Vlucht in de realiteit.

 

Felton gleed in de cabine, drukte op sluiten en codeerde. De BV-kap kwam automatisch naar hem toe, maar hij duwde die terug. Dit keer wilde hij de rit in zijn nauwe opsluiting bewust meemaken. Meteen voelde hij dan ook het wenden en glijden door het buizenstelsel naar zijn huis. Een lange en enerverende dag liep ten einde. Hij kon zich niet herinneren dat het ooit zo laat was geworden. Hij keek naar de sluitnaad direct voor zijn ogen en probeerde de bewegingen van de cabine te volgen. Maar de streep verraadde niets. Alleen in de bochten beleefde hij de hoge snelheid waarmee hij naar huis werd geblazen. Met de kap op zou hij zich nergens van bewust zijn geweest, zou deze realiteit door beeldverzadiging zijn gedoofd. Nu kon hij zijn gang door de spouwen van hun bouwsels met daarin het buizenstelsel enigszins meemaken. Tot de cabine afremde, de naad voor hem zich opende en hij genood werd uit te stappen. In nog geen zeven minuten was hij afgeleverd op de plek waar hij wat nog restte van de dag en de komende dag zou doorbrengen.

Maggit had niet meer op hem gewacht. Gehuld in een witte kimono lag haar tengere lichaam languit in haar BV-kuip. Schijnbaar ontspannen, maar haar samengeknepen handen verraadden wat ze aan verbeelde realiteit meemaakte. Op het controlescherm zag hij dat ze haar trektocht door een pre-antiek India had hervat en klauterde over besneeuwde hellingen van de Himalaya. Hij keek naar de ivoorblanke huid van haar smalle handen waarop grijsblauwe aderen zich vaag aftekenden. Fel kwamen de handen van vanmiddag hem weer voor de geest. Even beroerde hij de hare, wetend dat ze het niet zou voelen, opgesloten zijnde in de wereld van verbeelding die ze in haar kuip had opgeroepen. Een beklemmende droefheid overmande hem. Hij keek naar de kale wanden die hem omringden, naar de realiteit van het hun toegewezen hok die ze geacht werden te negeren met beeldverzadiging. De immense stilte verraadde nu ook allerlei geluiden. Op het licht suizen van de airco leken onverstaanbare stemmen te roepen en klonken tikken als klopsignalen. Van anderen eveneens verontrust door hun situatie die ze als vanzelfsprekend hadden te beschouwen? Het trachtte iets van logica in de geluiden te ontdekken om zo door te dringen in die geheimzinnige buitenwereld rond hem waarvan ze zich normaal niet bewust waren, die ze volledig vervingen door wat ze zelf verkozen. Hij beleefde hoe volmaakt gevangen hij zat en was afgesneden van die wereld met zoveel volstrekt onbekende anderen. Iets van paniek welde in hem en hij liep daarom naar de voedselautomaat voor een portie brokken en een glas water. Tegen de muur van het vertrek liet hij zich zakken en probeerde de brokken zo te eten. Ze waren makkelijk te kauwen en met water weg te slikken, maar volmaakt smakeloos, met even iets bitters door de vezels voor een goede gang door de darmen. Bij de derde brok voelde hij dat hij ze zo nooit weg zou krijgen, ondanks zijn honger. Ze waren nu eenmaal praktisch volmaakt afgestemd op beeldverzadiging. Daarom besloot hij toch plaats te nemen in de tweede kuip in het vertrek, zijn BV-kuip. Deze vouwde zich meteen behaaglijk om zijn lichaam en draaide de VR-kap over zijn hoofd. De verlangde verbeelding kon zich weer manifesteren. Hij was weer in het leuke restaurant van gisteren met dat vriendelijke dienstertje. Die had al begrepen wat hij wilde en dat op tafel gezet. De smakeloze brokken kon hij zich nu verbeelden als escargots, gegrilde zalm en oude kaas, het water werd een kostelijke wijn, de laatste slok een superieure cognac. De herinneringen aan die dag waren mede gewist, vervangen door de intieme sfeer in het restaurant en het leuke meisje dat hem verwende.

