodwendige processen die in de wereldziel besloten liggen. Met de mens als een van z’n actoren, tijdelijk daarvoor functionerend. ‘Alles in het universum, de natuur, is één,’ Baruch Spinoza (1632-1677). En dat ene is God.’ Deze werkelijkheid is oneindig en naar z’n eigen wil. Alles, en dus ook wij mensen zijn een expressie van die natuur. De mens heeft daarin ook geen vrije wil. Denkt wel vrij te zijn, maar is in feite alleen maar zich bewust van z’n denken en het daarnaar handelen. Manifesteert zich in en naar deze natuur wel naar eigen rede, autonoom, en niet naar enige openbaring of profetie. Leeft in en naar z’n eigen te verantwoorden taal.
Spinoza zag de natuur als goddelijk en daarmee in essentie goed en volmaakt. Naar die natuur is dan ook voor alles het volmaakte mogelijk. Als we er maar voor weten te kiezen.
Als radicaal natuurfilosoof wordt Spinoza tevens gezien als inleider van een atheïstisch materialisme, met een noodwendig lot al besloten in de oerknal. Die z’n voltooiing zoekt in het praktisch volmaakt materiële mogelijke naar z’n natuurwetten. Ingeleid met een blinde evolutie. Die met de mens ziende en zingevend werd, en voor diens verantwoordelijkheid.
Karl Marx (1818-1883) ging door op de dialectiek van Hegel. Een een hoger en duister willen dat was uitgekomen op de noodlotsgeschiedenis van het proletariaat, hun gevangen zitten in structuren en systemen naar gewilde machten van bezit en productieverhoudingen. Een fatale antithese die vroeg om een verlossende these en uitzicht op een eindsynthese, een volmaakte voltooiing van de geschiedenis, een waarheid die iedereen uiteindelijk vrij zou maken. De mens als noodlotsfiguur in de evolutie naar zijn ‘Das Kapital’.
Maar tevens als materiaal voor dit ideaal, dat alle middelen en dus ook mensen heiligde. Een proces dat iedereen uiteindelijk vrij en gelukkig zou maken. een eindsynthese zonder weer een antisynthese, dus niet meer te bekritiseren. Een gedicteerd geluk. Die van geleide staat, met de tendens te ontaarden in dictatuur.
Hegel en Marx die zich ook anders laten lezen. De evolutie van de verhalen voor ordening van samenlevingen. Het leren van wat verkeerd gaat en dat proberen op te lossen. Van wat is dat niet mag zijn. Als het mogelijke van alles wat we maken voor onze materiële verlenging tot op EW2.
Een proces ook van kwaliteitsborging. In de twee wereldoorlog ontwikkeld voor wapentuig. Een kapot geschoten onderdeel dat een hele tank uitschakelde, het reserveonderdeel dat dan altijd moest passen, foutloos geproduceerd moest zijn.
William Edwards Deming (1900-1993) die Japanners na de bezetting daarover vertelde: doen wij Amerikanen zo. Gingen zij dus ook doen. De Japanse auto’s die daarmee de wereld veroverden, die zowel beter als goedkoper waren. Hun camera’s die de Duitse van de markt veegden.
Alles in één keer goed doen en marktconform, dat zowel goedkoop als uiterst concurrerend is. Dat geen afkeur, afval kent. Het kwaliteitsproduct dat de markt beleefd als praktisch volmaakt en graag koopt. Kwaliteit gedefinieerd als wat de markt wil en kan betalen. De auto in vele prijsklassen. Bedrijven die op vrije markten alleen nog bestaan bij de gratie van kwaliteit.
Foutloos produceren wat de markt wil. Door alles wat fout gaat te elimineren. Een mentaliteit vanaf het management tot op de werkvloer.
Timmerlieden die hout aan elkaar spijkeren, al lang en zonder klachten, tot ze ineens het hout zien spijten. Die zich melden zich als eigenaar van dat probleem. De nodige expertise krijgen toegewezen om het op te lossen. De oorzaak te zoeken bij de vier M’s: mens – middel – methode - materiaal. De mens, een gebruikelijke eerste conclusie. Maar gestel: het bestelde hout is niet meer goed spijkerbaar. Verkoop merkte dat de markt een andere soort prefereert. Liet inkoop de verlangde houtsoort aanschaffen. Die echter vraagt om een andere methode van verbinden. Innoverend denken, bedenken, beproeven, uitrekenen wat het kost tot op de oplossing. De hal met timmeraars die vervangen wordt door een lokaal met een paar operators van een apparaat dat automatisch alle houtsoorten weet te verbinden. De concurrentie die dit niet kon bijbenen, niet wist te beschikken over de nodige expertise, de financiële middelen, die het lootje legt.
Een proces dat leidt tot steeds betere kwaliteit, het gaan tot op het uiterste, de eindsynthese, eindwaarde voor het betreffende product. Het enige bedrijf in de wereld voor machines voor de ultieme chip dat in Nederland staat. Staal gewalst in IJmuiden dat ze in de VS niet kunnen maken. Inmiddels dan ook gevrijwaard van ‘American first’.
Kwaliteitsborging dat voor alles wat we maken en organiseren mogelijk is. Dat begint bij een management dat daarin gelooft en die wil luisteren naar de werkvloer. De problematiek van klokkenluiders, de stem van het volk.
Een proces dat geld kost en tijd vraagt, de nodige expertise, innoverend vermogen, geld om te financieren. Bedrijven die daarin falen die failliet gaan.
Al deze inspanningen en dit lot die te vermijden zijn als kwaliteit niet nodig is, de markt die niet kan afdwingen, er sprake is van monopolies. De te kleine krotwoning die dan te duur is te verhuren. De prijzen van gepatenteerde medicijnen die dan de pan uit reizen.
Kwaliteitsborging vooral te richten op wat chronisch fout gaat, continu schade veroorzaakt, elke dag geld kost. Incidentele fouten, die weinig voorkomen vallen meteen op. Wat continu mis gaat, waaraan men gewend is, dat er nu eenmaal bij hoort, waar gewerkt wordt vallen spaanders, dat genegeerd wordt.
Vrije markten dwingen kwaliteit af. Voor zover bedrijven technisch en financieel daartoe in staat worden gesteld. Gas- en olieconcerns zullen alleen omschakelen op waterstof als daarvoor een markt ontstaat, de technieken toegestaan worden. Overheden die ze vaak in de weg staan. Nederland dat zomaar van het gas af wil. Regelgeving die kerncentrales uiterst kostbaar maken. Besluiteloosheid die de oplossing van het tekort aan woningen in de weg staat.
Kwaliteitsborging met als perspectief het praktisch volmaakte. Doorborduren tot op het uiterst mogelijke, maar beperkt tot het praktische en betaalbare. Het uiterste in ascese als eindwaarde.
Kwaliteitsborging waarmee we ook ons onze economie afronden, consolideren. Het fotorolletje dat het moest afleggen tegen de geheugenkaart en de cloud. De afdrukcentrale tegen de printer thuis. De camera die het mobieltje werd. Z’n eigen specifieke markt moet zien te vinden. De meeste foto’s die niet verder komen dat op een scherm.
De auto op aardolie die elektrisch wordt, veel eenvoudiger, met weinig onderhoud. Die op weg is naar z’n eindwaarde en met steeds meer eeuwigheidswaarde. De daarop gerichte bedrijven die moeten afbouwen.
De ledlamp die de gloeilamp van de markt veegde, door z’n lange levensduur nauwelijks nog een vervangingsmarkt heeft. Het bewust deze ontwikkelingen tegenwerken met wegwerpproducten. Negeren dat één oplader voor elektrische apparaten ook mogelijk is. Apparaten bewust niet maakbaar maken.
De banaliteit van de zorgeloze markt die alles zoals het is over zich heen laat komen.
Eindwaarden
met eeuwigheidswaarde.
