De dagboeken.

 

Terug op het honk waren Estrice en Hesta weer aanwezig, moest hij hun hartelijke begroeting ondergaan, en informeerden zij hem over zijn agenda voor de komende dagen. Al vertrouwd met hun interesses wist hij wat hem te wachten stond en dus hoe hij zijn tijd had te ver­doen. En eenmaal die twee bediend zouden ongetwijfeld ook anderen van het roedel hem op hun programma zetten. Hun royale gastvrijheid moest verdiend worden. Voorlopig wist hij waarvoor hij hier was. Die namiddag al moest hij met Estrice mee naar haar appartement om zich in zijn taak te laten inwijden.

 

Hun plan was ze af te luisteren, en dan vooral Estrice. Daartoe was het een en ander in haar vertrekken installeren. Wat dat opving ging via zijn mobile door naar de horst om uit te luisteren. Na een week belde Kervin al dat hij hiermee wel kon stoppen. Het lokaal koetervlaams dat ze meestal spraken was niet te verstaan. Wel belde Estrice gere­geld in internationaal maar die gesprekken waren te onbegrijpelijk vak­technisch. Tenslotte was Estrice ook nog dol op muziek en ook dat hadden ze eindeloos uit te horen. Deze teleurstelling bezorgde hem enige spannende mo­menten om de verborgen microfoontjes te verwijderen. Inmiddels had iedereen zo de smaak van hem te pakken dat ze hem nauwelijks nog alleen lieten. Zelfs op zijn wandelingen door de omgeving doken ze onverwacht hem opeisend op. Na die eerste week voelde hij zich dan ook als de opgejaagde konijnenvrouwtjes die hij geregeld in de duinen achtervolgd zag. Het maakte dan wel deel van hun cultuur, als man hoorde je niet anders te willen, was je er op gekweekt en voor opge­leid. Maar in zijn Bildung zat mede die van hun horst, en nu ook met die ge­voelens voor Ishma, dat het dus ook anders met ze kon. Maar die bleef hem ineens negeren, had van alles te doen in haar atelier. Een paar keer had hij gevraagd te mogen zien wat ze deed. Maar ook daarvan was ze niet gediend, of nog niet had ze gezegd. Hij zou haar concentratie storen. Toch lieten haar ogen blijken dat hij geduld moest hebben, dat ook zij hem eens zou vorderen voor verdere kennismaking.

 

Na een week leverde Estrice hem uit aan de anderen. Ze wilde kennelijk wachten tot die op hem waren uitgekeken. Na drie weken zocht ze toch weer intiem contact en vanaf dat moment duldde ze nauwelijks nog concurrentie. Van hun achtervolging wist hij waar zij van hield en door daarop goed in te spelen ontwikkelde hun relatie zich voorspoedig. Alle gelegenheid dus voor de uitvoering van zijn plan, maar zonder het flauwste idee van hoe. Inmiddels had hij ervaren dat uithoren over haar werk hun verhouding geen goed deed. Hij was er vooral om haar dat te laten vergeten. Goed kijken was dan ook het enige wat hem restte, luisteren naar haar muziek, praten over de boeken die ze las en aanhoren waar ze overal was geweest, met wie en hoe die waren. En dat liefst in haar eigen vertrekken, waar ze hem ook vaak alleen liet, voor zichzelf opborg. Overdag had ze ge­regeld te doen voor haar werk.

‘s Avonds was ze graag met andere vrouwen samen. Daar maakte ze zich altijd zorgvuldig voor op. Ook hem als hij mee moest. Geregeld gingen ze uit, naar iets in het Haagse of vrienden. Eén keer in de maand hadden hielden ze salon, dan hadden ze gasten met hun vangsten, en hij weer eens mannelijke aanspraak. Deze ontvangsten begonnen in de namiddag met voorbereiding op een diner. De avond werd ingeleid door een lid van hun roedel met een muziek, een reisverslag, een verhaal over actuele architectuur of een tentoonstelling. Ook deze bijeenkomsten, die hij moest meemaken waren uiterst plezierig, soms heel boeiend en cultureel vormend.