Tot hij de kap omhoog duwde en meteen de echte realiteit weer indook met mede de indrukken van die dag. Dit keer was een van de nieuwe silo’s opgeblazen. Als coconspecialist was het zijn taak te beoordelen welke cocons niet meer te redden waren en in aanmerking kwamen voor terminatie. Het was er een in een rij die de heggen vervingen. De explosie had een groot gat geslagen in de wand maar de standzekerheid net niet in gevaar gekomen. Wel waren vrij veel cocons ernstig beschadigd en zelfs opengebarsten zodat de daarin opgesloten lichtroze lichamen dooraderd met rode bloedbanen en glinsterende zenuwdraden zichtbaar waren. Voor zover de harten nog klopten maakte hij daar met een injectie een eind aan.

Hij was vertrouwd met dergelijke doden. Zijn normale werk was het reageren op de automatische controle van de inwoners van cocons op beeldverzadiging en functioneren. Haperde iets dan was het zijn taak ze voor herstel te verzenden. Bleek dat niet meer mogelijk dan kreeg hij de cocons leeg terug en had hij ze voor nieuwe bezetting gereed te maken. En dit alles strikt volgens het protocol dat eens met algemene stemmen was overeengekomen. Maar ernstig beschadigde cocons waren niet te verzenden, die pasten niet in het systeem en moest hij ter plekke zelf behandelen. Naar een nieuwe instructie door het beleidscentrum in haast en zonder algemene instemming uitgevaardigd. Meestal was ook de communicatie verstoord. Wat dat voor de nog levende inwoners betekende was moeilijk na te gaan, maar wel te raden. Die zaten, met ineens geen beeldverzadiging meer, ineens volop in hun barre realiteit. Zijn injectie moest een verlossing voor ze zijn geweest. Daarmee stelde hij zich steeds weer gerust.

 

Maar wat hem deze keer weer totaal in de war had gebracht, dat waren die handen. Nu hij de cocons zelf moest legen werd hij met een compleet nieuwe realiteit geconfronteerd. Hij had al eerder gemeend die te hebben waargenomen als hij moest beslissen een cocon te verzenden voor herstel. Maar die indruk werd veilig vervangen door de voorgeschreven verbeelding van hun systeem. Dat was immers praktisch volmaakt en werd perfect gecontroleerd. Maar de toestand van deze handen nu open en bloot voor hem liggend waren niet te ontkennen. Twee van de twaalf beschadigde cocons vertoonden dit fenomeen. Een aanzienlijk aantal. Hadden ze in de herstelcentra dat nooit eerder geconstateerd? Maar over dat soort zaken communiceerde hun rijk niet meer.

 

Het was vandaag al de derde silo van deze rij die door het degeneraat was aangevallen. Mogelijk wilde het hiermee protesteren tegen de vervanging door de silo’s van de heggen waarin ze zich schuil hielden. Hun geestelijke verwording werd gevaarlijk.

Geestelijke degeneratie? Al enige tijd speurde hij naar tekenen daarvan bij zichzelf. Waarom had hij na het zo heerlijk verbeelde eten zijn kap omhoog geduwd? Stel dat ook hij aangetast raakte? Er kon en mocht niets mis zijn met hun al zovele millennia oude commu-rijk, die consolidatie in verbeelding van miljoenen jaren van uitontwikkeling van beschaving en cultuur. Heel primitief begonnen, op papier en daarna op schermen, eerst in één richting en daarna interactief, holistisch en tenslotte met mion tot in het brein, achter neus en ogen en tussen de oren. Daarmee kon al het eens in het verleden beleefde voor iedereen verbeelde realiteit worden. Door al die miljoenen jaren heen was vrijwel alles wat mensen aan realiteit hadden meegemaakt digitaal vastgelegd en opgeslagen. Een zich almaar uitbreidend en verfijnend internet maakte deze verzameling voor iedereen makkelijk en gratis toegankelijk. Dat gecombineerd met mion maakte vervanging van iedere persoonlijke realiteitsbeleving door wat men wenste mogelijk. Met mion werden eigen waarnemingen vervangen door wat men ophaalde uit dit zo ontstane commu-rijk van digitale geheugens en netwerken. Iedereen kon nu veilig van alles meemaken wat eens al meegemaakt was, kon de hoogste bergen beklimmen, wilde dieren jagen, held zijn in oorlogen, topwetenschap en cultuur bedrijven, feest vieren, met gewenste partners seks beleven, geraffineerde inbraken plegen of die als detective heel ingenieus oplossen. Niemand hoefde zich meer te vervelen met een boek of voor antieke tv. Met mion kon je alles begeren, elke drang en drift bevredigen, al je hartstochten botvieren, zowel liefhebben als wreed zijn, alles van het menselijk verleden onbegrensd ervaren, kon je helemaal jezelf zijn, en dat alles zonder echte realiteit, volkomen veilig en nooit ten koste van anderen. Alles wat in het verleden eens tot op alle uitersten was beproefd maakte mion zonder schade voor anderen tot eigen ervaring. De eigen realiteit hadden ze dan ook niet meer nodig. Al deze ups en downs van de voltooid verleden tijd zaten in een aantal kubieke meters geheugen en waren voor iedereen vrij te beleven.