Ecosysteem aarde, een erfenis door de tijd heen van vele generaties van onze voorfamilies. Tot op de mens voor alles en iedereen een gemene zaak, op eindwaarde met eeuwigheidswaarde. Door de mens onteigend voor z’n evolutie daardoorheen. Die weer uitkomt op een erfenis over z’n generaties heen op eindwaarden met eeuwigheidswaarde.
De ontwikkeling van alles tot op het praktisch bruikbare dat uitkomt op EW2.
De producten die hun evolutie door ons heen gehad hebben. Waarvoor niets wezenlijk nieuws te bedenken valt, innovatie over is. Die als we ze eeuwigheidswaarde geven eindeloos meegaan, en dan een erfenis presenteren door de tijd heen zijn. Steeds meer van het materiële dat we maken dat al op die waarde zit.
De transformatie van maken en consumeren naar bezitten en onderhouden. Van loon naar werken naar rendementen van bezit. Dat op EW2 gebracht en afbetaald z’n kosten beperkt tot beheer en onderhoud. Een inkomen realiseert in de zin dat we er niet meer voor hoeven te werken om het te kopen. De eigen woning die je de huur, z’n hypotheek bespaart. De met belastingen afbetaalde openbare voorzieningen en op die waarde gebracht, die weinig belastingen vragen.
De werkgelegenheid die verschuift van maken naar dat beheer en onderhoud. Eveneens tot een minimum te beperken. De weldoortimmerde woning op EW2 die nauwelijks nog onderhoud vergt.
Bedrijven die hun middelen voor productie op EW2 hebben en afbetaald, die de kosten daarvan beperkt zien tot beheer en onderhoud, die uiterst concurrerend zijn.
De evolutie van het universum die uit kwam op die ruim negentig natuurlijke elementen op EW2. Waarmee het leven op aarde resulteerde in een ecosysteem op die waarde. De evolutie door ons heen die dat systeem volledig daarvoor heeft inzet, zich heeft toegeëigend. Waarin we al het niet tot onze soort behorende en die dienende als onkruid en ongedierte elimineren. Een systeem dat als antwoord daarop zich van ons wil ontdoen.
Als antwoord daarop een wereld door ons heen op EW2. Alles wat we produceren en niet meteen verbruiken duurzaam maken. Vrije markten die het voor zeggen hebben die daarop uitkomen.
Een ontwikkeling die resulteert een almaar toenemende erfenis over de generaties heen. Voor zover gezamenlijk gerealiseerd dan ook gezamenlijk te vererven. Een democratisch standpunt. Een erfenis die dan voor iedereen een basis van bezit en daarmee inkomen wordt. Een zekere basis voor verdere ontplooiing. Een gelukkig leven in hoeverre daar een eigenwaarde tegenover is te stellen, men er wat mee weet te maken. De schrijver die dan al voldoende heeft aan pen en papier.
Een gezamenlijke erfenis die een zeker herstel van het commune betekent, een gemene zaak. Een algemeen bezit te beveiligen tegen het huidige dominant private. De communistische experimenten die bij hun afgang al het naar hun principe publieke zagen toegeëigend door een aantal oligarchen. De gezamenlijke erfenis die voor belangrijk zal bestaan uit het onroerende. Met het monopolie van z’n plek. De ontwikkeling van iedereen een eigen woning die inmiddels stagneert door het op grote schaal daarin beleggen. Het grote geld dat zo in de grote steden leuk weet te rentenieren. Voor rekening van allen die daar werken en een onderkomen moeten huren.
Een transitie met uiteraard consequenties voor de huidige economie, vooral gebaseerd op maken en verbruiken, en werken om te kunnen consumeren. In de welvaartslanden met het streven naar continue economische groei om volledige werkgelegenheid te kunnen handhaven.
De taal
van de economie.
Boeren die tussen zaaien en oogsten tijd hadden om hun producten te verwerken, garens te spinnen en weven. Mensen met ruilmiddelen, geld, die ze opkochten en transporten organiseerden naar markt die ze graag willen hebben. De zijderouten van het naar het Midden Oosten en Zuid Europa.
De inleiding van het kapitalisme, het met geld handelen en daarmee geld zien te verdienen. Afhankelijk van de markt, het kunnen verkopen, en wat die wilde en kon betalen. Dat zich ontwikkelde door te investeren in materiële middelen die arbeid meerwaarde gaven. De boeren die in bedrijven gingen werken.
Kapitalisme dat leidde tot privaat bezit, van geld en wat daarmee te koop was. Middelen voor producties, roerende en onroerende goederen, land, mensen. Mensen horig aan het land, die moesten werken wilden ze overleven, slaven.
‘Kopen en verkopen tegen rechtvaardige prijzen’. De introductie van een economische moraal, door Aristoteles (384-322 vChr) Die in zijn tijd het kapitalisme zag ontstaan. En de problemen daarvan onderkende. De willekeur van de markt en het streven naar monopolies. Die daarop reageerde met zijn ethiek van een goed en deugdzaam leven. ‘Het materiële als middel en niet als doel om daarmee zoveel mogelijk winst te maken’.
Arbeid schept eigendom, met het kapitalisme als uitkomst. De kapitalist die investeert in middelen om met arbeid geld te verdienen. Een systeem dat zorgt voor werkgelegenheid, samenlevingen in staat stelt geld te verdienen.
‘De elite is bepalend voor de economie van de samenleving. Die weet immers hoe daarin de hazen lopen en zijn te vangen. Dient dan ook die economie te beheersen, het gezag daarover te hebben’. Plato (427-347 vCr) Die vond dat alleen deze mensen in staat waren z’n republiek te besturen. Bij geboorte daartoe al in staat waren, uit de nesten kwamen die daartoe opleidden. Het gewone volk zag ook de hazen lopen maar wist ze niet te vangen.
De min of meer naar normen en waarden geordende economie. Met kasten en gilden. Waarin geld met geld verdienen een doodzonde was. De adel zich verre hield van handel. Met het gezag, en daarmee de overheden, vooral gericht waren op de belangen van het kapitalisme. De basis van de welvaart van hun landen.
De Europese zeevarende naties die het oorlogskapitalisme introduceerden, de handel met geweld. Kolonies die gedwongen werd zowel te leveren als af te nemen. De opiumoorlogen ter ondersteuning van de handel in drugs, het monopolie van de VOC. De vloten die Amerika ontdekten en daar goud en zilver roofden, Nederlanders die De Spaanse zilvervloot kaapten.
De kolonisatie van de Amerika’s die enorm veel land beschikbaar maakte voor plantages met exotische gewassen als suikerriet, tabak, katoen. Door genocide vrijwel zonder arbeidskrachten. Alleen rendabel te maken met slaven, te koop in Afrika. De katoen, verbouwd met slaven in de VS, industrieel verwerkt in Europa en afgezet in India, met eliminatie van millennia oude ambachtelijke kasten adaar. Sven Beckert in zijn boek ‘Katoen’ 2013.
Inmiddels gekanteld door die zelfde globalisering. De verhuizing van producties naar het nog goedkope verre oosten. Met nu in de welvaartslanden koopkrachtige markten.
‘Welke krachten beheersen de economie en welke politiek is de juiste, de meest rechtvaardige?’ Met voor het liberale gedachtegoed tot op heden inspirerend het verhaal van Adam Smith (1723-1790): ‘Als iedereen zijn eigen belang nastreeft dan wordt daarmee ieders belang gediend.’ Ondernemingszin met als doel rijk te worden zorgt voor zowel producten als voor werk en daarmee inkomen om die producten te kunnen betalen. Dat streven wel in concurrentie met elkaar’. Die dwingt tot zo goed en goedkoop mogelijk produceren.
De zegeningen van de vrije markt zonder monopolies en met volop competitie. De universele hebzucht als filantropisch geschenk voor de samenleving. Adam Smith pleitte tevens voor een strenge marktmeester om die systeem vrij van monopolies te houden, het systeem eerlijk te houden.