Tot heel vervelend Estrice vond dat het zijn tijd werd om haar nestje op­warmen. Wat hem wel alle gelegenheid bood haar appartement grondig te verkennen. Daarbij was hem al opgevallen haar verzameling antieke boeken. ‘Net zo’n collectie als die van Kervin,’ bedacht hij. Zorgvuldig werden ze bewaard achter de afgesloten glazen deuren van een drietal boekenkasten. Hij had al een paar keer gevraagd ze te mogen inzien. Uiteindelijk had ze met duidelijke tegenzin er een paar uit de kast genomen. Alleen met handschoenen aan mocht hij ze aanraken, de weerbarstige pagina’s vooral voorzichtig omslaan, niet omvouwen of de ruggen knikken, een paar biotechnische werken. De teksten waren al even antiek vervelend, uitsluitend zwart-wit met nauwelijks accenten, met moeizaam te zoeken voetnoten en illustraties beperkt tot plaatjes. Dan waren de huidige op scherm zowel comfortabeler als veelzijdig met al hun links. Dat zelfs wetenschappers het hiermee eens deden. Ze had er één met de hand geschreven op perkament dat veel fraaier oogde, een uiterst kostbaar exemplaar zei ze, dat hij alleen mocht bekijken terwijl zij het voor hem open sloeg en maar op enkele fraai ingekleurde bladzijden. Met het door haar verwachte ontzag had hij naar het ingenieus gekriebel gekeken. Tot die hem ineens weer deden denken aan Kervins opmer­king: ‘Ook zij is een schrijver.’ Daarna weer eens alleen gelaten vie­len ze hem direct op: vijf vrij simpele banden, zonder tekst op de ruggen. Na al die weken toch een opening? Want wat konden dat an­ders zijn dan haar dagboeken? Als daarin eens stond wat zij zochten, dat kon opnemen en verzenden met z’n mobiel. Die gele­genheid kwam een paar dagen later toen ze hem weer eens liet uitsla­pen en de kast vergat te sluiten. En inderdaad, het waren haar dagboeken. Gebruikelijk babbelden men teksten in op spraakherkenners als die op scherm moesten. Kervin schreef nog op zo’n ouderwets tablet voor tekstherkenning. Deze vrouw schreef heel ouderwets op papier. Vier boeken waren vol gepend, het vijfde nog niet. Vanaf de laatste beschreven pagina was hij gaan opnemen. Het viel daar van­zelf open omdat drie bladzijden waren uitgesneden. Toen hij dacht iemand te horen aankomen had hij er over de zestig gekopieerd. De dagen daarna was de kast steeds op slot. Ze was daar dus uiterst kien op. Nog de­zelfde dag had hij ze verzonden en kreeg de volgende dag weer alle tijd ze te bestuderen.

Wat interessant leek, met grafieken en formules en zo, was geluk­kig in internationaal. Daarnaast ook veel in lokaal, mogelijk meer per­soonlijk, leuk misschien, maar waarschijnlijk niet ter zake. Het in­ternationaal leek dat wel, voor zover hij dacht er iets van te begrijpen, en dat waren voornamelijk de kanttekeningen bij de formules. Die waren al onthullend genoeg. ‘Eliminatie van hun syndroom op een elegante wijze.’ of ‘Op het oorspronkelijke niveau maar zon­der de risico’s van toen.’ Zonder meer had ze de man op de korrel. ‘Hun huidige horigheid transformeren in meer gelijkwaardige verhoudingen.’ Maar wat deze opmerkingen concreet inhielden? Haar fraaie hand­schrift was goed leesbaar, maar slechts hier en daar te begrijpen.

‘Standaard XY is drie op honderd, met die XY-variant weer normaal.’ XY, dat waren zijn mannen. Wat zou ze met normaal bedoelen? Verderop tussen onbegrij­pelijke teksten tussen reeksen genletters met hier en daar onderstrepingen. Duidelijk verdachte genspellingen en met mogelijke duidingen? Was dat haar vinding, een nieuwe spelling voor die andere niet meer riskante man en weer één op één?

‘Faalt dat gen dan blijft het XY vrouwelijk.’ Als het SRY‑controle-gen op het Y het niet deed, als de mannetjesmaker faalde? Kervin en hij hadden zich wel eens in de werking daarvan verdiept. Chiavel had het eens ontdekt, heilig verklaard en moest er toen alles van weten. En wat wilde het toeval, ook Estrice was er mee doende.

Na de conceptie begon de man altijd vrou­welijk, en zij wilde hem daarop houden, met mogelijk die nieuwe spelling. ‘Even goed doordenken, Burton en je komt er wel uit,’ bemoedigde hij zichzelf. Hij probeerde zich weer voor de geest te halen wat ze hadden gelezen. ‘De mannetjesmaker, het SRY-gen, codeert het hormoon testoste­ron. Doping daarmee maakte het in aanzet altijd vrouwelijk XY tot man. Een bevruchte eicel met XY, in potentie mannelijk, kon niet zonder die mannetjesmaker. 

Wat hij hier en daar meende te begrijpen, stond tussen teksten, formules en genletterreeksen die voor hem geheimtaal waren. Of Chiavel daarmee veel verder kwam? Hij had zijn vondst inmiddels ontvangen. Om alles echt te doorgronden zou een deskundige niet onwelkom zijn. Maar wie kreeg je zo gek, en was te vertrouwen?

