pv6

Afronden op een publiek kapitalisme.

speculaties

 

Willem Semeins 2024

 

 

Inhoud

zza     Noodwendig.

zzb    Praktisch bruikbaar afronden.

zzc     Van maken naar bezitten.

zzd    Het monopolie van plek.

zze     Waarin en waaruit.

zzf     De evolutie.

zzg    De taal waarin we leven.

zzh    Kwaliteitsborging.

zzi      Het  gender

zzj          En dan verder

 

     Noodwendig. zza

Ons denken en bedenken, daarin denken vrij te zijn. Maar wel in de taal waarin we leven. Waarmee we een praatgrage diersoort zijn. Al naar wat we verteld krijgen. Daarmee met de noodwendigheid van z’n geschiedenis. Naar waar we luisteren. Het collectief waarin we zijn, met inmiddels vele media. En wat we daarvan begrijpen met de taal waari we leven.

Z’n verleden met de verlichting, het vrij mogen weten van de wereld waarin en waaruit we zijn. Een fase in de geschiedenis van de mensheid. Die resulteerde in de industriële revolutie naar vrije wetenschappen.  Daarmee het van alles kunnen maken. Een rationeel technische verhaal dat ons nu beheerst. Dat zich afrondt, tot op de grenzen daarvan.

De vrije markt die daar noodwendig op afrondt. Naar het verhaal van Adam Smith (1723-1790). ‘Ondernemen met als doel rijk te worden, dat zorgt voor wat we nodig hebben, en werk om het te maken. Daarmee lonen om het te kopen’.

Met de noodwendigheid van kwaliteit. Door concurrentie met steeds beter. Wat resulteert in het praktisch volmaakte. Veel  producten die we al als zodanig beleven. Die niet nog veel beter hoeven, en dat ook niet meer kunnen. Die uitontwikkeld zijn. Zijn naar wat natuurwetten technisch mogelijk maken. Die daaraan ook grenzen stellen.

Kwaliteit is wat de markt wil, én kan betalen. Met daardoor de prijsverschillen tussen ‘kan niet beter’ en ‘de laagste prijsgarantie’. Het product dat lang mee gaat. Dat  rijker maakt door minder vaak te hoeven kopen. En het zoo goedkoop mogelijke, goedkoper te vervangen dan te herstellen. Het wegwerpproduct. Waarmee de economie vervangingsmarkten in stand houdt. Wat vervuilend is, en waar we van af moeten.

Kwaliteit die te borgen valt. Tot op het nul fouten concept. Producties, assemblages,  met toeleveringen overal vandaan, die alleen daarmee mogelijk  zijn. Waarmee producten het ook altijd doen, te garanderen zijn. Ze met design een ‘willen hebbe ding’ zijn.

Producten naar het materieel mogelijke van de wereld waarin we zijn. Wetenschappen die ze ons openbaren. Innovatie waarmee we ze daarmee vervolmaken  Tot op de grenzen ervan. Gesteld door de natuurwetten. De wil in die wereld  besloten. En wat de markt wil, wij zinvol vinden en ons geld waard. Waarmee ze noodwendig uitkomen op voor ons praktisch volmaakte eindwaarden. Met wel weer de keuze voor duurzaam, zo lang mogelijk mee gaan.

Producten naar wat de wereld voor ons in petto heeft.  En van waaruit we zijn. Die we steeds meer leren kennen als een universum met eindeloos veel sterren en planeten. Begonnen met een oerknal, met een evolutie tot op ons er in zijn. Naar de wil van die natuurwetten die oerknal mee gegeven.

Een evolutie die zich net wat wij maken door ons heen voortzet. Met wat wij maken, de natuur transformeren in cultuur. De natuur waarin eens oplichtten.

 Een cultuur die natuur niet meer aan kan. Waarin we ons ontwikkelen als een plaag. Met als reactie die te bestrijden. Eveneens door ons heen. De aarde al voor heel veel mensen moeilijk leefbaar. Wat dwingt tot bezinning en verantwoording willen met ons verhaal verder kunnen.

Door  afronding van die industriële revolutie. Met in zich die noodwendigheid van het praktisch volmaakte. Daarop  inzetten,  kiezen. voor dat ‘kan niet beter’. En afrekenen met die ‘laagste prijs garantie’ en daarmee het wegwerp. Met dan als uitkomst praktisch volmaakte eindwaarden. Voor veel producten te ontwikkelen tot op generaties bestendig. Producten die bij vererving rijk maken. Komende generaties steeds minder hoeven te maken. En steeds meer gaan bezitten. Met gelijkwaardigheid iedereen steeds rijker.

Minder maken, daarvoor kiezen. Voor een economie daarop gestoeld. Die noodwendigheid van de vrije markt in  die richting dirigeren. Bezitten in gelijkwaardigheid. Kiezen voor een bestel dat iedereen steeds rijker maakt. Bestaanszekerheid dan niet meer afhankelijk van alleen werkgelegenheid.

De economie daarmee bevrijden van almaar moeten groeien om daarin te voorzien. Die te maken krijgt met innovatie die eens voor gezien heeft.   

De transformatie van de economie van maken en consumeren, verbruiken naar bezitten en dat beheren en behouden. Bezit, kapitaal dan als bestaanszekerheid voor de bezitter. Het kapitalisme dat de winnaar wordt. Al manifest met het privaat kapitalisme. De rijken die steeds rijker worden. Dat zich bewijst als een noodwendigheid.

Dat kapitalisme transformeren in een publiek kapitalisme. Iedereen rijker en steeds rijker worden. Op basis van samen gerealiseerd dat ook gezamenlijk bezitten en vererven. In veel landen al ingeleid met publieke voorzieningen, publiek bezit. Uit te breiden met het voor het voor iedereen essentiele voor bestaanszekerheid.

Naar wat we collectief weten overeen te komen. Vrij daarover kunnen beslissen. Met de herontdekking van de democratie, die van het antieke Griekenland. En met steeds meer mensen mogen stemmen. Vanuit ons instinkt voor gelijkwaardigheid, gevoel voor empathie, het mee beleven met anderen. Eigenschappen die eens de homo sapiens mogelijk maakten?

Binnen ieders collectief, inmiddels deel van een wereldwijd collectief. In competitie met elkaar voor overleven. Met een geschiedenis van veel geweld. Met wat we daarvoor maken riskant voor het voortbestaan van onze soort. En daarom te vermijden.

Waarmee nog steeds geschiedenis maken. Het mannelijk instinct voor geweld, het zich moeten bewijzen als beste. De sterkste en vrij van empathie gegeven. Gevaarlijk en wreed en geen moeite hebben met doden. Rijk en voorzien van gardes moeilijk te bestrijden zijn. Met inmiddels ook vele andere vormen van competitie, die van bedrijven, cultuur en sport, innoverend denken. Waarmee we veilig zijn over eigen grenzen.

Een collectief dat niet zonder een systeem van recht en orde kan. Vanuit weten over de wereld waarin we zijn. De waarheden daarvan willen weten. Begonnen met de logica van oorzaak en gevolg. De schepping die een schepper bewijst. Met als uikomst het animisme met geesten en goden. De inleiding van religies. Mede om samenlevingen te ordenen en te beheersen, te voorzien van normen en waarden. De koning die de berg op klom voor overleg daar boven. En terug kwam met de geboden en verboden van zijn god. Door zijn horigen te aanvaarden. En buiten discussie.  Met de opdracht daaraan behoefte je naar boven te sturen. Het autoritaire regimes biet  democratische dat nog steeds niet zonder religies kan.  

Bedenksels met vooral ook kwalijke gevolgen voor vrouwen. De god naar het evenbeeld van de man, de vader, heer. De  vrouw daaraan toegevoegd. In veel landen nog zo.

Religies die het met de verlichting moeilijk kregen. Met weten gestoeld op  feiten. En steeds beter kunnen waarnemen. De telescoop waarmee  Galilei (1564-1642) de aarde om de zon zag draaien. De wereld z’n onder en boven kwijt raakte. Op de maan gestaan de aarde aan de hemel zien bewegen in een universum. Met z’n evolutie van het materiële met energie in ruimte en tijd. Die zich met ons denken en gedenken door ons heen op aarde voortzet. Van z’n natuur steeds meer cultuur maakt. Wat die aarde dus niet meer aan kan.

Met als oplossing die  noodwendigheid van het praktisch volmaakt bestendige voor wat we maken. Dat wereldwijd en democratische te benutten. Een internationale  democratie met een mondiale grondwet. Met instituties om die te handhaven en beveiligen. zo nodig met geweld.

W niet zonder bezinning kan op wat we zijn, die naakte aap homo sapiens. Die niet meer zonder z’n gemaakte kan. Dat wereldwijd als bestaanszekerheid voor iedereen waarmaken. Daarbij afrekenen met eigen volk eerst. Ontaard in racisme, het bedenksel van rassen zijn. Naar variaties in uiterlijk. Door inteelt of kleurverschillen door te veel of te weinig zon.

Dat de wezenlijke verschillen zitten in d taal waarin we leven, die collectief en daarmee vooral lokaal verteld krijgen. Afhankelijk van z’n geschiedenis. De lokale tradities en geloven die we koesteren. Die zich steeds meer hebben te verhouden met het mondiale verhaal van onze soort. Dat met technologie en economisch steeds meer één verhaal wordt. Op media met muziek, theater, literatuur, beeldende kunsten, sport, spel.

Ons maken afronden voor wat materieel daarvoor nodig hebben. Mogelijk met wat we weten van de evolutie na die oerknal. De afronding met die keuze voor duurzaam  Die fase van maken in die evolutie door ons heen daarmee afsluiten. Verder gaan met vooral het zijn met dat gemaakte. Door er een eigenwaarde tegenover weten te stellen. De piano zowel hebben als kunnen bespelen. Waarmee de evolutie door ons heen verder gaat. Zich pas afrondt als onze zon het voor gezien heeft. 

Waarbij we blijven maken. Zoals voor te eten hebben. Een internationaal verdienmodel. Regio’s met gunstige voorwaarden voor landbouw en veeteelt. Met de hele wereld als markt. Gecombineerd met lage lonen, door arbeidsimmigratie en autoritair regimes.

Daarvan af moeten. De huidige landbouw en veeteelt die een bedreiging is voor de natuur. En daarmee voor onszelf. Met te veel plek en die vergiftigen. Waarin de mensen klem zitten tussen kapitaal en afzetmarkten. De boer stalknecht of op een tractor. Vooral vrouwen ermee doende.

De technologie die het gaat overnemen. Gewassen telen in kassen niet meer afhankelijk van het klimaat, zuinig met water en zonder gif. Daar waar gegeten wordt. Met herstel van het commune van plek bevrijd pacht. Vlees eten met empathie voor dieren. Herstel van de rechten van onze voorfamilies. Allen op basis van dierwaardige leven. Kweekvlees als een oplossing voor vlees blijven eten. Landbouw met ook alle benodigde eiwitten. In de taal daarvoor nodig gaan leven.  

      

     Praktisch bruikbaar afronden. zzb

Het actuele discours voor alles wat we maken. Met door ons heen die noodwendigheid van praktisch volmaakt en op eindwaarden. En dan de keuze voor duurzaam. Daarmee wat we maken zien af te ronden.

Door alles wat we maken in circulatie zien te krijgen en houden. Apparaten die te herstelbaar zijn. Onderdelen die verslijten makkelijk te vervangen. Zoveel mogelijk dus standaard. Nog maar één oplader. Ze daarop ontwerpen. Tot op thuis zelf kunnen repareren. Producten die het gehad zoveel geschikt voor hergebruik, daarmee maken tot de toekomstige voorziening van grondstoffen. Apparaten die voor een groot deel bestaan uit onverwoestbare onderdeken. Die eenmaal in elkaar gezet vaak alleen maar kapot te maken zijn. De bergen nauwelijks af te breken afval.  Die terugsturen naar de maker voor hergebruik ervan. Ze daarop gaan ontwerpen Voor alles z’n kringloop bedenken en verlangen.

De circulatie-economie die op de Europese  agenda staat voor 2050. Die vast loopt op de vrije markt met z’n laagste prijsgarantie. Producten herstellen dat geld kost. Waarop moet worden bezuinigd. Standaard dat de vrijheid aantast, innovatie belemmert. Circulatie die vervangingsmarkten aantast. Eb daarmee het voortbestaan van bedrijven. Belemmeringen die publiek moeten worden weggenomen. Vanuit publieke solidariteit.