De formule voor welvaart in liberale landen. Waarin deze vrije marktwerking mogelijk is. De markt die onderneemt, initiatieven ontplooit en al naar presteren wordt beloont. Starters die geld kunnen lenen van spaarders. De formule die gecombineerd met de globalisering die ontwikkelingslanden kansen bood op welvaart. Een systeem dat vrij algemeen als winnaar wordt beschouwd in de competitie met geleide economieën.
Een verhaal dat faalt zodra er sprake is van een monopolie die de onderlinge competitie, concurrentie uitschakelt. Het kapitalisme dat met privaat bezit ze graag creëert. De marktmeester, gebruikelijk overheden, die dan corrigerend moet optreden. Patenten en auteursrechten te regelen zijn. De openbare voorzieningen een zaak van overheden zijn. De weg, de brug. tunnel van A naar B die altijd een monopoliepositie heeft. De inmiddels daardoor ontstane grote verwevenheid van markt en overheid.
Het verhaal van Adam Smith betekende tevens het einde van de gilde, de garantie van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid, een rechtvaardige prijs. De filosofie van de solidariteit. De zorg voor de naasten werd het ieder voor zich en God voor ons allen. De overheid die zich kon zich beperken tot het handhaven van recht en orde, het garanderen van vrijheid voor die hebzucht. Resulterend in de ideologie dat alleen de markt het moet doen.
De individuele mens die in dit verhaal centraal staat. ‘De geest is bij de geboorte nog onbeschreven, een schone lei, een ‘tabula rasa’ John Locke (1632-1704) . ‘Al onze kennis is naar wat we verteld krijgen en naar eigen ervaring. Er is geen aangeboren kennis.’ Hij zag de mens volkomen vrij en verschoond van iedere noodwendige algemene wil, van onbewuste invloeden, ingebouwde archetype, deterministische lotsbestemming. Volgens hem was deze vrijheid van leven en bezit een van hoger hand gegeven natuurrecht. Een persoonlijk recht dat alleen te garanderen viel samen met anderen, door een gezamenlijk gekozen overheid. Functionerend naar een overeengekomen ‘sociaal contract’. ‘Dat bepaalt wat we gemeenschappelijk doen’.
‘Een contract dat nooit meer kan zijn dan naar de mogelijkheden van z’n tijd. Samenlevingen zijn nooit te vervolmaken, moeten zich neerleggen bij het actueel pragmatische.’ Het politiek liberale standpunt. Het liberalisme met het accent op het grondrecht voor iedereen van vrijheid en eigendom. Voor zover de uitoefening van die vrijheid die van anderen niet schaadt.
‘Arbeid creëert welvaart en rijkdom, maakt woeste gronden voor de mens bruikbaar, delft grondstoffen voor wat we nodig hebben. Arbeid maakt wat we wat we nodig hebben en is voor alles prijsbepalend. Alleen arbeid geeft het gemene materiële z’n waarde en schept zo eigendommen. Die dan ook altijd die arbeid moet toekomen.’ De motivering van het persoonlijke en daarmee private bezit van John Locke. ‘Alles wat de mens met arbeid ontrekt aan z’n natuurlijke toestand wordt persoonlijk eigendom’.
Een verhaal dat tevens de rechtvaardiging werd van kolonisatie van gebieden waarin de mens zich beperkte tot het natuurlijke, daar niets mee deed en dus de ontwikkeling van welvaart en rijkdom in de weg stond. Alsmede voor de onteigening van het gemene, het land dat bleven naar tradities die elke ontwikkeling in de weg stonden. Het zich toe-eigenen van de gemene gronden in veel Europese landen. Het verjagen van de indianen van hun gezamenlijke jachtvelden daarmee moreel verantwoorden. Het stelen en roven van nutteloos besteed goud en zilver in Zuid Amerika dat een economisch juist handelen werd. Het verjagen van kleine boeren van hun akkers voor grootschalige landbouw of winning van delfstoffen, ze komen nog steeds de economie ten goede.
De moraal van profiteurs in de maatschappij. De Engelse kostuumdrama’s op tv uit die tijd die hun leuk leven illustreren voor rekening van de eens ‘commons’ in Engeland. Waarop schapen het vaak beter deden dan boeren. Geen probleem want die konden terecht in de opkomende industrie. Samen met hun kinderen, bespaarde weer op onderwijs. Een land waar de bevolking nog steeds niet mag weten wie wat daarvan bezit. Nog geen vijfhonderd mensen die negentig procent van Schotland in eigendom hebben. ‘Brexit dat de grondbezitters van Engeland gredt ‘. NRC 1 20202.
De piramides van Egypte die het product zijn van gezamenlijke arbeid. Zij De die de stenen versjouwden en stapelden. De steenhouwers die ze op maat hakten. De schrijvers die ze van teksten voorzagen. De vrouwen die deze mensen grootbrachten. De boeren die ze te eten gaven. Met uiteindelijk een bezit voor vele eeuwen. Dat toen de farao’s zich toe-eigenden. Dat nu het toerisme ten goede komt.
Alles wat de economieën voortbrengen is het product is van gezamenlijke arbeid. De revenuen daarvan dan ook gezamenlijk te verdelen en ook gezamenlijk te vererven. Het principe van Locke.
‘Een samenleving moet rechtvaardig en eerlijk zijn’, John Rawls (1921- 2002). Die niet alleen funderen op de natuur van mens, z’n genen, geniale hebzucht, maar mede op z’n vermogen tot zuivere rede. ‘Die ons in staat stelt tot autonoom en naar eigen verantwoording ethisch handelen’. Het sociaal contract denken, in de VS het liberalisme genoemd, in Europa het sociaal liberalisme en de sociaal democratie.
‘De samenlevingen zijn gebaseerd op de productie van goederen en diensten en een systeem van ordelijke distributie’. Robert Heilbroner (1919-2005), een Amerikaans econoom met een grimmige kijk op de huidige economie. Maar wel hoopvolle visies voor het kapitalisme. ‘Veilig te stellen door een disciplinering met overeengekomen gedragsregels, anders en beter te ordenen dan nu, voor de zelfvoorziening van samenlevingen’. De economie die niet zonder een strenge en rechtvaardige marktmeester kan. Overheden die als het er op aankomt krachtdadig moeten optreden.
Al een eeuwenoud uitgangspunt van heerlijkheden met boeren en ambachtslieden en een economie van lokaal uitwisselen van producten en diensten, van ruilhandel. Met voor hun heersers, overheden die taak. De kerken die daarop toezagen, de normen en waarden stelden.
Dat drastisch veranderde met de introductie van het kapitalisme. Dat z’n ruilmiddel geld een eigen leven liet leiden. Elk product dat de vrucht is van arbeid. Landbouwgronden en bodemschatten leveren alleen meerwaarde door ze te bewerken en delven. Geld dat van die meerwaarde gerealiseerd door arbeid handelswaar maakte. Kapitalisme dat de arbeid beroofde van z’n vruchten.
Maar ook kapitalisme dat kapitaal en arbeid samen laten delen. De bedrijven die zorgen voor betaald werk om hun producties af te nemen. Iedereen laten profiteren van het meerwaarde-effect van dit systeem. In Nederland waarin nog niet zo lang geleden negentig procent van de revenuen van bedrijven naar de lonen ging. Inmiddels wel teruggelopen naar zo’n zeventig procent.
‘Een systeem van eeuwenoude zelfvoorziening, dat werd verstoord door de opkomst van loonarbeid en de introductie van geld. Met voor velen het verlies van het recht op overleven door het ieder voor zich en het wegvallen van wederkerigheid.’ Ivan Illich (1926-2002). Hij voorzag een langdurige oorlog zowel daartegen als voor het behoud ervan. ‘De gemeenschap versplintert tot losse individuen afhankelijk van arbeidsmarkten en persoonlijke mogelijkheden, posities, kwalificaties tot eigen initiatieven, de plek waar men geboren wordt.’
‘Traditioneel is ‘het gemene’ een morele beleving van de betreffende groep’. Marcel Mauss (1954). ‘Daarbij behoren ook het accepteren van giften en het onderhouden van goede relaties’. Het naborschap in dorpsgemeenschappen, de mantelzorg, de uitwisseling van geschenken bij huwelijken, ontvangsten, alle bedoeld om de groep bij elkaar te houden.