En toch koos dat degeneraat voor de verre van volmaakte realiteit van hun heden. Die was namelijk niet in dat geheugen opgenomen, moest immers genegeerd worden.

 

Deze beeldverzadiging van de menselijke beschaving was eens de redding geweest van de mensheid. Wetenschap en techniek hadden over vele millennia heen geleid tot onbeperkte mogelijkheden en zo tot een even onbeperkte begeerte die te moeten. De omvang van de mens, diens voetstap op aarde, werd zo veel te groot voor de aarde. Met als gevolg dat een kleine meerderheid van beter bedeelden en machtigen de overgrote meerderheid weg daarvan weg schoof. Voor zover ze dit overleefden, protesteerde die hiertegen met permanente vormen van terrorisme. Die door de almaar toenemende technische mogelijkheden steeds bedreigender werden en moeilijker te bestrijden. Tevens liepen antieke op continue groei gerichte economieën vast in duurzame depressies waarin slechts enkelen zich steeds meer konden verrijkten. Industrieën concurreerden zodanig in duurzaamheid dat hun producten vele generaties meegingen en elimineerden zo hun markten. Met goedkope energie inmiddels opgestookt bleven de mensen thuis voor alleen nog uitjes op de buis. Dat werd de kans voor mion. Daarmee was immers iedereen te voorzien in het persoonlijke verlangde, en dan wel alleen in verbeelding. Met mion was in elke behoefte goedkoop te voorzien. Na een paar honderd jaar was dan ook vrijwel iedereen daarop aangesloten. Vanaf de geboorte konden nu ook opvoeding en scholing zo worden aangeboden. Langzaam maar zeker sloot het zich almaar uitbreidende commu-rijk alle mensen op aarde in en op.

Met zo elk nieuw leven op mion kreeg ook de medische zorg een nieuwe dimensie. Daarvoor had die al elk te leven lijden weten uit te bannen. Nu was door tijdige signalering elke onvolkomenheid ook meteen te termineren. Producties konden zich tot de essenties beperken. Het meerdere was gratis met mion te verbeelden. Met geur en smaak zelf te verbeelden kon voedsel zich beperken tot voedzame en volmaakte gezonde brokken. Huisvesting was te realiseren met simpele stapelingen van blinde hokken met als enig interieur de nu onmisbare BV-kuipen. Een netwerk van buizen voor verzending van cocons daarop aangesloten voorzag in de gewenste verbindingen met de altijd nog nodige werkplekken. Maar ook reizen daardoor maakte mion tot een uitje. Falcon mocht zich dan graag verbeelden te stunten met een straaljager. Vakantie had je vanuit je BV-kuip naar waar je maar wilde, dit je dus vanuit je toegewezen hol.

Deze mogelijkheden leidde tot beeldverzadigingsverslaving, vooral bij gepensioneerden. Daarvan was wel de geest gediend, maar niet het lichaam. Dat dreigde door deze nieuwe levensstijl te degenereren. De medische wereld zag zich hierdoor uitgedaagd een cocon te ontwikkelen voor onderhoud, voeding en medische zorg van het lichamelijk materiële van de mens. Ook dit evolueerde zich zo volmaakt dat zelfs veroudering steeds meer werd opgeheven. Eenmaal in zo’n cocon kon je steeds meer eeuwen meegaan en je al die tijd bezig zijn met verbeelding via mion. Maar met als enige probleem: eenmaal erin en op de kringlopen aangesloten, kon je er niet meer uit. Geestelijk was dat geen probleem, want ook van die realiteit was je met mion bevrijd. Dit systeem eenmaal in massaproductie gebracht, bleek tevens uiterst efficiënt en goedkoop voor pensionering. Lichamelijk in een cocon van alle materiële en lichamelijke zorgen bevrijd, werd de mens geestelijk helemaal vrij naar wat eigen zin en zaligheid zich wilde verbeelden. Zo voltooide zich de evolutie van de mens, kwam die op haar laatste en hoogste niveau, transformeerde de sterfelijke mens in een vrijwel onvergankelijke cocon. In het begin gingen de cocons ruim tweehonderd jaar mee. Maar al snel kwam die leeftijd op duizend jaar. De verwachting was dat eens het eeuwige coconbestaan mogelijkheid zou worden. Dat werd dan tot het einde van de tijd die de mensheid op aarde was gegeven. Met in de kosmos nog steeds nergens een plek voor na de dood gevonden vond vrijwel iedereen dit de volmaakte verlossing.