De transitie naar duurzaam die afhankelijk is van zeldzame en schaarste materialen. Die op termijn niet zonder die circulatie kan. Landen die wereldwijd de  winning daarvan beheersen. Die deze ommezwaai afhankelijk maken van internationale solidariteit.  

Het product waarin iedereen oplicht. onze lichamelijkheid. Met voor het overgrote deel een slecht beheer en behoud. Te dik zijn en slecht eten en drinken.  De supermarkt met voor tachtig procent ongezond voedsel en het gezonde te duur. Bedreigingen van epidemieën door veehouderij. Dat materiele voor z;n gegeven tijd gezond zien te houden. Medische wetenschappen die weten hoe het kan.

Waarvan verdienmodellen niets van willen weten. Koopgoten die ons vooral aan de koop houden met wegwerp en verkeerd voor de gezondheid. Die ons geen enkele nieuwe trend en smaak laten missen. Waardoor we van alles veel te veel hebben. En massaal afdanken. Ook onszelf.

Met perspectieven voor die circulatie-economie Wat we afdanken voor weinig kosten te verwerven. Kleding die daarin heel groot kan worden. Nu gemaakt dat al meer dan voldoende is voor de rijke landen. Bezit daarvan in ascese. Per persoon maar één klerenkast. Metalleen het betere en met design duurzaam. Geschikt om te ruilen. Met professioneel georganiseerde kringlopen. Daarmee ook de huidige met spotgoedkoop vormen van slavernij elimineren. Het maken beperken tot het betere en duurzame. Vooral lokaal, met design dicht op de huid van consument.

Een verdienmodel met enorme perspectieven. Als we dat willen, onze stijl van leven daarop aanpassen. Er plek voor vrij maken. Dat in arme landen al de lokale kledingindustrie bedreigt. De rijke landen die daar hun afval dumpen. Met grote gevolgen voor de lokale werkgelegenheid.

Het verhaal van katoen. Een product met grote voordelen. Dat daarmee wol en linnen van de markt heef verdrongen. Het spinnen, weven, verven ervan eens alleen daar waar de katoenplant groeit. De koloniën van het koloniserende westen. Bij het begin van de industrialisatie daar ontdekt als een uiterst lucratief verdienmodel. Met als probleem de grondstof, de katoen. Uitstekend te kweken in de pas ontdekte Amerika’s. Daarbij grondig ontvolkt alleen met slaven. Te oogsten in Afrika. Te betalen met katoentjes. Een verhaal waardoor dat westen nog steeds heel rijk is.

Verhalen, speculaties over hoe te af te ronden. Met risico’s en transities en dus investeren op lange termijn. Met wat we wel maar ook niet willen. Regels die z’n vrijheid in de weg  staan. De afronding die dan ook publiek te organiseren is. Publiek kiezen voor oplossingen. Vanuit wat mogelijk is. Door onafhankelijke instituties aan te dragen. De risico’s dekken en zorgen voor eerlijke speelvelden.

Autoritaire regimes met daarbij het  voordeel van snel kunnen beslissen en kunnen financieren. Verkeerd kunnen kiezen en met negatie van bestaande belangen en marktverhoudingen. Democratisch met de weerstand daarvan. Maar met daarover te praten te overbruggen. Een internationaal verhaal gezien ons mondiaal alles maken en verhandelen. Met ook publiek subsidiëren, investeren. En daarmee financieel deelnemen. Publiek aandeel kunnen verwerven in van wat we verwachten dat iedereen rijk kan maken. Door dit niet alleen aan het private te gunnen. Met nu al het veel te veel van enkelen het tekort van velen. De introductie dus van een publiek kapitalisme. Iedereen rijk maken. Met weer de problematiek van het beheren en behouden van dus vooral bezitten. Door internationale instituties gevrijwaard van lokale politiek van potverteren. Voor Nederland dus alleen Europees te regelen. En Europees met een grondwet.

     Van maken naar bezitten. zzc

Een afronding van maken en verbruiken naar publiek bezitten en dat beheren en behouden.  Het perspectief van praktisch volmaakte eindwaarden daarvoor gaan benutten. Met het generaties bestendige dat reikt over de generaties heen. Dat de bezitters daarvan steeds rijker maakt, en daarmee bestaanszeker biedt. Door particulier kapitalisme alwaar gemaakt. De nu bezittende klassen. Met een publiek kapitalisme voor iedereen mogelijk. In rijke democratieën met publieke voorzieningen al aan de orde.  

Duurzaam bezit eenmaal afbetaald dat ’n kosten beperkt tot beheer en behoud, B en B. Het onroerende dat zich bij uitstek daarvoor leent. Antiek en gerestaureerd dat al voor vele eeuwen. Bestendige producten met kringlopen te behouden zijn. Die ze daarop selecteren. Te koop voor prijzen al naar hun schaarste. Meubels al in overdaad. Vele honderden gekost die voor tientjes de deur uit. Voor kleding hetzelfde verhaal. Producten die bij vererving in bezit komen. De auto die je moeilijk kwijt raakt. De elektrische in overvloed die dat lot wacht. Zich leent voor collectief gaan bezitten. De weldoortimmerde woningen eens in overvloed. De eigen woning die wonen heel goedkoop maakt. Met publiek bezit voor iedereen.

De prijs van producten dan vooral naar hun technische waarde, ban wat het kost om ze te maken. En eenmaal gefinancierd het B en B.

De vrije markt die bedrijven het bestendige afdwingt.  Die met productiemiddelen op dat niveau uiterst concurrerend zijn. Wat expertise vereist en geld om daarin te investeren. Waarmee een voorsprong in de markt val te realiseren. Door andere moeilijk in te halen. Monopolies en daarmee aantasting van die vrije markt. De generaties bestendige multinationals die al een eeuwig leven hebben. Die hun aandeelhouders steeds rijker maken. Steeds meer ook de pensioenfondsen. Deze fondsen voor een inkomen voor ouderen uitbouwen voor een basisinkomen voor iedereen. Met eerlijke vererving van dit generaties bestendig bezit. Daarbij de huidige extremen vereffenen. Alleen internationaal mogelijk.

Eens iedereen alles al hebben  en dat slechts hoeven te beheren en behouden. Waarmee we uitkomen op het vooral zingevend zijn met de dingen. Al naar persoonlijke eigenwaarde. De piano zowel bezitten als kunnen bespelen.

Beheer en behoud dat de toekomstige werkgelegenheid wordt.  Gewoon dagelijks doen wat daarvoor nodig is. Wat automaten en AI niet van ons overneemt. Daarvoor een vak beheersen en vaardige handen hebben. Iedereen mede een MBO opleiding en arbeidsplicht voor wat te doen valt. Het nieuwe bestel in stand te houden.

Technische innovaties die het eens gehad hebben. Nu nog essentieel voor de transitie naar duurzaam. Cultureel blijven we innoveren. Ons ‘mens zijn’ dat zich blijft evolueren.

Welvaart die geleid heeft tot bevolkingsexplosies. Die nu leidt tot krimp van de bevolking. De wereld eens met veel minder mensen. Met dan weer plek voor onze voorfamilies. Herstel van de natuur. Daarmee samen gelukkig worden. Het dier nu al vaak je beste vriend.

     Het monopolie van plek. zzd

Bezitten waarvoor plek nodig is. De dakloze die vrijwel niets kan bezitten. En ook niets van z’n leven kan maken. Jongeren zonder kans op een huis die gaan gezin kunnen beginnen. De lokale ondernemer die een betaalbare plek nodig heeft.

Plek op aarde, grond, bij uitstekgeneraties  bestendig bezit is. Niet te maken maar een kwestie van bezitten. Geen kosten van B en B. Al vele eeuwen dan ook de basis van leuk leven. Door  verpachten. en verhuren.

Plek dat ter plekke geen concurrentie mogelijk maakt. Dat bij schaarste  dan een monopolie heeft. Door marktmeester te regelen. Die daarin falen. De onbetaalbare grote steden. Woningen die wel te maken zijn maar waarvoor geen plek is. In winkels mee betalen aan te hoge huren.  De middenstand die het daardoor aflegt tegen de multinationals.

Plek dat met structuren de hoogte en de diepte in te is vermenigvuldigen.Met een monopolie eveneens lucratief voor de bezitters ervan.  

Grond al vele eeuwen een geliefd bezit. Circa vijfhonderd grootgrondbezitters die zeventig procent van Nederland bezitten. Deels buitenlanders. Ongeveer vierhonderd vooral buitenlanders die negentig procent van Schotland bezitten.

Bezit van grond eeuwen geleden heilig verklaard, door goden gegeven. Eens zich door het sterke in de samenleving toegeëigend. De inleiding van de feodale tijden door de uitvinding van landbouw en veelteelt. Die bezit van grond en arbeid vereiste. Beide met geweld te verkrijgen en te beveiligen De antieke roofridder, man,  met z’n grond, veroverd met het zwaard, vrouwen voor z’n nageslacht, zonen, dochters voor het netwerken met andere mannen, ook met zwaarden. en dus te vriend te houden, om bezit binnen families te houden, En slaven voor het werk. De gouden tijden voor de grond bezittende elites. Met land vooral verkregen door vererving. Waarmee de gelijkwaardigheid in samenlevingen verloren ging. De geschiedenis met vooral oorlogen om bezit van land. Tot op heden.

Het monopolie van plek regelen door pubbliek herstel van het eens commune ervan. Essentieel voor een samenleving gebaseerd op publiek duurzaam bezitten. Schaarste opheffen met publieke structuren de hoogte in. Generaties bestendig dan een collectief bezit voor vele eeuwen. En voor alleen B en B.

Het privaat kapitalisme combineren met een publiek kapitalisme. Noodwendig gezien de noodwendigheid van het generaties bestendige. Het daarmee door de tijden heen steeds rijker worden. Nu alleen weggelegd voor het privaat kapitalisme. Met z’n huidige extremen gebaseerd op het monopolie van plek. bezitten. Daarmee claims op de voor ze werkenden. Vanuit belastingenparadijzen waardoor ze publiek niet mee hoeven te doen.

Een privaat kapitalisme gestoeld op  het verhaal van Adam Smith (1723-1790). ‘Ondernemen met als doel rijk te worden. Dat zorgt voor wat we nodig hebben, en werk om het te maken. Daarmee lonen om het te kopen’. De hebzucht als filantropisch geschenk voor de samenleving. Alle vrijheid dan ook voor deze vrijheid. De neoliberale ideologie gericht op primair het private verdienbelang. Met het publieke belang daarvan een afgeleide. Met de speculatie dat het daarmee vanzelf goed komt. 

Een verhaal dat een eind maakt aan de gelijkwaardigheid in samenlevingen.  Eens het einde van de gilde, de collectieve garantie van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid van producten, met een rechtvaardige prijs. Het opzeggen ook van de filosofie van solidariteit, de zorg voor de naasten. De eerlijke samenleving waarin men in de Middeleeuwen nog min of meer op uit was. Naar de normen en waarden van religies waarin toen werd geloofd.

 Aristoteles (384-322 vCr) die al de  gevaren van die menselijke hebzucht zag. Zijn pleidooi dan ook voor een goed en deugdzaam ondernemen, met rechtvaardige prijzen en garanties voor betrouwbare producten. Het materiële vooral zien als middel voor een goed leven. En niet om er zoveel mogelijk winst mee te maken. Aristoteles die ook de jacht op almaar meer bezit, kapitaal zag ontstaan. Een particulier kapitalisme gebaseerd op de arbeid van anderen. In zijn tijd vooral slaven. Tegenwoordig de bevolking van lage lonen landen.

Adam Smith die eveneens deze gevaren onderkende. Die al pleitte voor marktmeesters. Om die vrije markt vrij en eerlijk te houden. Monopolies die concurrentie te niet deden te regelen Met het stellen van normen en waarden in de geest van Aristoteles. Overheden inmiddels onderkent als marktmeester. Die vanuit publieke belangen steeds meer grenzen stellen aan die vrijheid. Streven voor een eerlijk speelveld. Die met publiek ondernemen en investeren een publiek kapitalisme inluiden. 

De vrije markt met iedereen z’n ding doen die inmiddels internationaal is uitgerold. Over alle grenzen heen ondernemen en investeren. Waarmee we wereldwijd van elkaar a afhankelijk zijn geworden, en welvarender. Met wel grote  verschillen in welvaart. En daardoor ook grote verschillen in individuele macht. Alles winnen  en verliezers elimineren. Autoritaire  leiders die afrekenen met democratieën. Die oorlogen niet schuwen. Criminaliteit die niet meer te beheersen is.  

Met een inmiddels een groeiend besef dat het anders moet en beter kan. Willen we niet aan dit  verhaal ren onder gaan.