Claude Lévi-Strauss (1908-2009). ‘Wie niet geeft wie niet leeft’. Manifest in de vele clubs, verenigingen, vriendenkringen, carnaval, vuurwerk met oud en nieuw.
Ralf Dahrendorf (1929) : ‘Stel economische vrijheid boven gelijkheid, maar onder voorwaarde van een voor iedereen gelijke grondslag, startpositie, geborgenheid. Zowel naar de natuur als geboorte is de mens oneerlijk bedeeld. Dat zien als een natuurlijk gegeven, de wil van hogere machten. Of kiezen voor een politiek die iedereen het recht geeft op autonoom zich zelf zijn naar eigen vrije rede en aanleg. Het in de verzorgingsstaat iedereen meenemen. De chirurg mag rijk worden van medische pech van anderen omdat we die kosten samen delen, verzekeren. Onderwijs voor iedereen tot op het hoogste niveau, opdat geen potentiële Mozarts, Einsteins verloren gaan. De economie niet naar de natuur maar naar de menselijke ratio en rede.
Een kapitalisme naar ons vermogen tot zuivere rede. Internationaal ingeleid met de formulering van de mensenrechten door de Verenigde Naties. ‘Het recht op autonoom denken en vrije meningsuiting, recht op voedsel, inkomen, onderdak, scholing. Het recht van naties op zelfbeschikking en beheer van eigen grondstoffen, op een eerlijke welvaartsverdeling’. Door iedere natie op eigen wijze te realiseren en al z’n inwoners te garanderen. De autonome mens primair stellen en elk systeem secondair en daarop gericht. Een internationaal overeengekomen bedding voor het kapitalisme, dan wereldwijd op weg is naar een zegen voor iedereen. Voor zover conservatieven dit streven niet in de weg staan, populisten het niet bederven.
De formule voor modern ondernemen: - innovatie en design in concentraties van gespecialiseerde kennis - presentatie en verkoop in handelscentra en op internet - productie in daarop gespecialiseerde en goedkope regio’s - afrekenen in fiscaal gunstigste landen. Het moderne kapitalisme dat zich onttrekt aan de regelgeving van naties, die ze zelf stelt, met als enige inspraak die van afnemers, dat met internet de hele wereld tot markt heeft. Veel producten daadoor assemblages van wereldwijd geproduceerde onderdelen. Een ondernemen dat bij succes leidt tot grote winsten en daarmee extreme vermogens. Buiten de nationale gemeenschappen die ze mogelijk maken om. Het verhaal van de wereldwijd een paar procent miljardairs. Van de wereldeconomie met volop kansen voor landen die het willen maken.
‘Individuen hebben hun rechten en niets en niemand mag daar inbreuk op maken.’ Robert Nozick (1938) . Het individu als volledig eigenaar van zichzelf en van wat het daaraan weet toe te voegen. Moeilijk zelf te garanderen en te beveiligen. Vraagt daarom altijd om een contract met anderen om dit samen te doen. Maar beperkt, de minimale staat dus. Belasting laat je werken voor anderen en is dan ook een vorm van slavernij. Vrijheid voor hen die het allemaal zelf weten te regelen, hun eigen fort waar te maken. Wel op legitieme basis, democratisch. En zij die buiten de boot vallen, die zich niet weten te beschermen? Het leven van zij die het gemaakt hebben in compounds.
De Mexicanen die zelf de muur gaan betalen. New Orléans dat tijdens de watersnoodramp de openbare bruggen over de Mississippi afsloot om vluchten naar de hoger gelegen rijke wijken te beletten. In veel landen waar mensen buitendijks wonen, die ze achter de dijken niet willen. Inmiddels afwachtend op te worden weggespoeld.
‘De mens is van nature genetisch zelfzuchtig en moet dat ook mogen. Z’n hebzucht is een natuurlijke kracht in de samenleving, die iedereen ten goede komt en dus goed is. Laat die kracht dus vrij z’n heilzame werk doen, dus ook vrij zijn van overheidsbemoeienissen. Ayen Rand. (1905-!982) ‘Door alle eeuwen heen zijn het de Atlassen, de elitaire vrije en creatieve geesten, die de lasten moeten torsen voor het overleven van de mensheid. Aan ons de taak ze daarvan te bevrijden, opdat ze vrij mogen zijn in waar ze goed in zijn’. In de VS is zij een veel gelezen schrijver.
‘Op mijn leven en mijn liefde ervoor zweer ik dat ik nooit zal leven ten behoeve van een ander mens, noch dat ik dat iemand anders voor mij zal vragen’. De overtuiging van een romanfiguur in een van haar boeken. De mens primair puur voor zichzelf.
De vluchtelingen gaan we niet helpen, weren we met geld en prikkeldraad. Een rijk Europa dat ze emotioneel niet aan kan, ze economisch best kan gebruiken, dat ze naar z’n waarden van eens ook een vluchteling zou moeten omarmen.
‘Ben bijzonder geschokt, kan het haast niet geloven. Er moet een fout zitten in onze overtuiging dat de vrije markt zichzelf beter reguleert dan enige overheid’. De getuigenis van Alan Greenspan (1987- 2006), de waakhond van de banken van de VS, voor een commissie van het congres in 2008, naar aanleiding van de kredietcrisis. Hij was een bewonderaar van de filosofie van Ayn Ran, het absolute geloof in de vrije markt bevrijd van iedere marktmeester.
Realist blijven en autonoom naar je groep, cultuur, tradities. Friedrich August Hayek (1899- 1992). ‘Socialisme, de weg naar horigheid, de van nature unieke mens dwingen tot gelijk zijn’. Het gedicteerde geluk. Sociale politiek en geleide economieën onderdrukken persoonlijke vrijheden. Sociale rechtvaardigheid leidt automatisch tot discriminatie en privileges, tot samenzweringen van georganiseerde belangen, bakt politici op hun pluche. ‘Daarom de maatschap baseren op de daarin aanwezige spontane zelfregulering. Met wel democratie als grondslag, en het marktmechanisme als de spil van de economie. Die immers producties volmaakt afstemt op wat mensen willen en de prijs laten bepalen naar wat de markt er voor over heeft’.
‘Het idee van de zuivere rede, het rationalisme, als middel om te komen tot die afstemming, om de natuurlijke instincten te beheersing, fatale hoogmoed van linkse denkers’.
Zijn reactie op het communisme en nationaal socialisme die hun verhalen niet wisten waar te maken, heel veel ellende hadden veroorzaakt, die hij in Wenen volop had meegemaakt.
De keuze van het liberalisme voor blind natuurlijke van eigen belang en de hebzucht in de mens als sturing van de economie.
Het liberale denken dat zich als de grote winnaar zag van het communisme en het fascisme, het dirigisme. In de vrije westerse met een accent op democratie en mensenrechten. Dat zich in 1989 met ‘The end of history’ van Francis Fukuyama (1952) uitriep als beslisser over de elkaar beconcurrerende ideologieën. De mondiale zegetocht van het westers kapitalisme. Het einde van de geschiedenis, de volmaakte wereld. Het liberalisme dat zich ontpopte tot weer een ideologie, die van het neoliberalisme, en dus nieuwe problemen en conflicten.
Het kapitalisme met z’n jojo-effecten. Dat John Maynard Keynes (1883-1946) bracht op de naar hem vernoemde theorie. Dat een terugval in de conjunctuur, een tekort aan vraag, was te compenseren door die vraag te stimuleren met meer overheidsuitgaven. Die uitgaven dus omgekeerd evenredig met die van de particuliere handel, minder privaat meer overheid. De introductie van een marktmeester. Dus toch enig dirigisme, overheidsingrijpen. De bijsturing door de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. De Nederlandse die de economisch misère door het coronavirus financieel te lijf gaat.
