erzijn.docx

De evolutie herleidt tot elektronen en straling.

Straling, een trillend magnetisch veld. Op te wekken met een bewegende, trillende magneet. Z’n veld dat dan die bewegingsenergie de ruimte in stuurt, straalt. Straling die elektronen laat bewegen in daarvoor geleidende materialen. Materie dat in principe bestaat uit elektronen, die draaien rond een kern. Bewegingsenergie die we zo kunnen omzet in elektriciteit. Het principe van de dynamo. Een klos koperdraad laten draaien in een magneet. 

Bewegende, trillende elektronen die weer een trillend magnetisch veld opwekken en daarmee dus straling. Deze energie die daarmee weer is om zetten in beweging. Het principe van de elektromotor.

De wisselwerking tussen elektronen en magnetische velden, door de evolutie geïntroduceerd en daartoe te herleiden. De oerknal die al snel uitkwam op het atoom waterstof, een negatief geladen elektron dat draait rond een positief geladen proton. De eerste vorm van het voor ons materiële van de wereld. Zo te bezien als een spel van krachten. Met nog een kracht, die van de zwaartekracht. Door die materie opgewekt. Die deze waterstof samentrok in de eerste generatie sterren. Zodanig dat daarin kernfusie ontstond. De productie van meer materie. Naar dat principe van waterstof, steeds meer elektronen draaiend rond een almaar grotere kern. De atomen van de natuurlijke elementen, ruim negentig in aantal.

Een proces waarbij bij de overgang van waterstof naar helium enorm veel energie vrij komt. Als elektromagnetische straling. Dat eindigt als het energie gaat kosten, en dan kan leiden tot ontploffing van de ster. Die de ruimte vult met sterrenstof. Materie die de zwaartekracht weer samen drukt in nieuwe sterren. Bij hun ontstaan zich omringend met planeren. Bij deze nieuwe sterren nu voorzien van die natuurlijke elementen. Atomen die onder invloed van straling moleculen vormen. Steeds complexer, tot op wat wij leven noemen. Op aarde tot op de menselijke soort.

Straling, de trilling van een magnetisch veld in de ruimte. Zich daarin voortplantend met een snelheid van 300 000 km per seconde. Met de variaties, frequentie  van radiogolven, licht. röntgen- en gammastraling. In die volgorde steeds hoger en daarmee energierijker. Direct zonlicht dat voor ons al gevaarlijk is. Dat onze huid kleurt, ter bescherming voorziet van pigment. Normaal licht waar we geen problemen mee hebben. Waarop planten groeien. Door ons opgewekte radiogolven die altijd fors versterkt moeten worden.

De meeste materialen die Laagfrequente straling ongehinderd laten passeren. Doorzichtige materialen als glas ook licht. De niet doorzichtige die z’n energie absorberen. Waarbij hun elektronen gaan bewegen. Zonlicht dat ze zo verwarmt.

Materialen die niet alle frequenties van het licht absorberen. Ons zien dat daarop is gebaseerd. De evolutie die een oog ontwikkelde dat van dat fenomeen gebruik maakt. Materie laat zien in de frequentie van het licht die het niet absorbeert. Die wij dan weer beleven als een kleur. Straling die zo dus informatie overbrengt. Met de snelheid van licht, die 300 000 km per seconde.

Zien dat dus berust op die wisselwerking van elektronen en straling. Licht, straling dat in oogcellen elektriciteit opwekt voor  een soort tv in een brein, een biologische computer. Dierlijk leven dat al vanaf z’n begin daarover min beschikte. Dit fenomeen dat wij weer toepassen voor radio, tv. internet.

Geluidstrillingen die we met een magneet op een elektriciteit laten opwekken in een stroomgeleidende spoel. Met de frequenties van dat geluid. Die versterkt straling opwekt, de ruimte in. Elders weer om te zetten in trillende elektriciteit. Die dan een magneet op een membraam van een geluidsbox daarna kan laten trillen. Ons oor dat naar dit verhaal functioneert. En ook tv, via een lichtgevoelige chip in een camera, een kunstmatig oog. Informaties die we verder verwerken in computers, die onze wereld digitaal hebben gemaakt. Allemaal op basis van die wisselwerking tussen elektronen en straling.