Waarin en waaruit. zze

Waarin en waaruit we zijn. Geopenbaard door wetenschappen. Vrij denken naar het voor ons feitelijke. Vanuit de taal waarin we leven, het voor ons vanzelfsprekende van wat we waarnemen.

Inmiddels begrepen als begonnen met de oerknal, het uit niets ontstaan van iets. Dat we begrijpen als materie en energie in ruimte en tijd. Evoluerend naar natuurwetten dat meegegeven. Waarmee die evolutie en een noodwendigheid heeft, een eigen wil.

Isaak Newton (1642-1726) die een appel zag  vallen en toen de zwaartekracht zag. Bewees dat massa’s materie elkaar aantrekken, en hoe. Een kracht waarmee we aan de aarde hangen. Kennis waarmee kanonnen laten raak schieten. De ruimte vol raakt met satellieten. Een kracht waarvan we het wat nog steeds niet weten.

Waarmee ieder wetenschappelijk antwoord een vraag is geworden. Wetenschappen en spel van ‘geef me je vragen dan krijg je de mijne’. Met wel als uitkomst praktisch bruikbaar weten.

Een kracht bewegen dat energie oplevert. Een klok daarmee voorzien door een gewicht op te takelen. Bewegen van een magneet en daarmee z’n magnetische kracht wat stralingsenergie produceert. De ruimte in snellend met een snelheid van driehonderdduizend kilometer per seconde. 

De ontdekking van de wisselwerking tussen die stralingsenergie en elektronen. Stralingsenergie die elektronen laat bewegen, en daarmee elektriciteit opwekt. Toegepast met de dynamo. Trillende elektronen die weer een magnetische straling opwekken en daarmee magnetische krachten. De elektromotor die zo elektriciteit om zet in beweging. Kennis waarmee alles elektrisch kan. Met z’n vragen zoals wat is een elektron. Te begrijpen als een deeltje zonder afmeting. Dus niet deelbaar. Ook als iets dat golft te begrijpen. Als golven op zee. Met de vraag wat golft er dan?

 Een deeltje met een negatieve lading. Die de chip met wel of geen een lading mogelijk maakte. Het daarmee tweetallig rekenen, schrijven, verbeelden. Communiceren met de snelheid van die magnetische straling. Waarmee we tv en internet hebben. Kunstmatige intelligentie ter verlenging van onze biologische. De laatste fase van ons geopenbaard krijgen?

De wetenschappen die stuiten op niet meer kunnen begrijpen. Vanuit het voor ons vanzelfsprekende. Vanuit ons zijn in en naar de wereld. Daarmee net als licht willen bekijken en dan licht nodig hebben.

Het voor ons korrelige van materie dat de elementaire deeltjes bewijzen als beheersing van de ruimte met krachten. Die we net als de zwaartekracht wel ervaren maar niet weten te verklaren. Kijkend door een glazen ruit zien dat materie niets is. Met voelen die kracht beleven.

Feiten te begrijpen vanuit het voor ons vanzelfsprekende. Ruimte die voor ons niets is.  Waarin stralingsenergie trilt, golft. De elementaire deeltjes die geen deeltjes zijn, niks van dat korreligs hebben waarmee wij materie begrijpen.

Het voor ons vanzelfsprekende van eeuwigheden. Evenwijdige rechte lijnen die elkaar nooit snijden. De hoop op een eeuwig leven na de dood. De ruimte die begon met niets, die uitdijend maar altijd eindig blijft. Die geen buitenkant laat zien, in zichzelf gesloten lijkt. Als een cirkel, het oppervlak van een bol. Waarop elk punt middelpunt daarvan is. De ruimte die mogelijk ook driedimensionaal gesloten is. De tijd die voor ons eeuwig lijkt. Dan met een oneindig verleden. Van waaruit het heden oneindig is en dus nooit te bereiken. De oerknal waarmee ook de tijd is begonnen.

Ruimte en tijd die met elkaar verweven lijken. Bewegen in de ruimte dat de tijd laat vertragen. Horloges die dan langzamer lopen. Met vliegen rond de aarde al bewezen. De tijd met de oerknal op nul. In zwarte gaten weer op nul!? Ook een verklaring waarom licht daaruit niet kan ontsnappen. Krijgt daar de tijd niet voor. Is tijd misschien ook rond en gesloten? Deeltjes op grote afstans die verstrengeld zijn. Waarmee de kwantumcomputer mogelijk is, Wat ruimte en tijd ontkent.  

Wie een en ander denkt te begrijpen die het niet begrijpt. We zitten in een wereld waarnaar we zijn en niet uit kunnen. Waarmee we de oerknal en z’n evolutie inmiddels beleven als een mysterie. Waarin wij een fase zijn. Met de beleving van een eigen wil.

In onze diepdonkere diepzee van woorden,  ze lukraak grijpen en rijgen tot verhalen zonder zin. De natuurkundige Alan Sokal (1955) die zo een artikel schreef met bewust zinloze beschouwingen. Dat in een gerenommeerd academische tijdschrift gepubliceerd kreeg. En vervolgens met veel internationale waardering. Dat mysterie niet durven erkennen.

     De evolutie zzc

Het  begin van ruimte en tijd, materie en energie, uit niets, op een tijdstip nul. Met de wil van een evolutie omhoog tot op ons er in zijn.

Een bestel beheerst door krachten. Materie die zwaartekracht opwekt.  Bij die start vooral waterstof. Begrepen als een positief geladen kern. een protoon, waarom een negatief geladen elektron draait. Deze waterstof met zelf opgewekte zwaartekracht samenperst in sterren wat leidt tot kernfusie, de productie van nieuwe materie. Helium. Naar dat model van waterstof. Twee elektronen rond een kern van twee protonen, en een neutronen om ze bij elkaar te houden. Verder fuserend tot de ons bekende ruim negentig natuurlijke elementen. Alle naar dit principe.

Bij die fusie van waterstof naar  helium komt energie vrij in de vorm van magnetische straling. Met die snelheid van driehonderdduizend kilometer per seconde. De lichtsnelheid genoemd. Licht dat mede stralingsenergie is. 

Sterren eenmaal hun kernfusie voltooit die dan ontploften tot sterrenstof. Door zwaartekracht weer samen geperst in nieuwe sterren. Omringd door planeten. Met nu die ruim negentig natuurlijke elementen. Die stralingsenergie laat evolueren tot moleculen. Van een ster of een hete kern.  Op gunstig gelegen planeten tot op zichzelf delende moleculen, levende materie. Op aarde tot op intelligent leven.

Waarmee die evolutie uit komt op het immateriële fenomeen van bewustzijn en denken, bedenken. En daarmee op een evolutie daardoor heen. Stralingsenergie, de motor van de evolutie. Van de natuurlijke elementen tot op leven. Planten die daarmee de atmosfeer op aarde ontdeden van een eens veel te veel CO2. En voorzagen van zuurstof. Het proces van fotosynthese. Zonlicht dat in bepaalde cellen elektronen laat bewegen, elektriciteit opwekt. Die in andere cellen water splitst in waterstof en zuurstof, het proces van elektrolyse. De waterstof die de zuurstof uit de CO2 verdringt en zich verbindt met de koolstof tot koolwaterstoffen, suikers. Met als bijproduct zuurstof. Planten die zo dierlijk leven mogelijk maakten. Dieren die zich voeden met die koolwaterstoffen. Ze met zuurstof weer verbranden tot CO2. Voeding weer voor planten. Een natuurlijke kringloop in de natuur.

Die wij verstoren door voedsel te verhandelen. Met daardoor overschotten en te korten in die balans. Import van voedsel dat leidt tot te veel mest en de behoefte aan kunstmest.

Moleculen waarmee de evolutie DNA schrijft. Een code voor cellen hoe zich te ontplooien. Met z’n geschiedenis. De worm die al zeventig procent van de menselijke genen heeft.

Straling die ons met z’n variaties voorziet van informatie, gegevens, data. De golflengten van licht die variëren van 380 - rood -  tot 750 – violet - nanometer. Licht waarmee we zien. Met ogen voorzien van zenuwcellen die elektrisch reageren op die variaties in frequenties. Materie die we daardoor zien in de kleur die het niet absorbeert.  Informatie die gestuurd naar ons brein  ons daarin een soort radio en tv laat beleven. Dat breinwe inmiddels begrijpen als een biologische computer met programmeringen.

Geluid, trillingen en daarmee bewegingen van lucht, energie. Die omzetten in elektriciteit. Door daarmee een magneet op het membraam van een microfoon te laten trillen, in een spoeltje. Daarin zo trillende elektriciteit opwekken. Met de frequentie van dat geluid. Die versterkt weer straling produceert, radiogolven de ruimte in, door kabels, glasvezels. Op te vangen en weer om te zetten in elektriciteit. Die versterkt het membraam van een geluidsbox kan laten trillen. Met de frequenties van dat geluid. Het principe van radio, tv, internet. Al onze zintuigen die min of meer naar dit verhaal te begrijpen zijn.

Leven dat zo kon waarnemen. Planten d via schimmeldraden, dieren met zintuigen en een brein. Dat elektrisch werkt en dus straalt. Op de frequentie van z’n activiteiten. Op te vangen door daarop afgestelde antennes.  Dieren met al iets  van internet? Die mogelijk op die manier ook informatie uitwisselen. Elkaar zo voorzien van software en updaten. De hardware, het brein, dat materieel met DNA te verklaren is. Maar die software, hoe een nest weten te bouwen? De poes die voelt dat het baasje voor de deur staat. De evolutie die gaat tot op het gaatje van wat mogelijk is. Mensen die soms ervaringen van anderen denken mee te beleven. De activiteiten van hersenen die te meten zijn.

De biologische computer die we inmiddels kunnen combineren met de kunstmatige. Biologische intelligentie daarmee met kunstmatige te versterken. AI dat veel van ons denken en bedenken kan gaat overnemen.

Bewustwording, beleving van de wereld waarin we zijn. Een immaterieel fenomeen dat al oplicht bij de eerste diersoorten. Fossielen daarvan die  al een holte hebben voor een brein. Een brein geprogrammeerd om op de beleving te reageren. Dieren die geluiden bedachten om daarover met elkaar te communiceren. Talen ontwikkelden voor samenwerking. Talen waarmee ook denken en bedenken mogelijk werd. En daarmee het maken van middelen voor overleven en er mee zijn.  De aapachtige soorten met handen en vingers daarin het meest vaardig. Van waaruit zich de mensachtige soorten ontwikkelden. Met uiteindelijk de homo sapiens als overwinnaar. De soort waarin zich dat immateriële denken en bedenken zich verder ontwikkelde. Waarmee die steeds afhankelijker werd van dat maken, zich materieel verlengen. Die daardoor z’n vacht verloor, een naakte aap. wordt.  Een praatgrage soort werd Waardoor die evolutie zich voortzette.

In dus de taal waarin we leven. Waarmee we denken en bedenken. Eveneens een product van evolutie, van os denken en bedenken. Waarmee we ons brein programmeren. Met elektronen en dus materieel. Dus mede een vorm van materiële verlenging.

Die we als rij beleven. Met de vraag of ook die niet is naar de wil de oerknal meegegeven. En met voor die noodwendigheid van het bedenken van het praktisch volmaakte. Waarmee we ons verlengen. En dat zich afrondt. Met het besef van bij voorkeur door ons heen. Naar wat we daarvoor weten te bedenken.

     De taal waarin we leven. zzf

Onze immateriële beleving van de wereld en van ons zelf. Ons daarover denken en bedenken.‘Denken, de enige zekerheid die we hebben’, René Descartes (1596-1650) met z’n ‘Ik denk dus ik ben’.  Waarmee we een ziel hebben, een immateriële fenomeen. Apart gedacht van het menselijk materiële. Voorhem nog een gave van God. Met inmiddels andere inzichten. In ons materiële oplichtend als licht in een lamp.

Denken in de taal waarin we leven, waarmee een praatgrage soort zijn. Een taal naar z’n evolutie, de geschiedenis van denken en bedenken. Van het collectief waarin we leven. Inmiddels de hele wereld. Verhalen met woorden, die ook weer verhalen zijn. Verhalen met diepgang al naar men kan lezen en begrijpen. Gekleurd  door tradities, vertekent  door eigen meningen. In verwarring met elkaar, van wat is nog waar? Woorden die mensen  uit elkaar spelen tot op genocide toe. De politiek die in woorden verzandt. Woorden die verbinden. Die van muziek, kunst, literatuur.  Van sporten en spelen waarmee we elkaar waarderen.