Het kapitalisme met inmiddels de problematiek van extreme vermogensvorming en zelfverrijking, en daarmee toenemende ongelijkheid in de welvaartsverdeling. Die het welzijn, het geluk van steeds meer mensen bedreigt. Enorme vermogen die met dumping kleine ondernemers van de markt vegen. Die belegd in bezit steeds meer de inkomens van werkend mensen plunderen. De schuldenmaatschappij. Het verhaal van Thomas Piketty (1971).
De globalisering die bij succesvol ondernemen tot enorme winsten leidt en daarmee die grote vermogens. De welvaartslanden met bevolkingen die steeds langer leven en daarom sparen voor de oude dag. Bedrijven die met hun middelen voor productie op EW2 komen en zo met steeds minder behoefte aan te investeren geld. Steeds meer geld door banken beheerd dat niet meer rendeert. Die de kosten daarvoor in rekening gaan brengen. Geld dat dan ook op zoek is naar andere mogelijkheden, die van de schuldenmaatschappij. In toenemende mate zich het gemaakte van de economie zien eigen te maken om het te kunnen verhuren. Het huis met hypotheek, de te leasen auto, producten op afbetaling. Bedrijven die hun middelen voor productie moeten huren, warenhuizen hun onroerend goed. Durfkapitaal dat voor de netten van beleggers probeert te vissen. Monopolies die deze beleggingen die meer goed laten renderen. Beleggers die massaal onroerend goed in overvolle steden opkopen. Falend overheidsbeleid dat voor die monopolies zorgt.
‘Privé bezit dat tevens leidde tot groepsvervorming en daarmee tot groepsdwang en het soort zoekt soort, tot de democratie van het unieke belang en het korte termijn denken’. Bas van Havel, hoogleraar sociale en economische geschiedenis in een NRC van oktober 2016. ‘De vrije markt op weg naar z’n ondergang’. Over de naoorlogse vrij grote gelijkheid waarvan weinig is overgebleven, en waardoor een groot deel van de bevolking z’n politieke en economische vrijheid is kwijtgeraakt. Het ‘a priori’ van het marktmechanisme als enig legitiem middel om de economie te ordenen. Zonder enig bewijs de grondslag van de Europese Unie. Die eist al het coöperatieve te verkopen aan de vrije markt. Waardoor veel familiebedrijven en boerenbezit zullen verdwijnen. Een vrije markt wel voor producten en arbeid maar niet voor grond, onroerend goed, kapitaal. De middelen door de profiterende elites steeds meer benut als investering en belegging, opgepotte rijdom die zich onttrekt aan de vrije handel en vooral uit is om geld met geld te verdienen, te rentenieren. Een elite met daardoor ook steeds meer economische en politieke macht, die media opkopen en daarmee de publieke opinie. De elite in Spanje die na de ontdekking van Amerika rijk werd van het goud en zilver en de lokale economie liet verpauperen. In de zestiende eeuw in Nederland toen rijke stedelingen polders drooglegden en gronden aankochten om te verpachtten, hun te veel geld renderend maakten met kredieten, waardoor ook de economie stagneerde, de reële lonen van arbeiders zelfs lager waren dan in de twaalfde eeuw. Het sinds de jaren zestig stagneren van de lonen in de VS en de vermogensongelijkheid inmiddels op een record. In Nederland de loonsverhogingen op nul, de pensionen omlaag, de beloningen aan de top naar almaar extremer. De puisant rijke clans in olielanden die hun onderdanen in toom houden met geld en fundamentalistische religies. ‘We staan voor een kantelpunt in de economie, en aan de oplossing daarvan zal de nu nog profiterende elite niet meewerken’.
De globalisering waardoor wereldwijd de ongelijkheid afneemt, de vrije markten die welvaart verleggen naar de ontwikkelingslanden. Daar zorgen voor een snel toenemende middenklasse. Waarbij die van het rijke westen fors moet inleveren. Hun superrijken die deze hazen zagen lopen, die ook steeds veel rijker werden. Met als reacties van de verliezers antiglobalisering en populisme. Eigen land eerst en sociaal maar alleen nationaal.
Arm of leuk rijk, dat voor tachtig procent wordt bepaald door waar men geboren is en maar heeft te leven. In een wereld die makkelijk en goedkoop te bereizen valt. Wat leidt tot een enorme migratiestroom naar de rijke gebieden. Die daarom hun grenzen steeds meer sluiten. Terwijl lokale welvaart gebaat is met steeds meer mensen, een groeimarkt.
‘Laat ze binnenkomen maar zonder die rechten, de plicht die zelf zien te verwerven’ Milanovic. (1953) Instemming van Angela Merkel met haar ‘wir schaffen das’, is goed voor Duitsland dat z’n bevolking ziet krimpen. Het verhaal waarbij emoties op hol slaan.
Vrouwen die misschien wel het meeste werken, maar voor een groot deel onbetaald en ondergewaardeerd. Die in de economie nog weinig te zeggen hebben. Mevrouw een eeuw geleden in ons land nog handelingsonbekwaam. Door mijnheer geacht zich te gedragen als zijn vrouw.
De erfenis van de prehistorie, toen we nog leefden in stamverbanden. De mannen die ze aan het werk zagen, de akkers van hun zaad. De vruchten daarvan verzorgend. Daartoe de akkers ploegden, de gewassen oogstten, de dieren voedden. Samen gezeten en wachtend tot het eten klaar was, ze mochten toetasten, het vlees snijden en verdelen, alle tijd hadden om zich hierover te verwonderen, daarover te filosoferen, en te concludeerden dat het zo goed was, kennelijk de wil van hun hogere machten.
De man met een huis en een aantal vrouwen en veel kinderen in een land met naaiateliers en kinderarbeid die gebakken zit. De actualiteit van door rampen getroffen regio’s waar vrouwen het met hun kinderen niet redden. Kindvrouwtjes, bij ons nog op school, een kind aangedaan. ‘Save the children’. Terwijl aan de orde is ‘red deze meisjes’.
Met eens iedereen alles al hebben, de vrouwen loon naar werken, met hun kinderen financieel onafhankelijk, bewust zelfstandigheid, autonoom. Wat wordt dan over het lot van hun mannen? In hoeverre mogen die dan nog mee-eten? De taal van dit verhaal die dan drastisch verandert.
Onze Gouden Eeuw met de geestelijk bagage voor de autonome mens. Nederland, toen een vrij- vluchtplaats voor vrij denken en bedenken. Een republiek die zich vrij vocht van feodale knechting, die de koning de deur wees. Z’n schilders die fiere vrije burgers presenteerden. Een tijd van denken en bedenken in tijden met ook veel bedenkingen. Tot op heden bepalend voor de identiteit van ons land.
De mensheid die door de tijden heen steeds weer anders oplicht, in andere talen leeft. Nu bezig is met de afronding van z’n materialisme. Onderhevig aan nieuwe winden die waaien over die oceanen van verhalen.
Het onderwijs nu nog vooral gericht op functioneren in de economie, daarvoor dienstbaar worden. De economie die landt op eindwaarden met eeuwigheidswaarde. Een eigenwaarde daar tegenover stellen, de nieuwe opdracht voor het onderwijs. Een waarde die zin en daarmee waarde geeft aan de producten van die economie. Die grenzen stelt aan z’n huidige overdaad door daarmee ‘mens zijn’ naar essenties in ascese.
Stippen
aan de horizon.
De wereld voor ons heen. Aansluitend op die van onze voorfamilies. De dieren die daarin grazen, vruchten plukken, de roofdieren die zo nu en dan een grazer pakken. Een systeem van profiteren van de erfenissen van het leven door de tijden heen. Dat wij grondig verbouwen, te dominant zijn geworden, door ons denken en bedenken en daardoor in de ban is van wetenschappen en technieken. Die niet verder reiken dan de natuur van de wereld waarin en waaruit ook wij zijn. Waarin we oplichten als vrij moment om een en ander te verantwoorden. In staat zijn die ban te doorbreken, die noodwendige evolutie door ons heen van het materiële op een eindsynthese te brengen. Technisch en sociaal.
