Een sluitende kerst.
Prachtig,
de begroting klopte. Nu nog de uitvoering. Ze kwam precies uit op het gedrag
dat ze de afgelopen maanden had gespaard om van de kerst iets geweldigs te
maken. Met een kerststol met echte amandelspijs bij het ontbijt, een grandioos
diner met rollade, kinderwijn en ijstaart toe, besloten met van die grote
bonbons en voor later noten, mandarijntjes, dadels en
warme chocolademelk. Onder de boom voor beiden een cadeau. En nu eens iets echt
moois. Niet helemaal nieuwe maar wel echt gouden oorknopjes, van de lommerd.
Die had ze al gepoetst zodat ze er als nieuw uitzagen en verpakt in doosjes met
roodfluwelen voering. Maar nu de ingrediënten voor het feesteten.
Gewoonlijk
vergaarde ze haar boodschappen op de markt. Maar deze luxe zaken zou ze dit
keer halen bij de supermarkt. Twee dagen was ze met reclamefolders in de weer
geweest om haar lijst binnen de begroting te krijgen. Omdat ze slecht in
rekenen was, rondde ze de bedragen af naar boven op hele euro’s. Dan moest het
zeker uitkomen. Daarna groepeerde ze getallen tot vijf- en tientallen. De tafel
van vijf, die kende ze feilloos.
Scherp
herinnerde ze zich nog de misprijzende blikken van Henk als ze zo ingespannen
bezig was met het financiële beheer van hun huishouding. Vijftien jaar geleden
had hij haar getrouwd, omdat ze zo mooi, lief gehoorzaam en altijd vrolijk was.
Twee jaar geleden had hij ontdekt dat zij niet meekwam met zijn carrière, ze
hem in de weg zat bij zijn netwerken. Om haar vervolgens alleen te laten met
hun twee dochters. De klap was hard aangekomen. Tot ze merkte dat ze zonder hem
weer helemaal zichzelf kon zijn en naar haar talenten. Zonder hem was het met z’n drieën weer gezellig geworden, had ze weer vrolijk
kunnen zijn. Alleen de financiën, die gaven steeds problemen. Normaal hielp
haar oudste haar met de optelsommen om de maand sluitend te krijgen. Maar dit
keer moest alles geheim blijven. En ze was er toch maar goed uitgekomen. Op
papier klopte het, zou ze zelfs nog iets overhouden. Zorgvuldig schreef ze de
lijst over op een nieuw vel papier.
Gespannen
schuifelde ze langs de al danig geplunderde schappen in de winkel op zoek naar
de artikelen op haar lijst. Daarbij getraind in het negeren van de overdaad die
zich met fraaie verpakkingen en uitdagende teksten aan haar opdrong, maar sinds
de scheiding niet meer in haar budget paste. Het wildvak was al leeg, op een
paar wit uitgeslagen bouten na. Maar rollades waren er
nog in overvloed. Maar die met het gewicht dat ze dacht nodig
te hebben overschreed haar begroting. En een kleine, iedereen net niet genoeg,
nee. Maar aan het eind van de dag werd het te veel aan vlees meestal
afgeprijsd. Dat wist nog van haar financieel betere tijden. Daarop zou ze
gokken. De reden waarop ze ook laat was gekomen. Om haar wachten te camoufleren
scharrelde ze wat rond met geveinsde belangstelling voor de andere schappen.
Maar steeds in de buurt van de rollades. Zo nu en dan
controleerde ze het diepvriesvak met de door haar al uitgezochte ijstaart. Die
moest daar wachten tot ze klaar was. Daarbij laveerde ze haar pover gevulde kar
behendig langs de vele andere die koortsachtig werden volgestouwd. Net een
straatmus, spiedend naar wat er voor haar van al de overvloed zou overblijven,
zo voelde ze zich. Zorgvuldig vermeed ze de ogen van anderen om daarin niet hun
waardering voor haar te hoeven lezen. Maar als ze toch even naar ze loerde zag
ze vooral grimmige onrust van mensen die elkaar in de drukte op afstand wilden
houden. Met die blik van ‘o pardon maar hier sta ik toevallig en je ziet maar’.
Anderen keken bewust een andere kant uit opdat jij bij het passeerden wel moest
uitwijken.
Na
een eindeloos half uur wachten naderde het afprijzen. Ze had de man die dat
gebruikelijk deed naderbij zien schuiven. Of hij haar loeren had opgemerkt?
Steeds deed hij of iets anders nog belangrijker was. Hij babbelde
wat met de vrouw achter de toonbank voor brood, dat inmiddels vrijwel
uitverkocht was. Angstig richtte ze haar blik op een verzameling potjes om
vooral niet te laten merken hoe ze op hem wachtte. Zodat ze
haast mistte dat hij begonnen was en twee andere vrouwen haar bijna voor waren.