De verhalen met hun vragen. De natuurwetenschappen die stranden op die van de elementaire deeltjes en natuurlijke krachten. Waarmee onze vanzelfsprekendheden onzeker worden.

Verhalen waarmee we op één noemer komen. Die van de wetenschap. Waarmee maken en vervolmaken. Waarmee we steeds meer van elkaar w eten. Een wereldwijd discours hebben over onze problemen. Van die evolutie door ons heen. Op te lossen met dat immaterieel fenomeen van denken en bedenken. En z’n geschiedenis. Met al heel veel bedacht.

 ‘De mens wordt vrij geboren, maar leeft geketend naar de algemene wil van het volk’. Jean- Jaques Rousseau (1712-1778). De mens die niets is zonder de medemens, bestaat bij de gratie daarvan. Zich daarmee dus heeft te verhouden. Op een rechtvaardige manier. Naar een ‘contract social’.  Gebaseerd op de soevereiniteit en gelijkheidwaardigheid van mensen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met die noodwendig van die ketenen van z’n geschiedenis. Voor Rousseau naar een hogere wil besloten in de schepping. Waaraan het volk maar had te gehoorzamen. Maar wel met democratisch gekozen heersers.

Deze hogere wil die was af te leiden uit door de mens heen ontstane kennis en ervaring. Het verhaal van de mensheid. Die hij samen met Denis Diderot (1713-1784) noteerde in hun encyclopedie. Bedoeld als document ter bevrijding van het volk. Inmiddels het internet geworden. Een diepzee van verhalen. De bron voor onze huidige taal. Te bezien als een publiek bezit, publiek te beheren en onderhouden.

Gottlob Frege (1848-1925) die de filosofie de linguïstische wending gaf. Voor ieder mens het ‘er zijn’ in de eigen taal en de daarmee geschreven verhalen. ‘We zijn naar onze nationale verhalen’. De wereld van natiestaten en met moeite, onwil elkaar te verstaan.

‘Een woord, een zin krijgt betekenis, valt alleen te begrijpen naar de taal waarin die gesproken wordt. Maar wanneer is een zin waar’? Denken over anders, beter, in de techniek, de politiek, over wat nog niet is maar misschien eens mogelijk. Het zomaar wat verzinnen. Het zogenaamd betekenisvol praten over dingen die niet bestaan, maar die we wel weten bedenken. Zoals een eenhoorn, kwakzalverij, complotten, angst voor straling, het neushoornhoornsyndroom dat neushoorns uitroeit.

Ferdinand de Saussure (1857-1913)  zag de taal vooral als een systeem van tekens met betekenissen waarmee we met elkaar communiceren en denken. Verhalen die ons maken tot betekenisdrager met ons daarin denken. De mens als object bekijken, wetenschappelijk bestuderen, wordt zo het bestuderen van z’n taal. Saussure maakt daarbij een onderscheid tussen de structuur, het gebouw van de taal, de ‘langue’, en het spreken, het ‘parole’, het in dat gebouw met elkaar zijn en er zelf mee verkeren. En dan te bedenken dat we leven in een wereld met talen in vele uitvoeringen elk met eigen nuances.

De linguïstische wending die de focus van de filosofie van het wezen van de dingen verlegde naar het wezen van de mens als denkend wezen. Vooral te bezien vanuit z’n taal binnen z´n collectief. De inleiding ook van de sociologie, de studie naar de relaties tussen mensen in een samenleving naar het discours, van hoe gepraat wordt, de daaruit volgende moraal.

‘Samenlevingen worden bijeengehouden door morele regels.’ Emile Durkheim (1858-1917) Hij zag de evolutie van die moraliteit van primitief naar complex, van gericht op het collectieve naar het individuele. Traditionele samenlevingen die stoelden op één moraal voor handelen en denken. Bevestigd door religies en met straffen voor afwijkend gedrag. De moderne samenlevingen met tolerantie voor het individueel verschillen in moraal, denken, geloven. De cultus van gelijke rechten voor iedereen. Met als probleem de plichten.  De erosie daardoor van samenlevingen. ‘Want met alleen egoïsten geen samenleving’. De huidige zoektocht naar een moraal met rechten en plichten waarbinnen iedereen vrij blijft.

De relatie tussen taal, gedachte  en werkelijkheid. De taal als verbinding daar tussen. De zoektocht van Ludwig Wittgenstein (1889-1951). ‘Taal is de waarneembare vorm van ons denken. De logica van zinnen moet een afbeelding, afspiegeling zijn van de werkelijkheid. Alles dat over iets in die zin gezegd kan worden kan helder worden gezegd. ‘En zo niet, dan is het beter daarover te zwijgen’.

De problematiek van vertellen van wat we vinden van de wereld. Zijn verbazing dat die wereld er is en er niet niet is. Zijn streven naar vernietiging van de westerse metafysicacultuur, het bedacht hogere achter de dingen, een te gehoorzamen buitenmenselijke ethiek.

‘De mens is genetisch bepaald een praatgraag dier. Kinderen leren als vanzelf praten, hebben daarvoor een aangeboren aanleg.’ Avram Noam Chomsky (1928). We beginnen niet met een schone lei. Een brein met het vermogen tot bewust denken. Dat we programmeren met onze vanzelfsprekende van de alledaagse werkelijkheid. De meeste mens die daarnaar deugen. En daarmee  al naar hun samenleving deugt. Uitsluiting, racisme, kasten, adel als een nationale deugd.

Schrijven, het noteren van denken in tekens met betekenis, maakt de mens bewust van z’n falen in dat denken, van niet anders dan met de eigen woordenschat kunnen denken. De filosoof, wetenschapper, kunstenaar die worstelt met z’n gedachten, als die ze probeert te verwoorden. Dat soms leidt tot nieuwe woorden en daarmee tot de evolutie van de taal.

Claude Levy-Strauss (1908) Culturen zijn naar hun mythe. Die geven samenlevingen structuur, een ‘langue’ voor het actueel met elkaar praten. Met individueel verschillende inhouden, opvattingen, het persoonlijke ‘parole’. Maar wel binnen die gemeenschappelijke structuur . Een structuur die onderhevig is aan een constante evolutie, aanpassing aan de ontwikkeling van opvattingen, kennis en ervaring. De mythe die dan ook niet tijdloos is maar naar opeenvolgende steeds nieuwe paradigma’s, wezenlijk andere visies op een cultuur. De fase waarin we nu zitten.

‘Denken van onder af, het actueel gebeuren, de blikseminslagen nu’. Het ineens zien van het universele in het toevallige. De enkeling die nieuwe mogelijkheden bedenkt en daarmee die actuele geüniformeerde mythe verandert. Michel Foucault (1926-1984). ‘Wat en hoe is de relatie tussen persoonlijke kennis met die van de heersende machten? Hoe bepalend zijn hun verhalen die we verteld krijgen voor ons denken? Is wetenschappelijke kennis niet meer dan een middel tot sociale controle?’ 

De kennis over waanzin in de achttiende eeuw, toen een motief om iedereen die slecht mee kwam in de maatschappij te weren, op te sluiten en te behandelen als verdoemd. Nieuwe inzichten die gevangenissen de rol van executies lieten overnemen. Het controleren en beïnvloeden van de geest als een beter middel dan straffen. Het blijven geloven in mensen. En ze zo nodig begeleiden.

‘De concepten waarmee we onszelf begrijpen en verantwoorden. Voor wat we vinden dat normaal is, hoe het hoort. Die zijn naar de actuele mythe’. En daardoor voortdurend onderhevig aan veranderingen. ‘Die niet gericht zijn op vooruitgang. Maar naar de behoefte van machten om het gedrag van individuen te reguleren en te controleren. De mythes van het nationalisme, neoliberalisme, van dictators, kwakzalvers’. Een pessimistische verhaal, bedoeld om een en ander te ontmaskeren en te veranderen.

‘In de mens vallen de structuren van taal, spreken en denken samen. Elk woord is een verhaal en daarmee verbonden, verweven met de actuele structuur van denken. Het woord bacterie is gekoppeld aan de actuele kennis daarvan, het woord ‘oerknal’ aan de opvattingen daarover. De waarheid is de illusie van de filosofie waarin men gelooft. Het idee dat de mens greep heeft op eigen taal, en daarmee een rationeel autonoom denkend wezen is, vergeet het maar’. Jacques Derrida (1930)  Onze kijk op de wereld is altijd subjectief, reikt niet verder dan de actuele taal, de mythe die we hebben meegekregen en waarmee we dan ook hebben te leven. Een mythe die evolueert en dus leidt tot steeds andere mensen.

Een visie die elke objectieve structuur voor die mythe ontkent. Derrida ondergraaft daarmee ook het idee van de mens als rationeel bewust z’n denken beheersend subject. Iedereen is naar de relativiteit van zijn tijd en met z’n mythen. Met uiteraard z’n consequenties voor samenlevingen. Corona dat maar een griepje is. Dat we worden omvolkt. De mens naar de dictatuur van waarin die gelooft.

Standvastig in het geloof, stellig van overtuigingen, zelfverzekerd van standpunten. Bevestigd met rituelen en vertoon. Willen we naar de dam; dan gaan we! Die zwarte knecht, een traditioneel recht. Het debat om gelijk te krijgen. Gelijk hebben komt later wel. Die kerncentrales sluiten, of juist niet. De terroristen gaan we uitroeien. Die zichzelf beleven als verzetsheldeDe dialoog op zoek naar overeenstemming, polderen. Slappe knieën krijgen, ideologische veren verliezen. Jezelf steeds weer opnieuw moeten uitvinden. 

Met voor iedereen het vermogen zich van verstarring en verstoffing los te maken. Door vragen blijven stellen en vrij te denken. Een moeizaam verhaal. De politiek van wel anders, vernieuwing,  maar niet weten hoe. 

Wel willen weten hoe. De gave van ons vermogen tot een zuivere rede, door Immanuel Kant (1724-1804) gedacht. Denken en bedenken naar eigen ingeving, vrij van het vertelde, de gebaande paden. De mens die daarmee een innovatief moment is in de evolutie. De mens die zich daarmee vrij maakte van de blinde natuur, een eigen cultuur schiep. Die daardoor sneller werd dan alle dieren, hoger kon vliegen dan de vogels, het meest dodelijke dier werd. Die de mensheid zowel kan verheffen als uitroeien. Mensen die bedacht werden als middel om idealen te verwezenlijken. Die zuivere rede die tot op alle uitersten gaat.

De taal van de wiskunde als de meest logische en ondubbelzinnige. Bertrand Russell  (1872-1970). Maar die altijdn begint met axioma’s, niet te bewijzen stellingen. Zoals de kortste verbinding tussen twee punten is een rechte lijn. Die in een kromme ruimte die niet mogelijk zijn. Waarvoor dan ook weer een wiskunde is te bedenken. Wel weer vanuit axioma’s. We zitten in een wereld waar we ook met deze taal niet uit kunnen.

Kennis en inzicht wordt verkregen door de wetenschap. Francis Bacon (1561-1626). ‘Geef dus het woord aan rationele denkers en doeners. De verhalen van Plato en Aristoteles; spinsels aan de binnenkant van het hoofd. Laat de dingen van de wereld hun verhaal vertellen. Door er steeds beter naar te luisteren. Objectief waarnemen en thesen proefondervindelijk, empirisch trachten te bewijzen. De uitkomsten nooit absoluut nemen, maar ze steeds weer proberen te weerleggen, almaar blijven zoeken naar de vraag in het antwoord.

Waarbij we ook daarmee alleen begrijpen vanuit de taal waarin we leven. Het voor ons vanzelfsprekende. We het moeten doen met het voor ons praktisch bruikbare van kennis.

Ons fenomeen ‘mens zijn’ dat we nooit helemaal zullen doorgronden. Met een evolutie zolang onze planeet die mogelijk maakt. Een fenomeen met op andere planeten in het heelal een andere evolutie?

     Kwaliteitsborging. zzh

De vrije markt die noodwendig uit komt op kwaliteit. Leveren wat de markt wil, en kan betalen. Het praktisch bruikbare zo volmaakt en goedkoop mogelijk. Concurrentie die dat afdwingt. Kaliteit dat we publiek willen, met elkaar overeenkomen dat dus ook te borgen is,.