Technisch op weg naar eindwaarden met eeuwigheidswaarde. Veel van onze materiële verlenging dat al op die waarde zit. Met voor dit alles de bewuste keuze van eeuwigheidswaarde, voor zover de vrije markt die niet al afdwingt.
Energie, de motor ervan, die tendeert naar alles elektrisch. Met inmiddels wereldwijd de keuze voor een duurzame winning.
Sociaal aan de orde de vererving van die eindwaarden met eeuwigheidswaarde. Voor zover gezamenlijk gerealiseerd ook gezamenlijk te vererven. Een rechtvaardigheidsprincipe, versus de huidige het eenzijdig zich alles toe-eigenen. Het kapitalisme baseren op zowel privaat als publiek bezit. Voor zover het private leidt tot monopolies die de vrije markt blokkeren.
Een woning voor één persoon, 50 m2, die de industrie kan leveren voor 50 duizend euro. De prijs van de vrije markt, plus en min z’n technische waarde. Af te leveren op een bouwrijp gemaakte plek. Aangesloten op de benodigde openbare voorziening, in het algemeen door overheden in voorzien.
Een plek die altijd een monopolie heeft, geen plek meer heeft voor een ander. Daarmee kost wat de hoogste bieder biedt. In overvolle steden een veelvoud van de kosten van die woning van 50 m2 . Prijzen van woningen die dan ook niets meer te maken met hun technische waarde, die van de vrije markt.
Een monopolie eens ontstaan door het gemende van onze aarde tot privaat bezit te verklaren. Daardoor ook voor alles wat daaraan valt te ontlenen, delfstoffen, fossiele brandstoffen, de energie van wind, water, zon die er schijnt. Monopolies die hun prijs primair bepalen. De ideologie van het private bezit die het publieke verbeidt.
De eigen woning weldoortimmerd op EW2 en afbetaald, die je de actuele huur ervan als inkomen verschaft. Die ingericht met alles wat je meent nodig te hebben voor leuk wonen daaraan toevoegt. Wat je niet meer hoeft te kopen. Die eveneens op EW2, wil je wat anders, via kringlopen te ruilen zijn. Bezit van een goed ingerichte woning dat zo zorgt voor een aanzienlijke inkomen. Dat wel een plek nodig heeft. Een plek met z’n monopolie die zich dat inkomen min of meer kan toe-eigenen.
De sociale woningbouw, in feite een publiek, gemeenschappelijk bezit. Uit te bouwen tot een bezit van iedereen, dat iedereen onderdak garandeert. Een bezit dat met duurzame materialen bij uitstek op EW2 te brengen is. Eenmaal afbetaald dus voor alleen de kosten van z’n beheer en onderhoud. Een nationaal bezit dat dan belangrijke bijdrage kan leveren voor een basisinkomen voor iedereen. Tevens een almaar groeiende erfenis over de generaties heen wordt.
Een bezit dat samenlevingen integreert. De sociale woningbouw die ze nu uit elkaar speelt, economische en geestelijke onderklassen op een hoop veegt, verzandt in probleemwijken. Waarvan de huren dertig procent lager zouden zijn als de overheid ze niet dwingt conform de marktwaarde te verhuren.
Plek voor een onroerend goed die altijd gekoppeld is aan het monopolie van die plek. Dat bij schaarste is uit te buiten. Beleggers die in de grote steden zo leuk rentenieren. Die ze de daar werkende mensen belangrijk deel van hun verdiensten laten inleveren. Starters die geen huis meer kunnen kopen.
Te bestrijden door dat monopolie te niet te doen. Een vrije markt met concurrentie daarin die ze laat verdampen. Gewoon zorgen voor altijd voldoende plek voor iedereen. Privaat bezit van woningen dat dan alleen nog waard is wat het concreet aan kwaliteit te bieden heeft.
Publiek bezit van plek dat kan bijdragen aan dat basisinkomen voor iedereen.
In steden te realiseren door de ruimte bouwrijp te maken met publieke structuren omhoog. Publiek of privaat in te richten voor alles wat de stad maakt, Door de tijd heen steeds weer anders in te vullen en daarmee met eeuwigheidswaarde. Structuren op EW2 die dan enorm bijdragen aan die erfenis over vele generaties heen.
Die mede het stadsbeeld bepalen. Verweven zijn met die uit het verleden. Vooral dus een zaak van cultuur, design, die wel wat mogen kosten. Zoals het gebouwde door de eeuwen heen met de allure van z’n tijd. Overheden die bij uitstek over de daarvoor benodigde financiële middelen kunnen beschikken. Goedkoop kunnen lenen. Zo almaar rijker wordende samenlevingen die ze op lange termijn makkelijk kunnen afbetalen. De stedelijke ruimte die nu vooral een verlengstuk is van privaat bezit van enkelen dat velen almaar armer maakt.
Kan ook een brug, een tramlijn zijn die verder gelegen plekken ontsluiten. Groningen en Friesland met een flitsbuis één met de randstand. Medellin dat met een kabelbaan z’n krottenwijk verbindt met z’n meer welvarend centrum.
De brug van Rotterdam met iets van z’n allure, identiteit. Publieke structuren die leefgemeenschappen maken. Gezamenlijk groen en bloemen er op en onder, balkons en dakterrassen, mede open ruimte voor het met elkaar verkeren, looplinten die ze met elkaar te verbinden. Al naar de aard van wat we er samen van willen waarmaken. De mensheid die nog heel lang te gaan heeft. In staat dergelijke stippen op de horizon te zetten.
Structuren die ook ons ecosysteem kunnen herstellen. Voor verticale landbouw, het verbouwen van groente en fruit daar waar ze gegeten worden. Voorzien van markten om ze te verhandelen, die de omweg van de grootgrutters vermijden. Met eethoeken waar ze naar lokale tradities te eten zijn. Duurzame kringlooplandbouw. Die het stikstofprobleem deels oplost, chemische gif overbodig maakt. Alleen mogelijk met publieke financiering. De markt die daarvoor in de veel te dure steden nu geen kansen darvoor krijgt.
Een ontwikkeling die plek vrij maakt voor natuur. Mede bevorderd door vleesvervangers en kweekvlees die de veeteelt stevige concurrentie aan gaan doen. De mens zo meer één met z’n voorfamilies. Een hond, poes die velen nu al beleven als hun beste partner. Die ze met kerstmis beslist niet uit de oven en met z’n poten goudbruin gebakken omhoog op tafel willen. Koeien, varkens, kippen, paarden die we ook zo gaan beleven. Vlees alleen nog eten nop basis van zoiets als natuurbeheer.
Publieke investeringen voor de energietransitie. Die verhinderen dat het gemene van de energie van zon, wind en water wordt gemonopoliseerd. De boer die nu op z’n land windmolens kan zetten, van de wind gaan leven, het boeren kan vergeten. Die dit monopolie kan doorgeven aan z’n kinderen.
Moderne windmolens die al lang meegaan en met weinig onderhoud, tegen hun eindwaarde aan zitten. Die ook weer een bijdrage kunnen leveren aan die erfenis over de generaties heen. Plekken voor windmolens en zonnepanelen die beperkt zijn en dus een monopolie hebben. Energiewinning op basis van publiek bezit van die plekken die iedereen van vrijwel gratis energie kan voorzien.
Wonen nu vooral aan stenen goten voor het rijden en opslaan van auto’s. Die op EW2 en door samen te gebruiken, collectief te bezitten, een stuk goedkoper worden, en naar wat men actueel wil rijden. De steden die af willen van auto’s die vooral stil staan. Te realiseren met publieke garages voor alleen de stad in en uit. De steden waarin we dan vooral lopen. Mechanisch versterkt niet harder dan hard lopen. Een kwartier lopen: openbaar vervoer. Daarmee in hoog uit een half uur: waar je dagelijks moet zijn.
