pv6 

Afronden

op een publiek kapitalisme.

Willem Semeins

Inhoud

zza Afronden

zzb     Kwaliteitsborging.

zzc     De wereld waarin en waaruit.                                                                                  

zzd     De taal waarin we leven.

zze Het gender.

zzf      Alles is bedacht.

 

 

      Afronden. zza

De natuur waarin wij nog maar net niet oplichtten. Met biologische intelligentie,Waarmee we steeds meer daarvan begrijpen, onze evolutie naar natuurwetten . Die we leerden benutten voor een evolutie door ons heen van het materiële. Om ons materieel weten te verlengen. Door de natuur te vermaken tot cultuur.  Nog al rechtlijnig,  steriel en andere soorten uitroeiend.  Wat we inmiddels ook onszelf dreigt uit te roeien. Een fase  in de evolutie die  zich afrondt. Met alleen een goede afloop als we daarvoor kiezen. Waarin we vrij zijn.

De economie van ons maken en verhandelen met vrije markten. Die uit komen op kwaliteit.  Op wat de markt wil en kan betalen.  Waarvoor die kiest En het steeds betere, tot  op het praktisch volmaakte. Veel producten die we dan ook als zodanig beleven. Die niet nog veel beter hoeven. Dat ook niet meer kunnen. Die uitontwikkeld zijn tot op wat die natuurwetten mogelijk maken.  Waarmee we uitkomen op praktisch volmaakte eindwaarden. Met dan weer de kwaliteit waarvoor we kiezen.

De kwaliteit van het duurzame ‘kan niet beter’. Het product dat daardoor lang mee gaat. Dat rijker maakt door minder vaak te hoeven kopen. Waard is om te behouden, zo nodig te herstellen. Dat tendeert naar  generaties bestendig bezit. Dat ook komende  generaties  steeds rijker maakt. 

En de kwaliteit van  ‘de laagste prijsgarantie’. Het product goedkoper te vervangen dan te herstellen. Het wegwerp artikel. Dat vervangingsmarkten in stand houdt. Daarmee bedrijven het beste dient. De groei van de economie bevordert. Een verdienmodel dat de natuur niet meer aan kan. Die dat laat merken. Waar we van af moeten.

Het actuele discours.  Kiezen voor het duurzame van ‘kan niet beter’. Dat steeds rijker maakt. En dan wel iedereen. Door de globalisering een internationale opgave.

De keuze voor generaties bestendige eindwaarden. Voor heel van  wat we maken al mogelijk. Die rijk maakt. Resulteert in steeds minder maken en steeds meer bezitten. Di de economie transformeert van maken en consumeren in bezitten en dat beheren en behouden. Waarmee het kapitalisme winnaar wordt.

Het autonome proces van de vrije markt. Naar het verhaal van Adam Smith (1723-1790). ‘Ondernemen met als doel rijk worden. Dat zorgt voor wat we nodig hebben, werk om het te maken en daarmee lonen om te kopen’.  De persoonlijke hebzucht als goed, een zegen voor de mensheid. Resulterend in het privaat kapitalisme.

Smith die ook de gevaren daarvan zag, zoals het wegvallen van concurrentie en daarmee de vrije markt. De autoritair gedicteerde, van de verleiding,  misleiding, verslaving. Die daarom al pleitte voor marktmeesters om zo nodig in te grijpen. Publieke correcties van particulier monopolies.

Wat resulteerde in een pubbliek kapitalisme  met publieke voorzieningen. Die samenlevingen steedss rijker maakten. Door die collectief  te  gaan bezitten. Met ook de liberale gedachte va samen gemaakt dat ook gezamenlijk bezitten en vererven.

Het privaat kapitalisme  dat de rijken steeds rijker maakt. Vooral zij die erven. Het verhaal van Thomas Piketty (1961). De grote vermogens die van zelf groeien. Het eigen huis dat steeds meer waard wordt. De rijken die zich vooral de bestendige erfenis toe-eigenen. Daar immers het geld voor hebben. Die hun bezit laten beheren en behouden.  De huidige werkgelegenheid. Rijk worden tot in het extreme . Met het persoonlijk  dominante in economie en publiek. Al naar individuele karakters. Vaak grensoverschrijdend. De  gelijkwaardigheid  in samenlevingen aantastend,  democratieën bedreigend, oorlogminnend.  