Kwaliteit met het nulfouten concept, in de tweede wereldoorlog in de VS bedacht voor de oorlogsindustrie. Reserveonderdelen die op het slagveld altijd moesten passen om bij schade meteen weer gevechtsklaar te zijn.  Ze daarop borgen Door William Edwards Deming (1900-19930) bedacht. Die na de oorlog gedetacheerd in Japan daar vertelde: zo produceren wij in de VS. Gingen de Japanners ook doen. Waarmee ze de betere en goedkopere auto op de markt brachten. Ook in de VS. Waar ze dit verhaal allang weer vergeten waren. In Europa de Duitse camera’s van de markt veegden. Ze de hele wereld bewust maakten van foutloos te kunnen produceren. Inmiddels essentieel voor het wereldwijd elkaar toeleveren van onderdelen voor vrijwel alles wat we maken.

Foutloos produceren inmiddels wereldwijd de norm is. Het product dat het altijd doet en daardoor te garanderen valt. Fouten maken dat een incident is geworden, de krant haalt.

Niet te borgen met controles achteraf, eerst maken en dan kijken wat goed is en dus met afval.  Maar gewoon door geen fouten meer te maken.

Op de werkvloer, daar waar immers gemaakt wordt. Daar de kwaliteitscontrole brengen. De werkvloer die als eerste ziet wat fout gaat. En dat meldt. Om dat probleem te laten oplossen. De werkvloer met de mentaliteit daarvoor. Die dat besluiten mag. In het belang van het collectief. Ze bij te brengen door het management. Met dus deze visie op borging. In staat die over te brengen op z’n medewerkers. In die zin democratisering van het bedrijf. Waarin de medewerkers geloven.

Een borging die voor al het rationeel bedachte mogelijk blijkt. Producties die  daardoor ook zo goedkoop mogelijk worden. Immers zonder afkeur en dus afval. En alleen maken wat de markt wil, wat te verkopen valt.

De vrije markt die bedrijven dwingt tot kwaliteitsborging. Ontbreekt concurrentie dan is het vaak ook daarmee gedaan.

Kwaliteitsborging betekent voortdurend anders en steeds beter gaan produceren. Op weg zijn naar het praktisch volmaakte. Wat expertise vereist en investeren, geld dus om dat te kunnen betalen. En op tijd daarmee beginnen. Bedrijven die daarin falen die we zien afhaken.

Fouten die te relateren zijn aan de vier M’s: mens, middelen, methode, materialen. Middelen die gebreken vertonen, beter onderhoud behoeven. Nieuwe materialen die om een andere methode van verwerking vragen, de mens die geregeld moet worden bijgeschoold.

Daarbij gaat het primair om de chronische fouten, die continu gemaakt worden, dagelijks schade veroorzaken en geld kosten. Die te maken hebben met we doen het al zolang zo, ingeslepen gewoontes, tradities.

Bedrijven die zelf een norm voor kwaliteitsborging hebben ontwikkelt . Die van de International Standard Organisation. Veel bedrijven die eisen dat hun toeleveranciers daaraan voldoen. Die ze daarop ook mogen controleren. Mee kijken tot op d e werkvloer of ze aan die norm voldoen. Die begrijpen en aanvaarden als hun verantwoordelijkheid. 

Kwaliteitsborging die leidt tot vervolmaking  van wat gemaakt wordt, en ook de middelen waarmee. Inmiddels met steeds minder mensen en automaten die geen fouten maken, nooit moe zijn, of even afgeleid. Veel ondernemingen die dat niet kunnen bijbenen.

Kwaliteitsborging die een management vereist dat daarin geloofd. Die van boven af moet komen. Die dat geloof op de werkvloer weet te brengen. Die borging aan de werkers kan toevertrouwen. Die mede beslissend en sturend worden vanuit hun vakbekwaamheid. Bedrijven met daarmee een iedereen mee laten denken en beslissen, vanuit de doelstellingen ervan.

Kwaliteitsborging voor het regeren van een land. Met de volksvertegenwoordigers als management. Daarvoor immers verantwoordelijk. Met ambtelijke organisaties die uitvoeren  wat zij willen. Ambtenaren die zien wat fout gaat. Die dat niet laten gebeuren. De toeslagen affaire die dan was. Vermogens terugvorderen van mensen die leven van toeslagen. Wat niet kan, dus fout is. Die dat melden. Het management die  expertise organiseert om met deze eigenaren van problemen ze op te lossen.    

Kwaliteitsborging nog nergens te vinden in partijprogramma’s of regeringsakkoorden. Partijen die kwaliteitsborging nog moeten ontdekken. Als redding van de democratie. Die nu hun mensen op de werkvloer niks toevertrouwen, wantrouwen. Bevelen als de Bulgaren gaan alles terug betalen. Wat resulteert in bureaucratie, met algoritmen om mensen in het gareel houden. Die goed opgeleid zelfstandig weten te handelen. De meeste die ook te vertrouwen zijn.

Kwaliteitsborging voor de democratie. Die duidelijk aan transitie toe is.

     Het gender. zzi  

Leven dat z’n voorplanting regelt met mannelijk en vrouwelijk. Planten die beide combineren, en met seks via insecten. Dieren met gescheiden mannelijk en vrouwe;ijk. Mensen die daarbij weer het een en ander bedachten. 

 ‘Prehistorische mannen die hun vrouwen aan het werk zagen. Hun kinderen, huisdieren, akkers verzorgen . De willige akkers van hun zaad. Wachtend tot het eten klaar was en ze konden mee-eten. Alle tijd hadden om daarover te filosoferen. Te concluderen dat het zo goed geregeld was. Kennelijk de wil van hogere machten.’ Uit een les van mijn HBS, van een man.

Waarmee de vrouw was bedacht. Bevestigd  door bedachte religies, Eva uit een rib van Adam. Die hem z’n paradijs kostte. Met nog steeds rampzalige gevolgen voor vrouwen. Het bedachte huwelijk voor het krijgen van kinderen, door mannen. Een heilig verklaard verbond, voor vrouwen altijd monogaam. 

Een bevruchting die resulteert in een embryo  met de potentie voor beide geslachten. Waarbij die met het chromosoom XX zich voltooid  tot het vrucht kunnen dragen en voeden vrouwelijk genoemd. De complete benutting dus van die potentie. Terwijl dat met chromosoom XY, een X met een poot er af, zich beperkt tot  het zaadgevende mannelijk. Een deels gemankeerd vrouwelijk. Mannen met in aanzet tepels, die zich niet tot borsten ontplooien. Plus een drift zich willen bewijzen als het beste voor bevruchting. Wilde dierenfilms die een en ander goed illustreren. Mannetjes die elkaar bestrijden, tot op doden.. Die daar geen moeite mee hebben. Ook niet met niet eigen jongen Die zich beperken tot het door vrouwtjes incidenteel gewilde seks. Het roedel, de kudde met maar één mannetje die andere op afstand houdt.

De ontwikkeling van een embryo met variaties. Vanuit XY dat valt op mannen, zich als vrouwelijk beleefd. Vrouwen die zich mannelijk voelen. Veel mannen die maar matig mannelijk zijn. De regenboogvlag.

Waarmee men moeite heeft, dat niet past in religies. Waar de doodstraf staat. Het agressief mannelijk waarmee onze geschiedenis is geschreven, en daarmee de taal waarin we leven.

‘Belet dat vrouwen mens worden. Laat ze vooral niet gaan denken en bedenken’. Mary Wollstonecraft (1759-1797) die deze mannelijke strategie aan de orde stelde. Begreep hoe opvoeding en onderwijs hun ontplooiing onderdrukten. Vrouwen die niet mochten  studeren, schrijven, schilderen, componeren. Met seks alleen om de kinderen te krijgen voor mannen. Hun stambomen alleen volgens de mannelijke lijn.

Simone de Beauvoire (1908-1986). ‘Men wordt niet als vrouw geboren maar gemaakt’. Naar de cultuur van mannen. Vrouwen die wakker moesten worden. Die te veel en te gedwee met dat mannelijk verhaal mee gingen. Seks hebben om mannen hun plezier daarin te gunnen.

Schrijfster Virginia Woolf (1982-1941) die zich afvroeg waarom er nauwelijks vrouwelijke schrijvers waren geweest. ‘Vrouwen hadden daarvoor geen geld, eigen plek, tijd als mevrouw van een meneer, de zorg van zijn kinderen, op tijd te eten hebben, z’n huis poetsen.

Mannen en vrouwen die ook mensen zijn. Met dat vermogen van denken en bedenken.

Het doden ter bevestiging van mannen. Koningen die daaraan hun gezag  ontlenen, die niet zonder oorlogen kunnen. Het waardig sterven voor mannen op het slachtveld.

Doden als vernaak gedacht. In arena’s met gladiatoren en het voeren van wilde dieren met mensen. De knokploegen ter begeleiding van sport. Corrupt en crimineel mannelijk met geen enkele moeite met moorden. Veel mannelijk dat zich bewijst als levensgevaarlijk. Het geweld achter de voordeur.

Vrouwen die door de glazen plafonds heen breken.  Het op school vaak beter doen. Die financieel vrij en onafhankelijk worden.  Het huwelijk niet meer zo nodig re hebben. Met ook gevoel voor zakelijkheid,  misschien wel beter in beheren en behouden. Die de toekomst voor ons bestel mogelijk gaan bepalen!? Met het mannelijk op z’n retour. Met reacties van vettoon, geweld, snorren en baarden. Per week een vermoorde vrouw in Nederland. Wat heeft ze nu weer aan. En wat hij draagt dat niet kan.

     En dan verder. zzj

De evolutie die zich niet laat afronden. Die voor ons door gaat naar de taal waarin we in leven, waarin we denken en de toekomst bedenken.  In ons heden steeds meer aangereikt door de media van ons heden. Vrijwel alle in private handen en met private belangen. Met onze toekomst, de jeugd, verslaafd aan het mobieltje in de netten daarvan gevangen.

’ Jean Boudrillard (1927-2007). ‘We zijn op weg naar parallelle van elkaar gescheiden samenlevingen. De architecten die de steden opdelen in af te sluiten ruimten voor soort zoekt soort. Terwijl achtig procent loopt en fiets ingericht voor de auto. De consumptiemens levend in de schijnwereld van reclames, het almaar verleidelijk verwarrend anders, met de verveling van in feite steeds hetzelfde en niks nieuws. Het ontbreken van visies en daarmee perspectieven. Versluierd door de spektakels van het dagelijks nieuws. Politieke deformatie van waarheden en scheldend inspelen op tegenspelers. De actuele verwarring van zin en onzin in een zich wel vervolmakende wereld’. ‘De nieuwe generatie die daarmee staat voor een mondiale breuk, z’n filosofen opnieuw heeft te herlezen. Om zich daarmee een geschiedenis te geven en zo die kloof te overbruggen. Die door lering en verdieping tot een opnieuw en anders beginnen en elan te geven. Met echt zicht op beter. Of dat met onze jeugd deze eeuw gaat lukken?

‘Welke personen zijn in staat de fakkels van onze filosofen over te nemen? En zijn dat er voldoende als tegenwicht tegenover de huidige media. De daardoor vooral boze burger?

‘Is het zinkende schip nog te redden of bevindt het zich al in de staat van de Titanic?’ Geert Mak in een college tour in 2016. Onderin zien we immers al velen opgesloten door hekken verdrinken. De rijken die als ratten het schip het eerst verlatend.

Peter Sloterdijk (1947)  ‘Onze grote thema’s zijn niets anders dan ontwijkingen en halve waarheden. De huidige westerse maatschappij is vooral gebaseerd op nihilisme, met als antwoord cynisme. We moeten op zoek naar methoden om ons opnieuw te temmen, te oefenen voor het leven, te ontworstelen aan het lot. Het lot dat iedereen opzadelt met een toevallig en vaak invalide begin. Om vervolgens daarmee wat van het leven zien te maken. Waarin velen maar beperkt in slagen.  Wat zich manifesteert in de anarchie van de volkswil vanuit woede over het lot getrokken en de onmacht om daarmee te leven. Met kwalijke politieke consequenties, de boze burger die vooral nee wil zeggen. En daarmee de werkelijke thema’s ontwijkend.

Met de vraag wat daaraan te doen, hoe nieuwe generaties te trainen voor het ongewisse van de moderne wereld, die elk geloof in het hogere of wijze meesters heeft afgezworen en alle moraal als vrijblijvend beschouwt.  Een wereld waarin zij die het wel even maken geen visies meer hebben, vooral afwachten wat er komt en bekijken hoe daarop adequaat te reageren. Het veel te veel almaar laverend naar daarvoor veilige havens. De winnaars die het leven beleven als een bevrijding. Verliezers die op zoek gaan naar troost een makkelijk prooi worden van  schijnzekerheden en drugs.