 

Maar met deze eindeloze duurzaamheid van de mens ontstond een groot probleem: de opslag en het onderhoud van steeds meer cocons, door nog niet ingegane mensen. Het systeem dreigde vast te lopen in een oververzadiging van menselijk leven. Voor de wetenschap een nieuwe uitdaging en aan de politiek te beslissen over een ethisch verantwoorde oplossing. En die was daar nog niet uit en aan politiek deden ze niet meer. Hun toekomst was immers het verleden.

 

Aan het werk bij de beschadigde silo had Felton zijn ogen niet af kunnen houden van de bosschages aan de overkant. Daarin konden ze zitten. Dit dichte kreupelhout met hier en daar zelfs een boom was goed zichtbaar geweest omdat de over de akker gespannen brugkraan net had geoogst. In de verte had hij het metershoge gewas grommend gemaaid en vermalen zien worden door dit apparaat. Deze door ent-, kloon- en gentechnieken verkregen planten met een en eigen insectenvegetatie voorzagen volmaakt in alles wat de mens aan voeding, vezels, mineralen, vitaminen enzovoort nodig had. Na vermaling liet het zich met broei- en fermentatietechnieken verwerken tot een ideaal voedsel: tot reuk- en smakeloze brokken waarmee iedereen zich van alles kon verbeelden. Tevens waren de essentiële voedingselementen op te lossen in een infuusvloeistof voor de cocons. Dat sap gecombineerd met medicijnen maakte eeuwig leven mogelijk.

Het gewas liet zich makkelijk verbouwen en geheel mechanisch zaaien, bevloeien, bemesten, bewerken en oogsten. Dit gebeurde in een kilometer brede akkers die eindeloos door het landschap liepen. Daaroverheen gespannen brugkranen deden automatisch al het werk. Om deze akkers te beschermen tegen wind werden ze geflankeerd door brede heggen. Daarin zaten de restpopulaties van wat eens wilde natuur was. De cocons werden opgeslagen in siloparken gelegen in voor akkers onbruikbare gebieden. Tot men op het idee kwam om ook de heggen te vervangen door silo’s. Daarmee was verontreiniging door wilde natuur van de akkers te elimineren. En wilde natuur viel met mion in overvloed te verbeelden.

Maar in deze heggen had het degeneraat z’n schuilplaats gevonden. Alleen daarin konden ze redelijk veilig overleven in hutten en holen en zich voeden met onkruiden en jachtbuit. Alleen daarin was nog iets over van de eens zo overvloedige natuur realiteit gebleven. Met inmiddels alle vruchtbare grond op hun manier ontgonnen was die verbannen naar de kale bergen en dorre woestijnen, en deze heggen. Vluchtelingen vonden alleen daar nog een plek om te overleven.

 

Twee jaar geleden hadden ook hun twee kinderen zich bij dit heggenvolk gevoegd. Ook zij behoorden nu tot het degeneraat dat de BV-evolutie afwees en droomde van een zelfgekozen en -gemaakte toekomst. Zij waanden zich liever zelf een eigen realiteit, leden aan het realiteitssyndroom, een geestelijke afwijking die beeldverzadiging onmogelijk maakte. Al enige tijd maakte Felcon zich zorgen of ook hij niet leed aan dat syndroom. Geregeld ontvluchtte hij zijn beeldverzadiging. Die hand van die morgen had zijn angst daarvoor verder vergroot. Was in hun systeem wel alles zo verantwoord en zonder gebreken? Het echte leven, lang en zorgeloos, dat begon pas in de cocon. Die status verdiende je door je bijdrage aan de daarvoor benodigde producties in de realiteitsfase van hun rijk. Maar ook daarin kon je in je vrije tijd al genieten van het BV-rijk. Deze realiteitsfase was saai en simpel maar absoluut noodzakelijk. Meteen na het zoogstadium zorgde mion voor onderwijs en een beroepsopleiding die aansloot op je talenten. Dat gecombineerd met mionverbeelding van een standaard onbezorgde jeugd met vriendjes en een droomgezinnetje, ontlastte de ouders van die taak. Die konden zich optimaal inzetten in de economie van hun systeem.