‘In aanleg, bij de conceptie zijn we vrouwelijk.’ Mannen begonnen als vrouwtje. Die kanttekeningen bleef door zijn hoofd spoken. Zonder een bad in testoste­ron bleven ze vrouwelijk. Het SRY-gen op hun Y codeerde dat. En dat gen wilde, kon zij wegschrijven, had ze als een mogelijk moeten opgeschreven. De man in formules en genletterreeksen ging door tot op de een plek in het dagboek waar die bladzijden waren uitgesneden. Had daarop gestaan wat zij niet wilde weten?

 

De dag later weer eens op pad door de duinen, alleen omdat hij die inmiddels beter kende en in gezelschap van de bulkat die hem in het bijzonder mocht, haalde hij zich weer voor de geest wat hij gelezen had. Het had dus te maken met genen en iets van gemiste man­nen, mannen die vrouwelijk bleven. Dat kwam ook nu wel eens voor, als het SRY-gen faalde. Ook dat hadden Kervin en hij ergens gelezen. Met mannen schaars, was dat verschijnsel uiterst zeldzaam. Toch verdiepte zij zich in dat verschijnsel. Zou ze dit ‘gemiste mannen verschijnsel’ domi­nant wilde maken, door bijvoorbeeld een mutatie? Waarom anders al die genreeksen. Een gen was een a.c.g.t -combinatie en een mutatie gewoon een kwestie van de introductie van een nieuwe spelling. De fatale voor mannen hadden zij eens gevonden en zo nodig moeten schrijven. Was zij uit op weer zo’n herziening van hun spelling? Maar zich vervolgens verrot geschrokken van de consequenties. Van seks wist ze maar al te graag te genieten, had hij ervaren. Mannen zou ze beslist niet willen missen. En dan uitkomen op een recept voor gemiste mannen die zich als vrouwen manifesteerden. Terwijl haar beroep was het behoud van het man­nelijk op beduidend meer dan wat hun noodlot eigenlijk beoogde.

‘Logisch dat ze niets meer wil weten van haar geheim,’ conclu­deerde hij opgetogen. Ze was op een spelling gestuit die zij verfoeide, en had die genoteerd op die laatste drie weggesneden pagina’s. Daarop had de blauwdruk gestaan voor hun complete afgang? De gedachte deed hem rillen van ontzetting. Want het kosmisch moeten mogen, ook van dit, was immers onontkoombaar. Elke nieuwe stap in de evolutie vloeide nood­wendig voort uit de problematiek van het heden. De fatale mutatie moest, toen de innovatiedrift van de man niet meer nodig was en te gevaarlijk werd. Die stap bevorderde de vrouw tot de stam van de evolutie en degradeerden hen tot een zijtak. Zijtakken waren bedoeld om eens af te vallen, als de tijd daarvoor rijp was en hun aanhechting verrot. En dat dan door de vrouw heen, naar hun moraal. Maar wat voor moraal hadden die vrouwen eigenlijk?

 

Toen hij Estrice met die vraag confronteerde werd het weer uiterst amusant, begon zij over de evolutie van de moraal.

‘De moraal volgt uit wat goed is voor de ecologie. De moraal van planten is dierlijk leven bevorderen door ze te voeden opdat zij daardoor bemest worden. De moraal van de grazers is zichzelf vetvreten, voor het be­houd van roofdieren die ze gezond houden en voor een tragisch eind behoeden. De taak van krokodillen is grazers grijpen en helpen ver­drinken. Zij die dat vakkundig doen zijn moreel verantwoord bezig. Leeuwinnen die gezamenlijk efficiënt weten te jagen hebben de juiste moraal. Mo­reel verantwoord vrouwelijk kiest alleen voor het best mannelijk en verzorgt braaf het daarmee verkregen kroost. Moraal is wat goed is voor de soort. Binnen de soort wint steeds de sterk­ste moraal, consoli­deert die zich. Zo is de wet van de evolutie van de moraal, een wet die elk leven in de genen heeft.’ Hij was weer even helemaal stomverwon­derd geweest. Je confronteerde Estrice met een prikkelende vraag en ze kwam net als Kervin met de meest wonderlijke antwoorden.

‘En onze menselijke moraal?’ zei ze tot slot, ‘dat is het mogelijke moeten mo­gen. Daarmee hebben jullie eens alles uitontwikkeld voor onze con­solidatie. En wij vrouwen...’ Ze viel stil en rolde naar hem toe.

‘Vertel op Estrice, wat is jouw zonodig willen?’ Die vraag beant­woordde ze met een aanval die hem onmiddellijk bijbracht wat zijn moraal had te zijn.

 

***