Speculeren over de toekomst. Wat gaat die worden, zou die moeten worden? Daarover denken en bedenken. Persoonlijk en maatschappelijk. Vanuit verwachtingen daarop inzetten en zien of  het goed uit pakt. Met wel de vraag van wat is goed en voor wie?  De geschiedenis van ons denken herbedenken.

Onze filosofen herlezen. Met hun idealen en falen. Van wat waar is dat niet mag mogen of juist wel. Dat anders moet of beter Dat bedenken en dan verdwalen in dictaten van fictieve idealen.

Thomas More (1478-1535), bewogen door  de verpaupering in zijn land Engeland, door de privatisering van de gemene gronden. Waarop schapen beter rendeerden dan boeren. Die verjaagd naar de steden daar goedkoop bruikbaar waren voor de opkomende industrie. Goedkoper nog dan te kopen en onderhouden slaven.

‘Dit moet anders en kan beter, eerlijker’. Die een soort christelijk communistisch samenleven bedacht. Naar verhalen over indianen die alles samen deden en deelden. Een simpele en autoritaire samenleving. Zonder persoonlijk bezit en met iedereen sober gekleed, gehuisvest in uniforme steden. Voor allen gelijke regimes van arbeid. Met lijfeigenen, mensen die straf verdienden. Saai en nauwelijks menswaardig. Waarin More zeker niet zou passen. Een idee dat zijn bestel niet zag zitten. Dat hem dan ook de kop koste. Het lot van veel sociale bewogen mensen tot op heden.

Karl Marx (1818-1883), eveneens door maatschappelijke ellende sociaal bewogen, die ook zo’n verhaal bedacht, in zijn boek ‘Das Kapitaal’ uitgewerkt. Met de mens als noodlotsfiguur in de evolutie. Gevangen en verpauperd in structuren en systemen van bezit en productieverhoudingen. Een fatale antithese, die vroeg om een verlossende these, en uitzicht op een eindsynthese. Een volmaakte voltooiing die iedereen vrij en gelukkig zou maken.

Met wel de mens als middel, materiaal voor dit bedachte. In praktijk gebracht met als eindspel maatschappelijke  nachtmerries, tot op heden. De verklaring van de actuele huiver voor bedachte samenlevingen. En de voorkeur voor het ‘laisser faire laisser aller’, Die evolutie door ons heen gewoon z’n gang laten gaan, En niet verstoren met dergelijke onmogelijke utopieën. 

 ‘Al het bedacht dat begint met een these, een idee. Die zien te bewijzen als praktisch bruibaar’. Het verhaal van innovaties met thesen, antithesen en synthesen. Met het praktisch volmaakte als eindsynthese.

‘Naar de een noodwendigheid, de wil van de wereld waarin we zijn. En wat willen’. Het verhaal van George Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). ‘Er is een ultieme waarheid, een wereldziel. die zich door de tijd heen openbaart en waar maakt. Naar een dialectisch proces. Waarin contradicties noodwendig leiden tot nieuwe ideeën, en wel steeds betere’. Het idee, de these die z’n antithese bewijst, z’n gebreken en onvolkomenheden. Die leiden tot het zoeken naar een synthese, de eliminatie ervan. Een synthese die weer een these is, met z’n antithese, enzovoort. Die alsmaar oplossen. Tot op het bereiken van de eindsynthese. De voltooiing van dit proces tot op de eindwaarden van die wereldziel.

Door hem bedacht voor de samenleving. Waarbij Hegel het Duitse keizerrijk zag als een eindsynthese.

Karl Marx die de dialectiek van Hegel betrok op zijn noodlotsgeschiedenis van het proletariaat. Een verhaal dat zich bewijst met de uitontwikkeling van producten tot op praktisch volmaakt en op eindwaarden. 

‘De mens is aan zet in de evolutie. Waar we niet onder uit komen’. Baruch Spinoza (1632-1677) die eveneens geloofde in een wereldziel. ‘Alles in het universum is één, en dat ene is wat wij God noemen. En dat ligt besloten in de natuur. Die is zijn wil. En is uit op het goede. Waarbij wij mensen ook een product zijn van die natuur, en daarmee middel voor dit goddelijke plan. We hebben daarin dan ook geen vrije wil. We denken wel vrij te zijn maar zijn ons alleen maar bewust van ons denken en het daarnaar handelen. Waarin die wil van de natuur in ons oplicht.

Een verhaal dat ons fenomeen ‘mens zijn’ herleidt tot een goddelijk gewilde fase,  moment in de evolutie. Die het goede en volmaakte in zich heeft. Maar wel door ons mensen waar te maken, daarvoor al of niet te kiezen. Democratisch.  Spinoza was dan ook een voorvechter van de democratie. Wat hem hoogst kwalijk werd genomen.

Kiezen. Het verhaal van Diogenes  (400-325 vCr). Zijn keuze  voor een sober  leven, in een ton. Die al het bestaande met cynisme bezag. Als overbodig en zinloos. Hij was leuk noch gezellig. Het agressief alternatieve van denken voorop te lopen, maar in feite alleen te dwalen. Het zich boven het gewone te wanen, maar daardoor er buiten staan, door er binnen niets te betekenen. Gelijk krijgen dat belangrijker is dan gelijk hebben. De eigen mening als een fundamenteel recht.

 ‘Elk mens begint onbeholpen en moet net als lopen ook leren leven en denken. In de daarvoor gegeven tijd, met mede z’n verdorvenheden’.  Soren Kierkegaard (1813-1855), de vader van het existentialisme, de stroming die de individuele vrijheid, de persoonlijke verantwoordelijkheid primair stelt. ‘Ieder mens is uniek en verantwoordelijk voor z’n daden, lot en ethos’.

‘Wat ons tijdperk mist is niet bespiegeling maar passie. En dan niet voor iets  metafysisch maar voor een waardig leven en sterven. Vanuit persoonlijke kracht, van binnen uit en naar eigen beleving. Niet naar de rede, het verhaal immers van anderen. Of een te gehoorzamen god, te dienen ideologie, te volgen these, oproep tot voltooiing van de wil van de schepping’.

Zijn reactie op de in zijn tijd maatschappelijke minachting voor het individu. En op de vragen van de verlichting, het idee van alles eens te weten,

.‘Is er een wereld apart van de bewuste toeschouwer, en hoe dan? Terwijl die zich alleen daarin manifesteert, naar wat daarvan wordt begrepen.’  Zonder ons zelfbewustzijn is er geen bewustzijn van het zijn. Met dus de vraag wat is dan dat zijn, en dat zelfbewustzijn in dat zijn? Waarom is er iets en niet niets.?  Vragen waarmee iedereen zou moeten beginnen.

Vragen waarop Martin Heidegger (1889-1976) door ging. ‘Vanuit een door iedereen beleefd iets, het daarin zijn, een Dasein, een centrum van handelen in de tijd’. Een Dasein dat de dingen primair ziet als gereedschap en beoordeelt op bruikbaarheid.  Zo dit Dasein maakt tot zinvol en doelgericht, voor de tijd dat ‘Dasein’ gegeven. Het zinvol zijn met de dingen.

Ieders ‘er zijn’ dat op die manier een manifestatie is in de evolutie van het zijn. Heidegger verwerpt daarmee ook een wereld apart van een bewuste toeschouwer. Het cartesiaanse dualisme met het naast elkaar bestaan van subject en object. Het geloof in een onafhankelijke ziel in de lichamelijke mens. ‘Iaren we mens zijn, nu. naar ons vermogen tot creativiteit. Met kunst, verhalen schrijven, muziek maken. Zonder enige verzanding in eindwaarden of voltooiingen’.

Het zijn en het niet zijn, ‘L étre et le néant’, het thema van Jean-Paul Sartre (1905-1980).  ‘Onze existentie gaat vooraf aan onze essentie, we beginnen zonder doel en definitie. Die krijgen we pas met het leven dat we leiden en waarvoor we kiezen, dat het beste past bij onze existentie, ons noodwendig bepaald ‘er zijn’. Daarbij zijn altijd vrije keuzes te maken. Waarbij er vaak sprake is van sociale dwang. Een keuze die nooit daarop valt af te schuiven, altijd is ter eigen verantwoording. Iedereen bepaalt zelf z’n zin voor de samenleving.

‘Wat leidt tot angst voor die opgave, tot vergetelijkheid om die te ontlopen, tot wanhoop. Omdat we bij die keuzes nergens houvast vinden dan alleen in eigen essentie, existentie’. De mens veroordeeld tot absolute vrijheid en die zelf z’n lot moeten bepalen. Een voortdurend gevecht tussen obsceniteit en beter willen, gemakzucht en doorzetten, begrijpen en vervreemden. ‘Zo een onrustig ‘niet materieel ding’ zijn. In de moderne bodemloze  wereld op zoek naar dingen voor zelfverwerkelijking.’

Op vele manieren probeerde Sartre zelf als bodemloze voet aan de grond te krijgen. Door zich te engageren met ideologieën als het marxisme, met zijn verhalen over eigen keuzes en zingeving, in vele boeken en geschriften. In de tijd van vooral ideologische verwarring.

‘We proberen zin te geven aan het iets van een op zich zinloze wereld’. De mens als zingevend element in de onredelijke stilte van een absurde wereld’. Albert Camus (1913-1960). ‘We leven zonder iets te bereiken. Als Sisyphus duwen we een steen een berg op, zodat die op de top gebracht weer terug kan rollen. Het genie van de mens gedoemd om ten onder te gaan met de dood van ons zonnestelsel. ‘Waarom dan nu al niet zelfmoord plegen? Of moeten we rebelleren, leven tot op het maximale?’ In zijn boek ‘De pest’ doet de mens gewoon wat te doen valt, anderen bijstaan. Daarbij zou zelfmoord plegen een nederlaag betekenen, de ontkenning van de menselijke  existentie, met z’n zowel angst als vrijheid, beide te beleven naar eigen vrije keuze.

Het verhaal van een beleving van de absurditeit van de wereld. Waarin overvloedig wordt gezaaid, maar met kansen voor slechts enkelen om te ontkiemen. Het uitzichtloze van mensen die in het hier en nu niet meekomen, werkloos zijn, worden verstoten, vervolgd, gediscrimineerd, geëlimineerd.  De periode tussen de eerste en de tweede wereldoorlog. De derde die al dreigt te beginnen.

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961). De dubbelzinnigheid van de waarneming, de directe en die van het intuïtieve. Iets zien en vervolgens daarbij iets beleven. Begeerte, angst, vreugde. De existentiële waarneming, het van hoe de dingen bewust worden en te verantwoorden zijn’. De mens die binnen een op zich absurd en zinloos ‘er zijn’, die de vrijheid heeft om z’n bestaan naar eigen ethiek en zin te geven. De schepping die op zich geen zin heeft.’

Een wereld die er voor die perceptie al is en onafhankelijk daarvan. ‘Ons innerlijk ‘er zijn’ dat niet boven of buiten die wereld opereert maar er in zit en er mee is. Veroordeeld tot zelf zin te geven aan die wereld, tot persoonlijk beslissen en verantwoorden’. De wereld primair beoordelen op z’n bruikbaarheid voor overleven en leuk, interessant kunnen leven.

Een wereld die daardoor voor ons nooit kenbaar wordt. Altijd is naar die persoonlijke zingeving en beoordeling op bruikbaarheid. Waarnemen is daardoor altijd geloven en verklaren vanuit de wijze waarop we in de wereld zijn, de taal waarin weleven.

Merleau-Ponty leefde in de tijd van heftig botsende ideologieën: marxisme, kapitalisme, liberalisme, conservatisme. Daarbij wees hij elke absolute waarheid, iedere  stellingname  af, zag hij ze alle als betrekkelijk en te falsificeren.

‘Verwerp de noodwendigheid van het dialectisch denken, de wil van de geschiedenis of het bovennatuurlijke. Blijf vragen stellen zoals Socrates  deed. Wat zijn de doelen en is de zin van een standpunt, wat zijn de mogelijke middelen om het waar te maken, en naar welke politiek?’.

Een beleving van de wereld als vreemd en volop twijfels. De materiële wereld waarin we zijn, ‘je en suis’. Met al die anderen waarmee we communiceren; In de door ons geschapen menselijke ruimte, ‘waarmee we samen zijn’. Ons discours over de dingen, onbepaald ,tot we samen het woord weten, we ze daarmee samen bepalen, zin weten te geven. De woorden van het alledaags vanzelfsprekende, ‘des parole parlé’. En de woorden die nog zin en betekenis zoeken ‘des parole parlant’. Het samen zoeken naar de taal voor ons ‘er zijn’ in de wereld.