Zenuwachtig wrong ze zich tussen hen in naar de uitverkoren rollade. Een
van haar zag ze er ook naar kijken. Maar ze had hem al en de blik negerend van
‘die had ik misschien ook wel gewild’ maakte ze zich haastig uit de voeten. Het
was een mooie ronde, lekker zwaar op de hand liggend, beslist genoeg voor hun
drieën de komende feestdagen, verpakt in doorzichtig plastic bedrukt met bleek
groene hulst, en met op het prijskaartje met rode kerstklokken nu precies de
prijs van haar budget. Trots legde ze haar buit naast de kerststol. Nu nog de
ijstaart en dan afrekenen en hopen dat ze zich niet had verrekend.
Voor
de kassa’s stonden lange rijen verbeten zwijgend het trage tempo van het
afrekenen van de overvolle karren te volgen. Achter haar drong een ouder
voortdurend tegen haar op, bang dat iemand zich nog even tussen hen in zou
dringen. Het met crème en poeder gerestaureerde gezicht van de vrouw, gedekt
met zilverkleurig permanent en leunend op een bontkraag, gelaste voortdurend
haar in beige leer verpakte man op zoek te gaan in de schappen naar wat ze toch
ook maar beter in huis konden hebben. Hem daarbij volgend met argusogen of hij
wel de goede kant op liep en tijdig terug kwam. Daarna probeerde ze op de torenhoog
gevulde kar er nog een plek voor te vinden. Voor haar stond een vrouw van
ongeveer haar leeftijd, van het type dat ongetwijfeld met de loopbaan van Henk
had mee kunnen komen. Maar met hautain kritische ogen die hem wel eens hadden
kunnen afwijzen. Zelfbewust rankte ze boven een paar droom mooie laarzen omhoog
in een volmaakte deux pièces. Haar kar was matig
beladen maar met producten waarmee ze tijdens haar huwelijk niet eens had
durven thuiskomen. Inderdaad, zo een had hij moeten trouwen, bedacht ze om zich
wat op te vrolijken tussen al die zelfverzekerden om haar heen, om even niet te
voelen hoe verloren ze zich daartussen voelde in haar versleten jack en met die
schamele inkopen. Haar gedachten slopen weg naar vroeger, ver voor Henk, toen
ze nog zo zorgeloos de toekomst op haar af had laten komen. Tot ze ineens voor
de kassa stond, en het spannendste moment begon. Had ze alles wel goed
berekend? En wat als het niet klopte? De bonbons, die zou dan terugdoen.
Geprikkeld
door haar even aarzelen spoorde de harde ogen in het gepoederde hoofd boven de
dode vos haar aan de boodschappen op de band te leggen. Zo van schiet eens op
armoedzaaier. Maar dat was ze helemaal niet van plan. De artikelen gingen dan
veel te snel door de handen van de caissière en belandden dan op een hoop,
naast die van de andere kassa, en daarvan slechts gescheiden door een lage
plank. En hoe verleidelijk was het niet om per ongeluk aan de verkeerde kant te
grijpen als zij keek of alles wel correct werd aangeslagen. Zij kon zich geen
enkel risico permitteren. Stuk voor stuk reikte ze de caissière de boodschappen
aan en stopte ze na het aanslaan meteen in haar tas. Het oudere echtpaar begon
nu hoorbaar grommend commentaar te geven op dit naar hun zin omslachtige en
trage gedoe. Vaag hoorde ze hoe het daarbij bijval kreeg in de rij achter ze.
Geërgerde blikken voelde ze prikken in haar rug. Maar ze gaf geen krimp, ging
onverstoord door en duwde haar schouders hoog op tegen deze last, zodat haar
gezicht veilig weg dook in de dikke gebreide sjaal rond haar hals. En het
meisje achter de kassa vond het goed. Want iedere keer als ze haar iets
aanreikte, knikte ze haar bemoedigend toe. Wat werd de uitslag? Ze kon zich
niet meer voorstellen ooit nog rollade te lusten.
‘Wilt
u nog zegels, vroeg het meisje voor ze de beslissende aanslag deed. Terwijl ze
nee zei kneep ze verbeten in haar portemonnee.
‘Vierendertig zeventig’, was de uitslag. Het
was gelukt en vrijwel volmaakt. De angst stroomde als water van haar af. Ze
voelde hoe haar lichaam in de ontspannen houding gleed die ze vroeger op ballet
had geleerd. Onder de spottende ogen van de rij achter haar telde ze de zo
moeizaam gespaarde biljetten en munten langzaam en zorgvuldig uit. Alsof het
daarmee nog fout kon gaan. Het meisje controleerde haar weer geduldig bij het
uittellen en gaf haar daarna de negentig cent die ze overhield opgewekt terug.
Nog even keerde ze zich naar de verbijsterde ogen van het echtpaar en knikte
opgewekt goedendag.
De
dichte motregen buiten bracht heerlijke koelte op haar gloeiende wangen. De
sleutel paste nu ineens direct op het verroeste hangslot van de fietsketting.
Statig zeilde ze met haar fiets over het parkeerterrein tussen de vele auto’s
door. Het water dat langs haar wangen liep proefde zout op haar lippen. Op de
weg gekomen stopte ze even om de waas voor haar ogen
weg te vegen. ‘Hoe zeg je dat ook al weer?’ Onhoorbaar snikte ze: ‘ook deze
kerst heb ik toch maar weer sluitend gekregen.’