collectief.docx

 

Collectief kapitalisme, minder privaat en meer publiek.

Minder ‘ik’ en meer ‘wij’.

De natuur, eens een commune zaak voor al het leven dat het zich daarop weet waar te maken. Voor planten die grazers voeden, roofdieren die ze behouden voor een te veel, bodemleven dat afval opruimt, vogels die daar weer van leven. Een balans  van gezamenlijk realiseren, bezitten en vererven. Daarmee door de tijd heen steeds rijker en gevarieerder. Waarin met de mens een denken en bedenken oplichtte. Dat z’n huidige arcering bedacht met afrasteringen van het private. De beperking van dit collectief bezit tot wat zich bewijst als het sterkste. Inmiddels een paar procent van de bevolking.  Het verhaal van Piketty. Cica 500 groot grondbezitters die zeventig procent van Nederland bezitten.

Eens ingeleid door de antieke vrije burger, man, met z’n bezit, grond, slaven voor het  werk, en verkregen met het zwaard. Met een burcht, want er waren er meer met zwaarden. Mede voor de huisvesting van z’n vrouwen, nodig voor z’n nageslacht, zonen. En dochters voor het collectief van de familie.  Het daarmee over de generaties heen tillen van z’n bezit. De introductie van het privaat collectief kapitalisme. Gebaseerd op huwelijksvoorwaarden en erfrecht.

Zwaarden die geld werden. Geld dat met geld trouwde. Adellijke families die eens Europa politiek en economisch beheersten. Vanuit fraaie heerlijkheden met kastelen en paleizen. Met aan de rafelranden plek voor hun onderdanen voor het werk. Inmiddels de werkgelegenheid met medewerkers, personeel, bediendes. Het oude geld dat de industriële revolutie vermengde met nieuw geld. Eveneens weer over z;n generaties heen getild met privaat collectief kapitalisme. Met overal wonen, jachten, belastingparadijzen vooral internationaal gevestigd. Z’n werkgelegenheid vooral een nationale zaak latend.

Al het door ons gemaakt materiële dat zich afrondt op praktisch volmaakt bruikbaar. De concurrentie van vrije markt die bedrijven daartoe dwingt.  Gaan met z’n mogelijkheden tot het uitersten mogelijke. Bepaald en begrensd door z’n natuurwetten. Al het materieel gemaakte dat daarmee op eindwaarden uitkomt, uitgeïnnoveerd raken. De elektrische auto, het mobieltje die geen opvolgers meer krijgen. Praktisch bekeken ook niet meer behoeven. Die wat de markt betreft wel hun uiterste in ascese hebben gevonden.

Een en ander bevordert door ons streven naar duurzaamheid, het  willen redden van de planeet en daarmee ons zelf. Al het gemaakte vooral zien te behouden. Door het maakbaar te maken, met onderdelen standaard makkelijk te herstellen. De auto die zo al eindeloos mee gaat. Alles met kringlopen zien te behouden. Als afval geschikt voor hergebruik. Met als ideaal alles nog maar één keer te hoeven kopen, en dus te laten maken. Steeds meer producties dan zonder vervangingsmark. Die het accent gaan leggen op design. Daarmee proberen in de markt te blijven. Al het gemaakte eens waardevol antiek. Economisch te bezien als een al maar meer kapitaal. Persoonlijk daarmee steeds rijker worden.

Die evolutie door ons heen van het materiële, versneld met de industriële revolutie, die we zo kunnen afronden op praktisch volmaakt duurzaam. Als we daarvoor kiezen.

Een almaar groeiende erfenis over de generaties heen. In ons huidige economische bestel gezamenlijk gerealiseerd.  Naar liberale beginselen dan ook gezamenlijk te bezitten, en te vererven. De basis dus voor een publiek collectief bezit, kapitalisme. Als basis van het bestaan en zich kunnen ontplooien voor iedereen op aarde. En ook nog optimaal duurzaam. Een geweldig perspectief, toch. De eigen woning die je z’n huur bespaard, duurzame apparaten de aankoop daarvan. Een basisbezit dat zo ook een basisinkomen realiseert.