Arthur Schopenhauer (1788-1860) was getuige van de ontreddering van Europa na de slag van Waterloo, van het debacle van de revolutie en het herstel van het feodalisme. De republiek der Nederlanden die degradeerde tot een absoluut koninkrijk. De revolutie was dood en Europa verwoest door rondtrekkende en plunderende legers. ‘Het resultaat van ‘de wil’ die wereld regeert, weerspiegeld in de chaos van een heelal zonder een god en hemelse verwachtingen.

‘Het leven is kort, maar de waarheid leeft lang. Laten we die dus spreken.’ Zijn inspiratie voor zijn ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’, een boek dat je volgens hem een aantal keren te lezen om het goed te kunnen begrijpen.

‘De uitwendige wereld is naar wat onze geest zich daarvan verbeeldt. Een geest die is  naar een ‘universele wil. Die de wereld regeert en onze geest dicteert. Daarbij is ons bewustzijn slechts de korst op ons onbewuste gedirigeerde willen. Een vitale kracht in ons door driften en instincten gestuurd. ‘Wil je iemand overtuigen, speel dan in op z’n begeerten’. Het verstand is niet meer dan een uitvoerend orgaan om gewilde verhoudingen naar die kracht met de buitenwereld te regelen. Onze vrij wil is slechts een illusie’.

‘Onbewust zijn is de natuurlijke toestand van alle dingen. Planten zijn zich nog volkomen onbewust. Met het dierlijke ontwikkelt zich daarop die korst van bewustzijn. De natuurlijke wil van leven is dat zo volkomen mogelijk te leven. Daarbij ook de dood willen overleven, met de begeerte tot voortplanting, van seks moeten. De organen daartoe als tegenpool van het verstand. Die voortplanting bereikt en seks niet verder mogelijk zien velen het leven als beëindigd, worden mensen levensmoe, dementeren ze.’

‘Alleen in ruimte en tijd lijken we vrije en individuele wezens. Maar in feite zijn we onderdeel van een soort die de ‘universele wil’ in stand wil houden.  Had een in de ruimte geworpen steen bewustzijn dan zou die denken zich uit vrije wil te bewegen. Maar niets in die steen noch in de mens is naar een persoonlijk vrij willen’.

‘De wereld van deze wil is er een van vooral lijden. Want de begeerte is eindeloos en de bevrediging altijd beperkt, is nooit helemaal naar het verbeelde. Het gewaande ideaal maakt nooit volmaakt gelukkig, introduceert daardoor steeds nieuw lijden, door de prikkel van steeds nieuwe begeerten.  Aristoteles zei het al: De wijze zoekt niet het geluk maar de bevrijding van zorg en smart. Wees dus tevreden met het betrekkelijk goede. En dat eenmaal bereikt, blijft over de verveling’. Schopenhauer had net geld genoeg om zich een arbeidsloos bestaan te kunnen veroorloven, kon zich dus eindeloos te vervelen.

‘Hoger ontwikkelde dieren worden steeds gevoeliger voor smart. Insecten voelen nauwelijks pijn, zoogdieren al veel meer. Kennis vermeerdert smart, maakt gevoeliger voor kwaad en ellende. Daarbij is de gedachte aan de dood pijnlijker dan de dood zelf. Aan het eind van het leven wijs en berustend geworden wacht de almaar naderende terechtstelling. Talmt de dood dan is dat als het spelen van de kat met een hulpeloze muis. Zelfmoord lost dit probleem niet op, elimineert wel de individuele wil, maar niet die van de soort’.

‘Wijsheid kan verlossing bieden. Openbaart bijvoorbeeld  het nutteloze van de begeerte naar het stoffelijke. Hoe het streven naar rijkdom verzandt in te veel overbodig bezit. Beperk dat tot wat je zinvol weet te maken, waarmee je wat kunt doen, dat je opbeurt. Bevredig vooral de geestelijke behoeften, want rijkdom resulteert slechts in verveling. En alleen wijsheid is de ware weg om daaraan te ontsnappen. Hoe beter we onze hartstochten kennen des te beter kunnen we ze temmen’.

‘Het genie is de hoogste vorm van willoze kennis. Manifest in het schone en ware van geniale kunstenaars. Niet kennis maar zuiver voelen weet ons te bevrijden,  mooie muziek maakt mensen blij’.

‘Het Christendom komt met z’n erfzonde dicht bij de waarheid, het kwaad van die universele wil. Dat mensen almaar verleidt tot begeren. Oosterse religies laten met hun streven naar onthechting, ultiem in het nirwana, begeerten verdampen. Bieden zo een bevrijding van de soort’. De wereld primair zien als in wezen innerlijk en intuïtief en niet uitwendig en intellectueel. Eens de verlossing voor het rationele westen?

‘De voortplanting is vooral van de schuld van de vrouw, die als ze jong is daartoe verleidt. Welke misdaad hebben kinderen begaan dat ze geboren moeten worden?’ Is de vrouw eenmaal bevrucht en heeft ze haar nest vol, dan verliest ze ook haar schoonheid’. Schopenhauer haatte zijn moeder, die na de dood van zijn vader rijk en van aanzien, sociaal volop wist te genieten van haar begeerten. ‘Vrouwen zijn geneigd tot buitensporigheden en moeten dan ook goed in het gareel worden gehouden. En des te minder we met ze te maken hebben des te beter’. Hij bleef dan ook zijn hele leven vrijgezel.

Het verhaal van het klaagzieke en vermoeide Europa. Dat met het herstel van de oude regimes al z’n idealen van de revolutie kwijt was. Van de pessimistische cynische en eenzame mens, de verbitterde romanticus die z’n verwachtingen zag verpulveren in afbraak en ellende, waarvoor miljoenen het leven hadden gelaten. De negentiende eeuw, een dieptepunt in de menselijke beschaving. De inleiding van de volgende met nog  meer oorlogen.

Friedrich Nietzsche (1844-1900) die positief bleef, op een niet altijd goed begrepen manier. ‘Wat is het wezen van de mens en wat wil die met al dat praktisch bruikbare van ons weten en maken?’ De mens tot dan toe vooral middel, materiaal voor vervolmaking van grote verhalen, van naties, religies, economieën. 

‘De mens, een tijdelijk middelpunt van een eigen belevingen in het universum. Voorzien van middelen om van dat tijdelijke iets te maken’. Nietzsche die uitdaagt tot geestelijke zelfgeboorte via zelfkennis tot zelfverwerkelijking. ‘Met iedereen in zich de wil tot eigen vervolmaking, het verlangen naar ‘Übermensch, al het zich verbeelde externe te willen beheersen’. Meester zijn over eigen lot, passies. ‘Der Wille zur Macht’. ‘Bevestig het leven met ja! En niet met een slavenmoraal die religies prediken, de wrok van de zwakken tegen de sterken. Het ja van het fysiek sterke van de creatieve elite. Noodzakelijk voor de evolutionaire vooruitgang van de mensheid. Wees in die zin een deugdzaam mens, met grote levensvormen, goed voor de samenleving en de zwakken.’

De supersterren in cultuur, wetenschappen, politiek, sport, vermaak, vertier, glamour. Die de ficties over voltooide filosofieën en versteende religies een nieuw elan  geven. De mens als vrij en zingevend moment, zelf scheppend en zich verantwoordend.

Zijn vooral geloof in het positieve verhaal. Van Schopenhauer ontleende hij de wil die de mens aandrijft, het idee van de Übermensch van Darwin, dat het sterke overwint. Goed is wat overleeft en slecht wat de strijd opgeeft en  verliest. Een verhaal dat  de zedenleer van vooral goed zijn voor de kudde opzij schoof. ‘Geef de in ieders leven besloten wil alle kansen. De wil tot strijd, macht en daarmee beheersing van de evolutie naar hoger en steeds volmaakter’. Met een basis van bestaanszekerheid, een platform waarmee een daarmee beginnen mogelijk is.

De mens die daardoor ook het wreedste dier werd, voor de natuur en zichzelf. ‘Aan de sterken, een elite om ook dat dierlijke in het gareel te houden’. De wreedheid als vreugde en verrukking van de mens in de oudheid,  het met genoegen martelen in de Middeleeuwen, de huidige onverschilligheid over het lot van dieren voor de slacht, mensen in sloppenwijken. Op sociale media leven in een beerput van bedorven denken. ‘Doe daar wat aan, verhef jezelf met je talenten!’

Is de schepping doelgericht, en uit op een ideale samenleving? Volgens Henry Louis Bergson (1859-1941) beslist niet. Hij zag daarin twee conflicterende krachten. Een diversifiërende kracht , die van de materie, entropie, het alles eens uniform. Het universum dat daarmee uitdijend tot op z’n warmtedood. En een schepende levenskracht, een ‘élan vital’, het tijdelijk leven eigen. Die de materie dwingt tot die evolutie daardoor  heen omhoog. Die ons stimuleert tot continue innovatie, het almaar willen vernieuwen. Het élan vital waarmee we ook zoeken en streven naar onze bestemming.

De entropie die zich manifesteert in dictaturen, die dat elan verbieden, proberen ui te roeien. Het anti-intellectualisme dat iedereen op één noemer wil, die van een economie van alleen maar dom rijk zijn en alles hebben. Versus het menselijk elan gericht op zich onderscheiden in de schoonheid,  door creativiteit in kunst en cultuur. De economie van welvaart uitgedrukt in statistieken en geld versus die van persoonlijk welzijn en geluk. Het domweg stom consumeren of zinvol bezig zijn met wat we hebben. Het leven beantwoorden met ja, ik wil het.

‘Producties van goederen en diensten vereisen een systeem van ordelijke distributie en zelfvoorziening’.  Robert Heilbroner (1918-2005). ‘Een sociale orde veilig gesteld door disciplinering en overeengekomen gedragsregels. En dan ook nakomen wat samen is afgesproken. Eeuwenoud het uitgangspunt voor heerlijkheden, steden, naties met ruilhandel van producten en diensten.

Verstoord door de opkomst van het kapitalisme met markten en concurrentie van producten en arbeid. Voor velen met verlies van het recht op overleven, door het ieder voor zich en het wegvallen van wederkerigheid. Het begin van een langdurige strijd zowel daartegen als voor het behoud daarvan.

Een Amerikaans econoom met een sombere kijk op de huidige onorde. Toch ook met een geloof in een betere. Zelfs met behoud van het kapitalisme. ‘We zijn op weg en moeten zoeken naar nieuwe wegen, proberen die te vinden. Met wat we maken en verhandelen.  De meerwaarde daarvan maken tot culturele waarden. Altijd het product van arbeid. Met als oud liberaal principe dat die meerwaarde de maker, de arbeid ten goede komt.

Die dus niet meer zien als een product van de markt. Die alles wat economisch faalt elimineert. Bedrijven die verlies maken die failliet gaan. Mensen die niet meekomen met hetzelfde lot. Hebzucht is goed. De actuele moreel van het huidige particuliere kapitalisme.

Geen hogere doelen stellen dan het aandeelhoudersbelang. Het gedachtegoed van Milton Friedman (1912-2006). Beloond met een Nobelprijs. Het neoliberalisme dat gaat tot op het gaatje van wat legaal is. Waarbij globalisering  vrijwel alles legaal maakt.

Optimaal produceren. Kapitaalintensief en met zo laag mogelijke lonen. Kapitaal dat het effect van arbeid versterkt, die overneemt. Wat al het ambachtelijke elimineert. Landen daarmee goed in landbouw en veeteelt die elders boeren van de markt af vegen. De lage lonen landen voor alles  wat we maken. Het aandeelhoudersbelang dat mede het publieke belang moet worden.

Terug naar antieke ideeën. Die van Aristoteles. ‘Een samenleving moet eerlijk zijn’. John Rawls (1921- 2002) ‘Die niet funderen op menselijke driften en instincten  maar op wat  we willen verantwoorden. Met een ethiek gericht op het welzijn voor iedereen’. Het sociaal liberale contract denken in de VS, in Europa de sociaal democratie.

‘De mens naar z’n natuur is oneerlijk bedeeld. Naar z’n geboorte eveneens. De politiek die daarvoor kiest, die dat ziet als een natuurlijk gegeven of gods wil, die tolereert een economie voor alleen sterke, slimme, rijk geboren mensen. Rawls keuze voor een politiek die iedereen het recht geeft op autonoom zich zelf zijn naar eigen vrije rede en aanleg. Optimaal gevarieerd, maar onder voorwaarde dat die autonomie mede die van alle anderen ten goede komt, dat deze ongelijkheid tevens uitpakt in het voordeel van de minder bedeelden. Het in Nederland betalen voor de verzorgingsstaat naar inkomen. De chirurg die rijk mag worden van de medische pech van anderen omdat we die kosten samen verzekeren. Publiek onderwijs tot op het hoogste niveau, dat met studiebeurzen geen talenten verloren laat gaan. Een bestelniet naar de natuur maar naar cultuur.