Het verhaal van Piketty dat ook op gaat voor een publiek bezitten, kapitalisme.  Dat met de keuze voor het generaties bestendige en dus steeds minder maken een noodwendigheid wordt. Waarmee immers de factoor lonen in het verhaal van Adam Smith zich gaat beperkt tot dat beheren en behouden van bezit. Afnemend met die afronding op generaties bestendig. De actuele competitie  van landen om deze werkgelegenheid.

Bedrijven die met duurzame  productiemiddelen uiterst concurrerend zijn. Wat expertise vereist, geld en tijd. Waarmee ze een voorsprong op de markt krijgen. Door andere moeilijk in te halen. De multinationals met al een eeuwig leven. Waarvan bezitten voor een kwestie is van daarin beleggen.

Wat ondernemen verlegt naar de factor arbeid van bedrijven,de top daarvan , het management met z’n staf. Dat die de verantwoordelijkheid voor het werk weer delegeert naar de werkvloer, naar daar waar gewerkt wordt en de daarvoor gewenste expertise is Bedrijven waarin het goed werken en leuk tot heel veel verdienen is.

Bedrijven ongezond en vervuilend zijn al naar gestelde normen en hun handhaving. Die achter lopend op innovaties te wensen over laat.

Die duurzaam op de agenda hebben. Maar primair winst moeten maken willen ze overleven. Daarom leveren wat de markt wil. Met een benzineauto benzine, een zoetverslaving suiker.

Produceren met steeds meer middelen om het effect van arbeid te versterken, die  met  ‘AI’ te minimaliseren. Vooral daarin investeren. Waardoor de rendementen van bedrijven steeds meer gaan naar de factor kapitaal, de aandeelhouders. Bedrijven die zich vestigen in landen daarvoor gunstig. De russen die daarvoor in Nederland terecht kunnen.

Arbeid die zich gaat beperken tot wat AI niet aan kan, alleen met handen kan en biologische intelligentie. Of daarmee goedkoper is. De verhuizing s van maken naar landen met goedkoop gehouden handen. In rijke landen met arbeidsimmigratie uit arme landen.

Persoonlijk ondernemen lokaal en op kleine schaal. De economische spil in heel veel landen. De bakker, slager, groenteboer, klerenmaker, kok.  De onmisbare vakmensen voor klusjes.  Die in de kringloopeconomie onmisbaar zijn.  Waarvoor steeds minder plek is. Die met de ‘goedkoopste prijsgarantie’ van de markt worden gedrukt. Een ondernemen  dat we niet alleen aan de markt kunnen over laten.

Massaal maken met inmiddels apparaten die foutloos produceren. Tot  op wat handen niet kunnen. Zoals chips. En heel goedkoop. Vooral onderdelen te assembleren. Met dan weer zo goedkoop mogelijke handen.

Waarmee welvaartslanden veel bedrijven daarmee werk zagen. Behalve die voor het beheer en behoud van zichzelf, openbare voorzieningen, onderwijs, zorg. Landen met zonnige kusten alleen nog leuk voor de rijken en gepensioneerden. En verder weinig te verdienen. Die hun expertise zien emigreren. Naar landen daarvoor aantrekkelijk. Die overvol raken. Die deze immigratie niet aankunnen.

De Europese landen zo in een heiloze competitie met elkaar.  Als federatie daarvan bevrijdt. Voor alles dan voldoende plek en mensen, en één marktmeester.

Het streven naar bestaanszekerheid met uitkeringen. Of een basisinkomen. Ingeleid al met verzekeringen en pensioenen. Door te beleggingen in de economie. Met een basisinkomen voor ouderen. Een fonds voor iedereen mogelijk.  Door collectief te beleggen in het zich ontwikkelend generaties bestendige. Met alle kansen voor de beoogde transitie. Die niet zonder geld van overheden kan. Die steun vertalen in aandelen voor dat fonds. Het gemene van de nieuwe energiebronnen,  wind, de zon, rivieren, aardwarmte daarmee behouden. Voor dat fonds. Collectief zonnepanelen en windmolens. Door bedrijven te beheren. Een publiek bezit van woningen met sociale woningen al aan de orde. Iedereen dan goedkoop kunnen wonen en niet alleen de bezitters van woningen. Energie die dan spotgoedkoop wordt. Op vele manieren zo een publiek kapitalisme gestalte geven.