Publieke structuren om alles op EW2 in kringlopen houden. De oplossing ook voor je huis te vol en je kasten overladen, toe aan wat anders. Door overheden te faciliteren en stimuleren. Waarin de huidige markt, gericht op vooral maken en consumeren, geen zin in heeft. De leegstaande warenhuizen daarvoor opkopen en inrichten, professioneel laten runnen. Ze zo ook vrijwaren van het daarmee leuk gaan rentenieren.
Herstel van het commune zaak, in welke mate en hoe? Het gemene eens van iedereen, de vrij jachtvelden van de clan. Maar wie was iedereen, en wat is een rechthebbende clan. De heersers die daar wel een antwoord op wisten. Dat nu op nieuwe vraagt. Sociaal maar wel alleen nationaal. Een nationaal bezit van woningen alleen voor Nederlanders of ook internationaal uit te rollen? In heel Europa op basis daarvan kunnen wonen en werken. Wat voor stippen zetten we? Overheden die graag potverteren met het publieke, niet aarzelden pensioenfondsen te plunderen, pachten marktconform uitbuiten. Het commune dat behoefte heeft aan een onafhankelijke macht naast de andere. Een institutie voor beheer en behoud van wat we gezamenlijk wensen te bezitten. Het commune gebaseerd op gezamenlijk gerealiseerd ook gezamenlijk bezitten en vererven.
De economie in toenemende mate gebaseerd op bezitten. De noodwendigheid van EW2 die ze dwing tot deze transitie. Die het maken en consumeren beperkt tot wat daarvoor nog nodig is. Aansluitend op het kapitalistische bestel. Dat nu vooral de bezitters van die erfenis over generaties heen leuk laat rentenieren. In toenemende mate gezamenlijk gerealiseerd. Overwegend het product van geïntegreerde arbeid van samenlevingen. Dan ook overwegend gezamenlijk te vererven en bezitten.
Het private zo verweven met het publieke dat dan de uitkomst wordt voor een nieuwe economie. Die iedereen voorziet naar eigen waarde, een basiswaarde en die welke men weet in te brengen. Geld, de claim op de arbeid van anderen, altijd zelf verdient. In die zin weer alleen een ruilmiddel. En niet meer om geld met geld te verdienen. Met als uitwassen het flitskapitalisme op internet, het in milli milli seconden geld roven. De rentes van banken die dan ook terecht op nul staan. Inflatie niet de manier is om de economie te stimuleren. Die in het verleden vooral rijken automatisch verrijkte door hun schulden te laten verdampen.
Kapitaal alleen laten renderen op basis van z’n reële bijdrage aan de economie. We uiteraard blijven maken, maar beperkt. Steeds meer met eeuwigheidswaarde, dus kwaliteit tot op waardevol design. Het massaproduct dat uniek wordt. Kleding van kledinglijnen die dit begrijpen. met design zonde om weg te doen en dus voor de kringloop. Verschuiving van al deze producties naar het lokale initiatief. Daar dan ook vooral werkgelegenheid, kunnen bijverdienen op de basis.
In aansluiting op de geglobaliseerde economie. Multinationals, met steeds meer het karakter van door de tijd heen gezamenlijk gerealiseerd, en die we met spaarfondsen gezamenlijk gaan te bezitten. Die zich door de tijd heen vereffenen tot een gemene zaak. Grote concerns die hun onderlinge concurrentie stabiliseren. Een min of meer statisch element worden in de wereldeconomie. Een dit beheersende en beherende marktmeester vereisen. Vele nu al met een technische voorsprong die door andere moeilijk is in te halen. Die het concurrentiebeding bedreigen.
De transformatie van maken en consumeren naar bezitten en dat beheren en onderhouden. Met een rechtvaardige ordening van wie wat bezit.
De wereld eens naar ons bewust en gezamenlijk verantwoord denken en bedenken. De woningnood in Nederland. China, een opkomende macht, dat in een maand een aantal ziekenhuizen bouwt. Nederland dat die nood in een paar jaar kan lenigen. Ons denken en bedenken dat dergelijke uitdagingen makkelijk aan kan, de technieken die er voor klaar staan. De politiek die ze niet wil. De coronacrisis die aantoont dat geld niet het probleem is.
Nederland, dat naar 20 miljoen moet om de economie continu te laten groeien. voorwaarde voor volledige werkgelegenheid. Rentenierend kapitaal dat mensen op een hoop veegt, naar megasteden lokt. Om de meerwaarde van hun arbeid te incasseren. Daarmee naar in het buitenland te verdwijnen. Wat voor inschikken betekent, bestaande posities opgeven, emoties beteugelen. Een toename vooral met vreemdelingen. Die moeten integreren, ons land dreigen te omvolken. Maar met ook recht op eigen identiteit, de taal waarin we willen leven.
Geloof in rassen en kleuren dat mensen onderscheidt. Ontstaan door het heel lang naast elkaar leven en daarmee inteelt. Bevestigd met rituelen, religies, uiterlijk vertoon. De globalisering die dit verhaal lek prikt, de mensheid dwingt om op één noemer te komen. Landen met een koloniaal verleden die verkleuren. Een vermenging die naar men zegt goed is voor de kwaliteit van een volk.
Materieel zitten we op één noemer, zijn we allemaal naar hetzelfde principe, DNA. Geestelijk echter niet, leeft iedereen nog graag in z’n eigen talen. Steeds meer gemeenschappelijk, voor het materiële dat we aan ons toevoegen. Het mobieltje dat wereldwijd geliefd is, de technieken die ze mogelijk maken. nog te ontwikkelen voor ieders moment van vrijheid en verantwoorde, het ons in essentie ‘mens zijn’. Mensen die daarmee elkaar nog te lijf gaan. Mens zijn dat niet mag bestaan.
De dertigjarige oorlog, begin zeventiende eeuw, die de boerenbevolking van Europa met dertig procent reduceerde en zo een kleine ijstijd veroorzaakte. Veel niet meer bebouwde akkers die bebost raakten. Nederland terug naar 10 miljoen en geregeld weer een Elfstedentocht. De wereldbevolking drastisch reduceren als ook een remedie voor de klimaatcrisis. Welvaart dat zich als middel daartoe aan dient. Technisch is het mensgrensdraagvermogen van de aarde schier eindeloos op te voeren. Nog even en we doen wat nu nog de planten ons leveren aan koolwaterstoffen zelf. Sommigen die al speculeren over een overloop verplaatsen naar Mars. Voor sommigen misschien leuk, maar je dat je nageslacht aandoen?
Virussen die vertellen dat we minderen moeten, plek moeten maken voor onze voorfamilies, en respect krijgen voor de taal waarin zij leven. We dan voor de tijd ons gegeven het heel goed met onze aarde alleen kunnen redden.
Onze eerste prioriteit is ongetwijfeld die klimaatcrisis. Nu even in de schaduw in die van het coronavirus. Die we met krachtig overheidsbeleid te lijf gaan. Een voorbeeld voor ook die van het klimaat? De kolencentrales die we nu nog open houden met een CO2 kringloopfabel, houtsnippers. Opslag van CO2 dat niet mag, kerncentrales die te duur zijn. De ideologie van alleen windmolens en zonnepanelen die mogen. Die zich nog wel hebben te bewijzen, met 80% te nauwelijks wind en in het donker geen opbrengst, en te weinig plek ervoor. Frankrijk dat met z’n kerncentrales de goedkoopste elektriciteit heeft. Duitsland dat die CO2 vrije optie sluit, over gaat op gas. Onze huizen die warmtepompen krijgen, de auto’s die elektrisch rijden. De vraag naar stroom die politiek niet meer te beantwoorden is. Technisch wel.
De markt die het moet doen. Die ziekenhuizen zomaar sluit. De banken die er financieel een puinhoop van maakten en met publiek geld moesten worden gered. Die wel gemaand zich te gedragen verder hun duistere gang mogen gaan. Inmiddels overlopen van het geld, voor het stallen daarvan geld innen. Geld dat massaal op zoek is naar leuk rentenieren. Zo verzandt in het veel te veel van enkelen. Uiteraard in balans met de tekorten van velen.