Ons brein dat we inmiddels ook begrijpen als een soort computer. Waarin ons waarnemen van de wereld oplicht, en daarmee ons daar over denken en bedenken. Als bewustwording van de wereld bij de dieren en het daarop reageren.

Die wisselwerking die al planten laat leven.  Licht dat in bepaalde cellen elektronen laat bewegen, elektriciteit opwekt. Die in andere water splitst in waterstof en zuurstof.  Waterstof die de zuurstof uit opgenomen CO2 verdringt. Zo planten koolwaterstoffen laat produceren. Met afgifte van zuurstof. Die dierlijk leven mogelijk maakt. Dat zich voedt met die koolwaterstoffen. Ze met zuurstof weer verbranden tot CO2. De kringloop in de levende natuur. Planten die zo ook het in het verleden eens veel te veel aan CO2 hebben opgeborgen. In het fossiele dat wij uitbundig aan het  verbranden zijn.

Planten, bomen waarvan we vermoeden dat hun wortels via schimmelweefsel al elektrisch communiceren, informaties overbrengen, over waar water is, nuttige of gevaarlijke stoffen zijn.

Ons denken en bedenken, onze beleving van ‘ik denk en dat ben ik’ dat we als onze essentie beleven. Dat oplicht in ons brein, maar dat niet dat brein is. Net als licht van een lamp, dat niet die lamp is. Wel naar de aard daarvan. Licht dat we begrijpen als straling is. Ons denken en bedenken, dank zij die elektronen en straling,dat we beleven als een immaterieel fenomeen. Waarmee we als soort mens zijn, ons onderscheiden. De evolutie die het vanuit de evolutie van van het materiële introduceert.

Ons brein dat we zien als een soort computer. De onze die werken met elektronen, het daarmee wel of niet geladen, de taal digitale taal plus of min.  We inmiddels van meer deeltjes weten en bedenken wat daar me mogelijk is. Voor zover praktisch bruikbaar al in ons brein toegepast.

We met ons denken over dit soort deeltjes stranden op de grenzen van de taal waarin we leven, met z’n woorden waarmee we onze waarnemingen duiden, begrijpen en daarmee zien. Het elektron dan te bezien als een deeltje zonde r afmeting en ondeelbaar. Z’n duiding loochenen. Dat we ook waarnemen als een golfverschijnsel. Met dan de vraag wat golft er dan?  Diezelfde vraag die geldt voor straling. Wat trilt er in de voor ons lege ruimte. Waarin even onbegrepen zwaartekracht zich manifesteert. Waarvan we wel wetten praktisch bruikbaar weten toe te passen. Waartoe kennen ons weten zich dan ook beperkt. Waarin we in zitten en naar zijn krijgen van buiten af geen zicht op.

Praktisch bruikbaar weten waarmee de evolutie zich door ons heen voort zet. Waardoor de wereld, inclusief natuur, waarin we leven een door ons bedachte en gemaakte is. Die inmiddels onleefbaar wordt, het voortbestaan van onze soort bedreigt. Een evolutie die we dan ook moeten op voor alles en iedereen praktisch bruikbaar. Het door ons gemaakte dat we zich daarin al zien voltooien. Met door ons daarbij de keuze van het duurzame.  Waarmee we uitkomen op vooral het zijn met dat gemaakte. De volgende fase van die evolutie door ons heen. Die op aarde nog miljoenenjaren te gaan heeft.

Met uiteraard dan de vraag waar die dan op uitkomt. Waarbij zich al aftekent het verantwoorden met dat zijn met de dingen. Het ik tegenover het wij.  Waar al de dingen een product zijn van ons wij, de menselijke samenleving. Van ons verhaal in de taal die daarin heeft ontwikkeld. Inmiddels digitaal geschreven als zodanig mogelijk het enige met eeuwigheidswaarde. De aarde is eindig en daarmee ook die evolutie door ons heen. Maar de ruimte, die begon met niets, en dus altijd eindig is, die geen buitenkant heeft en dus gesloten, net als een cirkel, een eindige lijn zonder einde. Waarin ons digitale verhaal met straling mogelijk blijft rondzingen tot aan het einde  van ook de tijd.

Te bewijzen door die van andere evoluties in het universum op te vangen. Waarin schier eindeloos gezaaid is met zonnen en planeten en daarmee mogelijkheden voor die evolutie. De taal van die andere die we mogelijk niet zullen begrijpen, hun muziek daarentegen wel.