Natte voeten.

 

Die middag op weg naar huis betrok de lucht en geheel onverwacht. Een plotseling opstekende wind blies donkere wolken over de hemel die de hele dag stralend blauw was geweest. Dit ineens zo slechte weer verbaasde me enorm. De weersvoorspelling had een mooie zonnige dag aangekondigd en beslist niet deze laaghangende duisternis die me zelfs dwong de lichten te ontsteken. Net had ik dit gedaan of het begon te regenen, en niet zo’n beetje. Over de weilanden heen kwam een zware bui met dichte watergordijnen dwars op de weg af. Omdat het zicht snel minder werd matigde ik mijn snelheid. Of was het de regen die me tegenhield?

In mijn linkerspiegel zag ik in een fontein van water een donkere auto met grote snelheid om me afkomen. Maar eenmaal naast mij had ook die gas teruggenomen en bleven we naast elkaar rijden. Toen merkte ik dat ons beider tempo verder afnam. Als reactie daarop gaf ik meer gas maar de motor begon alleen gevaarlijk te brommen terwijl de snelheid bleef teruglopen. De auto naast mij minderde in dezelfde mate vaart. Tot de verbazing van ook zijn bestuurder. Verwonderd zag ik hem om zich heen kijken, vooral toen we uiteindelijk stil stonden, samen met al het andere verkeer op de weg. Ook de wind viel nu weg en de wolkenflarden trokken zich samen tot een diepdonker roerloos plafond waaruit nu een haast massieve hoosbui loodrecht op ons neer gutste.

Zo verstreken enige minuten waarin iedereen met stomheid geslagen staarde naar het op de weg bruisende regenwater. Ineens in een file, maar geen gewone waarin je kon berusten of je aan ergeren. Tot iemand voor me onder een paraplu de auto verliet. Meteen daarop volgden meerderen, die zich verzamelden in groepjes om te overleggen. Schuilend onder een over mijn hoofd getrokken regenjas waagde ik me eveneens in de regen om steun te zoeken bij een van deze samenscholingen. Beduusde stemmen vroegen zich af wat er aan de hand kon zijn en wat ze moesten doen. We stonden nabij een auto waarin een vrouw geheel in trance steeds meer gas gaf om maar weg te komen. Tot iemand het portier van haar auto opende en zei: ‘dat heeft geen zin mevrouw, u komt toch niet vooruit, de weg staat namelijk stil.’

‘De weg staat stil.’ Daarmee was het verlossende woord gesproken, de situatie verklaard en vanzelfsprekend geworden. De weg stond stil, en daarmee de lucht en het water. Dit was de overduidelijke waarheid voor dat moment voor ons allen. Iedereen scheen het meteen te begrijpen en aanvaarden. Ondanks het onvoorziene oponthoud haalde men opgelucht adem. Behalve het ruisen van de regen was het zo doodstil dat we tot ver weg dit alles verklarende antwoord in de verte hoorden voortijlen. Alles stond stil, ook het neerhozende water, dat daardoor niet meer afliep en almaar steeg tot een bellenblazende plas op de weg. Zo diep zelfs dat mijn schoenen vol water liepen.

Kort nadat deze simpele waarheid iedereen had gerustgesteld en de spanning had weggenomen begon het weer te waaien. Het water liep ineens weer af en de duistere lucht loste zich op. De auto’s van de bestuurders die niet hadden deelgenomen aan het gezamenlijk beraad kwamen weer in beweging. Eén begon zelfs weer geagiteerd te toeteren en verstoorde daarmee de weldadige stilte. ‘De weg gaat weer’, klonk het nu overal. Meteen stoven we uit elkaar, ieder naar de eigen auto, alsof we daarin pas veilig waren, en kwam het verkeer weer op gang. Ik knikte nog even bemoedigend naar mijn buurman. Maar die keek alweer strak voor zich uit en scheurde mij voorbij. Snel daarop was alles weer normaal, de hemel weer even vriendelijk als voor dit bizarre gebeuren. Van de donkere wolken viel zelfs aan de horizon niets meer te bespeuren. Langzaam werd ik wakker uit mijn verbazing. Met iedereen om me heen die deed alsof er niets gebeurd was, werd de simpele waarheid van zo-even zelfs een twijfel.

Thuis gekomen stapte ik weer eens heel dom in de plas naast de stoep van het wassen van de auto van mijn vrouw, en liep weer water in mijn schoenen. Niet erg want ze zijn toch al nat, was mijn eerste reactie. Daarna beleefde ik het als een opluchting, als de logische verklaring van mijn natte voeten, die mij ontsloeg van de verplichting te vertellen over dat zonderlinge dat die weg stilstond.  Kennelijk had iedereen zo gedacht, want nergens vond ik ooit iets over deze wonderlijke belevenis vermeld of geschreven.