Een erfenis die we nu vooral gaat naar het privaat collectief kapitalisme. Deze op zich noodwendige technologische ontwikkeling die de economie transformeert van maken en consumeren naar bezitten en dat zien te behouden. Die daarmee steeds minder gericht is op ondernemen en steeds meer op het verwerven van bezit. En het privaat collectief kapitalisme dat daarvoor het geld heeft.

Bezit, kapitaal en dan daarmee geld zien te verdienen. Het privaat collectief kapitalisme dat een schuldenmaatschappij  organiseert. De daarvoor werkende mensen, die steeds minder delen in  die erfenis over de generaties heen, die voor wat ze willen bezitten laten lenen. Die ze zo leuk laten rentenieren.  De starters op de woningmarkt die het afleggen tegen de beleggers, en die moeten huren. Multinationale ketens die de kleine middelstand uit de steden verdrijven.

Met financieel extra dimensies door het monopolie van plek. Die arcering, afbakening met het zwaard waarmee het eens begon. Een bezette plek die ter plekke concurrentie daarmee uitsluit. Terwijl elk materiële bezit een plek nodig heeft. Je persoonlijk niets bent zonder plek kan. Een product zonder enige economische meerwaarde. Die ook niks kost om te behouden. Met z’n monopolie een waarde al naar z’n schaarste op z’n markt.

Een monopolie dat de technische waarde van een woning , de kosten van de bouw, kan vermenigvuldigen. De huur daarvan die financiering van een grotere en betere mogelijk maakt. Maar waarvoor geen plek is, of een veel te dure. Studenten die met de huur van hun kamer een begin van bezit kunnen opbouwen. Die zich nu daarmee met een schuld beladen. Een vrije markt die woningen direct zou kunnen leveren. De woningnood die puur kwestie is van geen plek daarvoor. Die wordt over gelaten aan een markt zonder concurrentie en marktmeesters.

Terwijl financieren van plek daarvoor altijd mogelijk is. Maar alleen door een publiek collectief kapitalisme. Door de overheid. En dat zijn wij toch. Plek opkopen, in steden vermenigvuldigen met publieke structuren de hoogte in, bereikbaar maken met openbare infrastructuren. Eenmaal gezamenlijk gefinancierd voor alleen de kosten van beheer en onderhoud. En duurzaam gebouwd vrijwel niks.

Internationalisering van de economie en nieuwe technieken die geleid hebben tot enorme private vermogen en daarmee gemonopoliseerd bezit. Door het ontbreken van marktmeesters volop uit te buiten. Ook bedrijven die objecten voor rentenieren worden. Die hun bedrijfsmiddelen eveneens afronden op praktisch volmaakte eindwaarden. Ze dan zien opkopen. Om ze vervolgens duur te moeten huren. Privaat kapitaal dat zo incasseert voor aandeelhouders  als spaar- en pensioenfondsen. Die dan ook al vele jaren fors inleveren.

Het privaat collectieve kapitaal dat met negatieve rente op banken klost tot op de deurklinken. Sterke overheden die dat met rente toe kunnen lenen. Om vervolgens dat zelfde spel te spelen. Door een publiek collectief kapitalisme te introduceren. De bouwgrond voor een nieuwe wijk die de gemeente zelf in eigendom neemt. Zo maakt tot een collectief pubkiek bezit. Voor de openbare voorzieningen immers ook gedaan. Die gemeenten nu wat van iedereen is zomaar mogen verpatsen.

De vrije markt, de heilige graal van het kapitalisme. Introductie van het publieke belang daarop met een publiek collectief kapitalisme. In concurrentie met de private belangen. Waarmee die weer eerlijk wordt, z’n concurrentiebeding wordt hersteld. Concurrentie die monopolies slecht, sanerend werkt, dwingt tot kwaliteit.