Klimaatveranderingen die veel bezit al z’n waarde ontneemt. Een continent dat al in brand staat. Extreem weer dat overal grote schade veroorzaakt. De grote oorlogen die ook zomaar in eens begonnen. De signalen van deze, die velen nog wensen te negeren. Inmiddels met kantelenpunten, aan de polen, de permafrost, die als omslaan er geen weg meer terug is. Het wel eens Vaals aan Zee zou kunnen worden.
Ons denken en bedenken dat wel degelijk antwoorden weet. Altijd ook met z’n vraagtekens. Maar praktisch en voor het hier en nu haalbare, het direct bruikbaar. De CO2 van de bestaande moderne kolencentrales opvangen en in de grond opslaan. Heel veel gasvelden die al leeg zijn. Aardgas, nog heel lang in overvloed beschikbaar, eveneens op die manier daarvan ontdoen. Het aardgasnet transformeren in een waterstofnet. Het element ook bij uitstel geschikt om elektriciteit op te slaan. Die windparken, vooral op zee, zonneparken in woestijnen, die vooral waterstof produceren. Directe en concrete hier en nu oplossingen. Broodnodig als we alles elektrisch willen en daarmee schoon en duurzaam.
Kernenergie dat ook een optie is. Waren alle centrales kerncentrales en we hadden het huidige energie- en milieuprobleem niet. Aanzienlijk minder slachtoffers door luchtverontreiniging. Door de atoombom en een paar rampen wereldwijd een emotioneel verhaal. Circa 400 centrales die wereldwijd probleemloos actief zijn. De laatste ramp in Japan, door een vloedgolf, die resulteerde in één dode door de explosie van een kerncentrale. Het aantal vroegtijdig sterven van mensen door de fossiele brandstoffen dat wordt geschat op vele miljoenen per jaar.
Kernafval dat honderdduizenden jaren gevaarlijk is, dus veilig is op te bergen. Per centrale ongeveer 1 m3 per jaar, dus te behappen. Veel beter dan de miljoenen tonnen vluchtige CO2 van de fossiele centrales. Alle landen beschikken over aardlagen die miljoenen jaren stabiel zijn om ze gecontroleerd op te bergen.
Kerncentrales die veel geld kosten, te duur door opgefokte angst. Die als de private markt ze niet ziet zitten een opgave zijn voor het publieke. De coronacrisis die bewijs dat geld geen probleem hoeft te zijn. Een winning van energie die al redelijk op EW2 zit, dan ook een grote bijdrage kan leveren aan die erfenis over generaties heen, en daarmee aan die basis voor iedereen.
Energie dat ons ecosysteem in overvloed kan leveren. De bronnen zon, wind, stromend water die bij uitstek een gemene zaak zijn. Tot we ze laten monopoliseren. De vrije markt die dan niet zal aarzelen er leuk van te gaan genieten. Met jetsetleven aan zonnige kusten en op luxe jachten op gemonopoliseerde plekken en posities.
Een schets van punten op de horizon voor een verdere vaart de toekomst in, alsmede van de kliffen van fundamentalisme om op stuk te lopen en de politieke moerassen waarin ze kan stranden. De vorige eeuw die volop inzette op die evolutie door ons heen van het materiële. Die de mens daaraan vooral horig maakte. We gingen het maken. De resultaten daarvan die ons deze eeuw wakker schudden. Waarin we het besef zien ontwaken dat we het blind noodwendige ervan hebben te verantwoorden, dat we moeten kiezen.
Dat al het materiële naar de wetten van de natuur op eindwaarden uitkomt. Met als keuze het eeuwigheidswaarde te geven. Te kiezen voor de duurzame maatschappij.
Dat we blinde hebzucht als noodwendige drijfveer voor z’n economie dienen te beheersen met onze gave van menselijke rede en rechtvaardigheid, en gevoel voor eerlijkheid.
Het ontwaken van ons ‘mens zijn’, van een vrije moment in die evolutie dat keuzes kan maken en die wil verantwoorden. De economie die bewijst in alles te kunnen voorzien. Die in balans moet komen met z’n voedingsbodem, ons ecosysteem. De klimaatcrisis en die van virussen die bewijzen dat dit niet het geval is. We weten wat oplossingen zijn. Die een politiek van vrijblijvendheid niet aan wil. Weten is ook maar een mening. Het leuke van de globalisering, één Europa dat niet zonder een internationaal contract kan. Met meesters die het weten te handhaven. De democratie van de stem van het volk die dat het in de weg staat. Sociaal maar wel strikt nationaal. Die zich moet gaan baseren op de belangen van alle minderheden van het volk, dus ook op die alle naties.
Technieken die voor alles tenderen naar het praktisch volmaakte. Zinvol voor zover we er een passende eigenwaarde tegenover weten te stellen. Het materieel uiterst mogelijke dan beperkt tot het persoonlijk zingevende. Niet meer dan je nodig hebt.
Voor alle aspecten van ons samenlevingen inmiddels een wetenschap, op weg naar steeds beter weten en begrijpen van z’n onderwerp. De coronacrisis die ze volop aan het woord laat, de politiek die even het niet weet. Bedeesd wacht tot alles weer bij het oude is. Om het dan weer snel te mogen vergeten!? De andere crises die in feite hetzelfde lot treffen. Of dit op zich blind gebeuren zien te beheersen.
De menselijke rede de blinde natuur, ook in ons zelf, en die we beslist niet willen missen, laten beteugelen, de menselijke natuur laten bepalen.
De noodwendige eindsynthese van ons materialistisch denken en bedenken van alles dat we aan ons toevoegen, waarmee we ons materieel verlengen. Inclusief hoe we die verlenging economisch en politiek organiseren, regelen, delen. Deze eeuw die daarvan wakker wordt, het besef krijgt van toch nog een antithese. Luxe villawijken met tegen de horizon sloppenwijken voor goedkope dienstverlening. Stijgende welvaart die leidt tot steeds meer daklozen. De schaduw van onze trots gevierde en rijk beloonde overwinningen op de natuur. Die deze natuur ook al niet langer pikt, ons te vrijblijvend zelfzuchtig zelfgenoegzaam daarmee omgaan aan de orde stelt.
De evolutie, beland op de menselijke rede, een denken en bedenken om de gaven van de natuur te ontdekken en benutten. Nu voor de opgave gesteld die af te ronden tot op de echte eindsynthese. Voor de start van verdere evoluties door ons heen. De middelen voor wat we willen dan praktisch volmaakt beschikbaar. Wakker worden en daarmee naar eigen aard en ambities aan de gang gaan. Schilderen , muziek maken, van elkaar en de natuur houden, die menselijke natuur presenteren.
Willem Semeins.
april 2020
Literatuur.
Hans Achterberg – de utopie van de vrije markt.
Jean Baudrillard en Jean Nouvel- Filosofie in dialoog.
Sven Beckert – Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie.
C.P.Bertels en E.J.Petersma – Filosofen van de twintigste eeuw.
Le Corbusier – La ville radieuse.
W.Durant – In den hof der wijsbegeerte. Van Socrates tot Bergson.
Peter Frankopan – De zijderouten.
P.B.Cliteur en G.A. van der List – Filosofen van het hedendaagse liberalisme.
Filosofen van de twintigste eeuw. Uitgave van Gorcum/intermediair.
Yuval Noah Harari – 21 lessen voor de 21ste eeuw
Jonathan Hofstad – Vrede en oorlog
Victor Lampe – De vrije wil bestaat niet.
Liberale denkers
J. Luyendijk – Dit kan niet waar zijn.
Geert Mak – Grote verwachtingen
- In Europa.
Ruben Mersch - Oogkleppen .
Kate Raworth – doughnut economics.
Philip Stokes – Filosofie. 100 essentiële denkers.
Peter Sloterdijk – Filosofische temperamenten.
Dick Swaab – Wij zijn ons brein.
A.Vloemans – Leven en leer der grote denkers.
Frans de Waal – Een tijd voor empathie.
Gay Zukav – De dansende W0e-Li meesters.
Kranten en tijdschriften. Radio, tv, internet.