Talenten en plek van geboorte  zijn nooit eerlijk verdiend. Mogen dus niet de rechtvaardigheid van een maatschappij bepalen. ‘Leg bij de bepaling van het sociale contract een sluier van onwetendheid over de persoonlijke willekeur van het lot. Maak dat zo neutraal en daarmee rechtvaardig.’ Ter correctie van de natuurlijke desinteresse vanuit ieders eigenbelang. Ter erkenning van de basiswaarde voor iedereen.

De vrije markteconomie die zich na de tweede wereldoorlog wereldwijd als winnaar bewees. Niet zonder problemen, maar met het idee dat democratie ze de baas kon blijven. De vorige eeuw die op weg leek naar een werelddemocratie, met een rechtsorde en vredevoor iedereen. Voor heel veel mensen dan ook een boeiende en vaak mooie tijd, met welvaart voor steeds meer ,mensen. Zelfs even bedacht als het einde van de geschiedenis. Francis Fukuyama (1952). Het einde van de geschiedenis, met het kapitalisme als uiteindelijke winnaar. Tot in New York twee vliegtuigen de twintorens in vlogen, in 2008 heel onvoorzien een bank omviel, en daarna meerdere.

‘Ben bijzonder geschokt, kan het haast niet geloven. Er moet een fout zitten in onze speculatie dat de vrije markt zichzelf altijd beter reguleert dan enige overheid’.  De getuigenis van Alan Greenspan (1987- 2006), voor een commissie van het congres in 2008, naar aanleiding van deze kredietcrisis. De man die verantwoordelijk was voor de centrale bank van de VS.

Een bewonderaar en ondersteuner van de filosofie van de schrijfster Ayn Rand (1905-!982). Filosoof van het omgekeerde idee van Kant, dat altruïsme een deugd is en zelfzucht een kwaad. ‘Door alle eeuwen heen zijn het de Atlassen, de elitaire vrije en creatieve geesten, die de lasten moesten torsen voor het overleven en verheffen van de mensheid. Aan ons de taak ze van die last te bevrijden en vrij laten zijn in waar ze zo goed in zijn’. De super rijken in de VS die het commando van de staat over nemen, de democratie bestormen.

Geboren in St. Petersburg vluchtte ze voor de ideologie van de Russische Republiek naar de VS. Van plan daar een groot schrijver en denker te worden. Gebaseerd op de filosofie van het objectivisme, de ideologie van individualisme met als deugd het egoïsme.

‘Laat iedereen de wereld alleen voor zichzelf  beleven. Deze natuurlijke wereld is een persoonlijke realiteit en we hebben onze rede om die naar onze hand te zetten, zo te streven naar een gelukkig leven. We dienen te handelen met het oog op ons eigen geluk. Met respect voor anderen. Moeten daarbij wel redelijk blijven, zodat we datzelfde streven van anderen niet in de weg staan. Handelend naar dit principe hebben we dan ook geen andere morele codes nodig. Altruïsme komt dit streven zeker niet ten goede, verleidt slechts tot daarvan afwijken’. Het communisme dat ze daaraan ten onder zag gaan.

Haar verhaal van een ijskoud hyperindividualisme. Dat het politieke debat in haar nieuwe vaderland kleurt. Waar ze haar romans graag lezen. Waarin mensen primair functioneren vanuit hun natuurlijke staat, hun instinct tot overleven. De ‘tea party’ die haar visies predikt. De Republikeinse Partij in de VS die ze bevrijdde van elk gevoel voor solidariteit. De rijken belastingen, een vorm van diefstal. ‘Gaan we ze teruggeven. Lees mijn lippen, geen belastingen’.

De samenleving naar hoe de dobbelstenen rollen. Het lot van de mens in het zijn van de wereld besloten. Dat maar hebben te aanvaarden. De mens in een voort tollende revolutie zonder enige  moraal. Het negatief liberalisme met een afkeer voor visies. Met de zegen van de dominante religie. Gods zegene het. 

Terug naar het middelpunt van het heelal, de individuele mens. ‘Met z’n rechten,. Waarop niets en niemand inbreuk mag maken.’ Robert Nozick  (1938 ). Het individu is volledig eigenaar van zichzelf en van wat het daaraan weet toe te voegen. Omdat dit recht individueel moeilijk is te beveiligen vraagt het  altijd om een contract met anderen om dat samen te doen. Beperkt, alleen om dit recht te handhaven, het persoonlijk eigendommen te verdedigen, ieders autonomie te waarborgen. Politiek de minimale staat. Want meer overheid leidt automatisch tot dwang. Belasting laat je werken voor anderen en is dan ook een vorm van slavernij. Mensen zelf laten kiezen voor een beschermingsconstructie, die ze persoonlijk het best past en het minst kost. Compounds, enclaves, waarin ze veilig zijn. Eigen volk eerst. Vrijheid om dit allemaal zelf te regelen, je eigen fort te bouwen en dat te mogen verdedigen. Tegen hen die buiten de boot vallen, zich niet weten te  redden. ‘De Mexicanen gaan zelf de muur betalen.’ De minimale staat gebaseerd op dit individuele natuurrecht.  Met nauwelijks plichten voor het publieke. Een verhaal wel democratisch te bevestigen. Door hem bezien als een gedachte-experiment.

Met bijval. New Orleans in 2005 getroffen door een orkaan. De burgermeester die de publieke bruggen over de Mississippi afsloot om het hoog gelegen en rijke deel van z’n stad te beschermen tegen vluchtelingen. Daarvoor geprezen. De megasteden die niet meer te beheersen zijn. Met voor iedere kaste z’n wijk, zelf beveiligde compounds. Door vooral criminelen. De ‘no go’ wijken.

Pakistan dat onder water staat door welvaart elders. En dat het zelf mag uitzoeken. De vluchtelingen die niet moeten vluchten. De zeespiegelstijging die dat verhaal van New Orleans op vele manieren gaat herhalen. Met daarna allen nog mensen die hoog en droog zitten. 

Hanna Arendt (1906-1975 ) moest als Jodin ook vluchten voor zo’n ideologische ontsporing, de obsessie haar volk te willen vernietigen, en eveneens naar Amerika. Na de oorlog volgde zij het proces tegen  Eichmann, de uitvoerder van de Holocaust. En noteerde de banaliteit van het kwaad, de onverschilligheid van mensen, die anderen compleet aan hun lot kunnen overlaten, hun problemen bagatelliseren, negeren, ontkennen. Hoe dit leidde tot het verzaken van de democratie.

Die het gevaar zag van heerschappij van de stem van het volk. Die wil van de meerderheid was voor Arendt dan ook een gruwel. De politiek moest zich nooit baseren op ideologieën als socialisme, liberalisme. Diende uit te gaan van de pluraliteit van een gemeenschap, z’n de menselijke diversiteit, de minderheden, en de gegeven historische situatie. Hoe en met wat voor democratie, dat wist zij niet nader uit te werken. In elk geval weg met de tirannie van kijkcijfers en opiniepijlers, de uitslagen van enquêtes en referenda, de stem van de angst en de roep om verlossing. 

Ernst Bloch (1885-1977).  ‘De mens is filosoof naar hij of zij wil zijn’. Ook hij moest als Jood vluchten, naar de VS. Daar bleef hij utopisch. Zodat hij na de oorlog terugkeerde naar het marxisme van Oost Duitsland. Maar vrijheidslievend blijvend vluchtte hij al snel naar West Duitsland. Waar hij hardnekkig bleef hopen op eens een betere wereld, ‘Wat is kan niet, mag niet waar zijn’. De mens als een kraamkamer voor het nieuwe en betere. Met in zich de schemering van de weg naar vooruitgang. Speculaties die betere werkelijkheden afdwingen. Zijn denken naar Schopenhauer en Nietzsche.

De hopende mens zich bewust van het nog niet zijn dat moet komen. Daarmee de drijvende kracht in de evolutie van de mensheid. Dromend van warme krachten die strijden tegen de ijskoude. Als filosoof van de hoop trok Bloch vooral ook lering uit het verleden. ‘Religie is mede hopen en een atheïst is dan ook vaak een gelovige’. Met als kanttekening dat de atheïstische verlichting de kracht van het kwaad enorm had onderschat.

Hij wilde twee utopieën, een sociale en een rechtvaardige. Een die de noden opheft en waarin men gelukkig kan zijn. En een die de vernedering opheft en veiligheid en geborgenheid garandeert. Tot aan zijn dood bleef hij geloven in een soort communisme als omega. Met een accent op fantasie en verbeelding, en dan niet alleen vanuit rationeel wetenschappelijk denken. Een exponent van ‘dit mag niet de waarheid zijn’ en van het willen blijven geloven en hopen in ‘het zal en moet anders en beter’; . De geschiedenis herlezen voor de toekomst. Vooral van mensen die daarin geloven.

Galilei (1564-1642) die met een telescoop de planeten om de zon zag draaien. Waarmee de wereld z’n onder en boven kwijt raakte.  Wat uitdaagde  tot  nieuwe verhalen. Speculeren en filosoferen over onze toekomst. Daarmee het heden op spel zetten. Met geen weg terug. Stippen blijven zetten op onze horizon van nog vele miljoenen jaren te gaan. En dan koers zien te houden door die geregeld bij te stellen. 

Nog vele miljoenen jaren te gaan. Het ook zomaar ineens over kan zijn. De wil van de oerknal die daar geen moeite mee heeft. Die heelalwijd overvloedig heeft gezaaid. De zon die het eens voor gezien houdt. We dan afronden op sterrenstof. Met ook iets immaterieels. Ons verhaal, inmiddels elektromagnetisch de ruimte in gezonden. Dat in een rond heelal misschien blijft rondzingen. Samen met vele andere? Daarnaar gaan luisteren. Muziek die we dan als eerste en het beste zullen begrijpen.

    

Willem Semeins, 2024.

 

Vrij ontleend aan:   

R.M. AlbéresSartre. 

Hannah Arendt – Oordelen.

Hans Achterberg – de utopie van de vrije markt.

R.BakkerMerleauPonty.

W.S van de Erve. – Le Corbusier.

Jean Baudrillard en Jean Nouvel- Filosofie in dialoog.

Sven Beckert – Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie.

H van den Berg – Metabletica.of de leer van de veranderingen.

Gegory Bergman – Filsofie voor in bed, op het toilet, of in bad.

C.P.Bertels en E.J.Petersma – Filosofen van de twintigste eeuw.

Ap Dijksterhuis – Het slimme onderbewuste.

Rutger  Bregman _ De meeste mensen deugen.

Martijn van Calmthout – Echt  quantum.

Richard Dawkins – Onze zelfzuchtige genen

Bernard Delfgaauw – De jonge Marx

W.Durant – In den hof der wijsbegeerte.- Van Socrates tot Bergson.

Filosofen van het hedendaags liberalisme. Redactie P.B.Cliteur en en C.A. van der List.

Filosofen van de 20e  eeuw. Redactie van C.P.Bertels en E.J.Petersma.

Peter Frankopan – De zijdenrouten.

Erich Fromm – Escape from freedom.

Michel Foucault – De woorden en  de dingen.

Daniel Guérin – Het anarchisme.

Arbold Heertje – Echte economie.

Jonathan Holslag – Vrede en oorlog.

Roel Jansen – Gokkers en graaiers.

Victor Lamme – De vrije wil bestaat niet.

A.E.Loen – Inleiding tot de wijsbegeerte.

J.Luyendijk – Dit kan niet waar zijn.

Ruben Mersch - Oogkleppen.

Friedrich Nietzsche – Der Antichrist. 

Thomas Piketty- Een kleine geschiedenis van de gelijkheid.

C,A. van Peursen - Ludwig Wittgenstein.

Kate RaworthDoughnut economics. 

Maarten van Rossem – Kapitalisme zonder remmen.

Stephen Schneider – Het laboratorium aarde.

Rupert Sheldrake – De wedergeboorte van  de natuur.

Peter Sloterdijk – Filosofische temperamenten. Je moet je leven veranderen.

Spinoza – Ethica . door Maarten van Buuren.

Philip Stokes – Filosofie. 100 essentiële denkers.

Dick Swaab – Wij zijn ons brein.

A.Vloemans – Leven en leer der grote denkers. - Aristeia.

Frans de Waal – Een tijd voor empathie.

Gary Zukav – De dansende Woe-Li meesters.