Het publiek collectief van de gezondheidszorg dat in concurrentie met de farmacie geneesmiddelen maakt voor reële kosten.  Een publiek collectief kapitalisme  voor alles wat door gebrek aan plek geen kans om te ondernemen krijgt. De duurzaam wordende elektrische auto;s  die zich vooral lenen voor collectief bezit. Die dan vooral rijden, in aantal dus veel minder. Die samen veel goedkoper te bezitten zijn. Waarvoor in steden wel plek moet zijn, een publieke plek. Waarop privaat geld niet kan inbreken.

De landbouw die met z´n systemen van sterilisatie en bemesting het beste tot z’n recht komt in kassen. En die dan liefst daar waar gegeten wordt, in de steden. Op een betaalde plek, vooral alleen de kosten van beheer en onderhoud. Een publiek bezit dus. Nederland dat over de daarvoor nodigde kennis en ervaring beschikt.

Dan een stevige concurrent voor supermarkten. Te combineren met markten en eethuizen. Daarmee de gezondheidszorg ooki nog eens verleggen op vooral gezond houden. Zo ook weer plek krijgen voor onze voorfamilies. Vogels die op tractorland al niets meer te zoeken hebben. Gecombineerd met kringlooplandbouw en veeteelt.

Elektriciteit van wind met windmolens en de zon met zonnepanelen die op zich vrijwel gratis is. Gebrek aan plek daarvoor die ze kan laten monopoliseren. Zoals nu al het geval met de energie uit het op zich gratis fossiele. Faalt ook daarin de markt dan is de deze winning met publiek kapitaal als oplossing.      

Alles nog maar één keer laten maken en duurzaam dat het vooral internationale maken transformeert in lokaal beheren en behouden. Waarvoor plek nodig is. Plek voor het persoonlijk initiatief dat deze ontwikkeling biedt. En die zich niet laat monopoliseren.

Plek met altijd de problematiek dat z’n bezetting die tevens monopoliseert. Te bestrijden door dan ook dat collectief te maken. De overheid die als grootgrondbezitter een zevende van Nederland bezit, die grond kan onteigenen.

De sociale woningbouw, in principe al publiek bezit, ontwikkelen tot een nationaal bezit van voldoende woningen voor iedereen. Daarmee het mensenrecht op wonen voor iedereen bevestigen. In concurrentie met particuliere woningbouw. Die daarmee z’n monopolie van plek verliest en terug moet naar z’n reële meerwaarde.

Een team van mensen aan onze kust die het beste staal van de wereld maken. Met een bedrijf dat groen moet worden. Kapitaal in het verre oosten die dat niet ziet zitten. Behoud van deze expertise alleen door overname daarvan door de overheid. Die anders verdampt en nooit meer terug komt. We blijven altijd ook maken. En dan met het allerbeste beste, en lokaal. De markt die al te veel daarvan verloren heeft laten gaan. Onze afhankelijkheid van containervloten.

Een pleidooi voor meer overheid, een publiek kapitalisme in concurrentie met het private. En daarmee ook herstel van de vrije markt met concurrentie, die bevrijden van z’n huidige monopolies. Dan algemeen erkend als bron van wereldwijd steeds meer welvaart.

Laat iedereen vrij z’n ding doen Dan maken we wat iedereen nodig heeft. In concurrentie met elkaar zo goedkoop mogelijk. Kan iedereen z’n eigen belang na streven en daarbij het algemeen gelang dienen.  De zegeningen van de vrije markt. En dus met een strenge marktmeester die ze eerlijk houdt, die geen monopolies tolereert.

De markt die voor alles tot op het gaatje gaat. Daarbij geen moraal heeft. Een moraal die dan ook altijd van overheden moet komen. Die als marktmeester de spelregels moet bepalen.  Het bedrijfsleven dat graag een eerlijk speelveld heeft. Overheden van zetbazen en lobbyisten van andere belangen niet. Die dan ook meer ‘wij’ moeten worden.      

2021  willemsemeins.nl