Met de wereld op weg naar oververzadiging met de eeuwige mens werd het krijgen van kinderen getemperd, eveneens met mion. Maar met mate. De coconfase bleef afhankelijk van mensen in de realiteitsfase. Als die het lieten afweten, had dat desastreuze gevolgen voor dat eeuwige leven waar iedereen op uit was. Gestel dat die besmetting met het realiteitssyndroom zich doorzette, en gestel dat cocons daardoor werden aangetast. Die zouden zich dan wanen voor eeuwig te zijn opgesloten in een dichte cocon. Voor de lijders aan dit syndroom bleven de blinde muren van hun hokken blind en de brokken en het water smakeloos. Maar die kon je nog ontvluchten in het werk. Doch eenmaal in een cocon werd je lot dan de beleving van een eeuwig durende hel op aarde, tot aan het einde van de tijden daarvan. Dit schrikbeeld deed steeds meer lijders vluchten in de heggen.

 

Die handen konden wel eens een bevestiging zijn van die hel op aarde. Vanmorgen had hij ze goed kunnen bekijken in een van de opengereten cocons. Ze hadden zich uit de handschoenen van het commutransmit getrokken, niet door de explosie maar al veel eerder. Daarna hadden de zo niet meer verzorgde nagels zich in de handpalmen geperst. Verbeeldden deze handen niet een onbeschrijflijke angst en vertwijfeling? Daarna had hij het gelaat in de BV-kap bekeken. Maar de dood had daarop alle ontzetting gewist en er een uitdrukking van bevrijding opgelegd. Toch was hij er vrijwel zeker van dat in die cocon een mens had geleefd die had geleden aan dit afschuwelijke syndroom.

 

Felton liet de omgeving weer op zich inwerken. De blinde muren werden verstikkend, restanten van brokken in zijn mond maakten hem onpasselijk. In het zoemen van de aerco hoorde hij kermen en zuchten. Zonder mion was deze wereld al een hel, en eenmaal in een cocon was die voor eeuwig. Bewust liet hij deze realiteitswaan op hem inwerken. Hij herinnerde zich weer de argumenten van zijn kinderen, dat met de beeldverslaving de mensheid ten gronde was gegaan in een voltooid verleden.

‘Ik ben niet de enige die er aan lijdt. Er zijn er meer.’ Deze gedachte ging als een bevrijding door hem heen. Hij keek naar Maggit die nu opgewonden meeleefde met wat ze fantaseerde. Zo te horen was iemand druk met haar doende en genoot ze daarvan met volle teugen. Zij had hem allang niet meer nodig en zou hem zeker niet begrijpen. Zij had zich al helemaal los gemaakt van deze wereld, zat al in een pre-coconfase en verlangde naar de definitieve. Zij had hun kinderen nooit willen begrijpen en hun vlucht beleefd als een bevrijding van een bedreiging. Ze was helemaal toe aan de coconfase die haar weldra toekwam. Veertig jaar had ze de realiteit trouw gediend. Het ongewisse perspectief zelf een wereld te moeten maken, daar zou zij nooit mee kunnen leven. Hij zou er ook moeite mee hebben. Mion had geen mens daarop getraind. Maar na wat hij vandaag had beleefd begreep hij dat die coconfase voor hem levensgevaarlijk was. Hij zou zich niet voor eeuwig kunnen laten ketenen door wat voor verbeeldingen dan ook, steeds weer terugglijden in de realiteit. Hij moest zien te leven met dat willen vluchten in de realiteit. Nog een half jaar en dan werd Maggit bijgezet in een van de silo’s. Hij was het afscheid dan aan haar verplicht. Maar daarna zou hij zijn kinderen volgen voor de reële jaren die hem nog restten.