Herstel van het commune van plek op aarde. Het gemaakte dat  plek nodig heeft. Waarmee plek een marktwaarde heeft. Al naar z;n schaarste. De prijs van het onroerende in steden die niets meer te maken heeft met de technische waarde, de bouwkosten ervan.

Plek dat ter plekke geen concurrentie heeft en daarmee een monopolie. Met structuren de hoogte en de diepte in te vermenigvuldigen. Plek daarmee bij uitstek iets om in te beleggen. Een kwestie niet van maken maar bezitten.Circa vierhonderd niet Schotten die negentig procent  van Schotland bezitten. Nederland deels gehuurd van buitenlanders.

zzz

De Europese landen met zowel een tekort als een overschot aan plek. Al naar beleid. gericht op werkgelegenheid en aantrekkelijkheid voorbedrijven. Mensen met een basisinkomen, gepensioneerd of van privaat  vermogen. Met ook weer z’n extremen. De te dure zonnige kusten.

Europa dat voor wat nodig is voor een basisinkomen voor alle Europeanen meer dan genoeg plek heeft. Wat we maken  dat zich afrondt op generaties bestendige eindwaarden. De nog expanderende bedrijven die op gaan in circulatiemarkten. AI dat eindigt met chips en programmeringen uit op praktisch volmaakte en bestendige eindwaarden.  Een kwestie van vrije markten binnen publiek daarop gerichte kaders.  Van publieke daarvoor kiezen.. De Europese landen  die nog verre daarvan zijn. Die democratisch niet anders kunnen. Daarin blijven geloven.

Kwaliteit die te borgen is. Door bedrijven ontwikkeld voor het nul fouten concept. Assemblages met toeleveringen van overal vandaan die alleen daarmee mogelijk  zijn. Mogelijk met die exact werkende apparaten. Bij goed beheer en behoud, op de werkvloer. Door de verantwoordelijkheid daarvoor daar te leggen.

Een borging waarmee producten het nu vrijwel altijd doen, ze te garanderen zijn. Ze zonder afkeur te maken zijn. Fouten die de kranten halen.

De kwaliteit van ‘kan niet beter’ tot op generaties bestendig die dan ook te borgen valt. Een kwestie van publiek dat als vorm stellen.  Met de globalisering een internationaal verhaal  Aan de orde.

Met als noodwendige uitkomst krimp van producties. Minder werk en daarmee lonen om te kopen. Daarmee met de noodwendigheid van een publiek kapitalisme. Dat dan iedereen voorziet van een inkomen. Uit publieke beleggingen in het voor iedereen essentiele. Een publiek vermogen met dat perspectief van duurzaam tot op generaties bestendig. Die komende generaties steeds rijker maken.

Minder maken en steeds duurzamer. Al het gemaakte in circulatie brengen en houden. Daarmee ook de materialen waarmee gemaakt. Apparaten maken die te herstellen zijn. Onderdelen die verslijten makkelijk te vervangen. Zoveel mogelijk standaard. Ze daarop ontwerpen. Tot op thuis zelf kunnen doen. Producten die het gehad hebben geschikt voor hergebruik. Die al voor een groot deel bestaan uit onverwoestbare onderdeken. Nu in elkaar gezet vaak alleen maar te slopen. De bergen nauwelijks af te breken afval. Bij falen dus gewoon terug naar de maker voor hergebruik.

Bestendig bezit eenmaal afbetaald dat z’n kosten beperkt tot beheer en behoud, B en B. In kringlopen voor prijzen naar hun schaarste. Meubels al in overvloed die vele honderden gekost voor tientjes de deur uit gaan. Voor kleding hetzelfde verhaal. De auto die je moeilijk kwijt raakt. De elektrische eens in overvloed en nog veel bestendiger, die hetzelfde lot wacht. Die zich leent voor collectief bezitten. Minder auto’s kopen en die vooral rijden. Voor  de kosten van alleen B en B . De steden daarmee bevrijden van geparkeerd blik. Door publiek te zorgen plek voor dat collectief bezitten.

De weldoortimmerde woning die  de bezitter heel goedkoop laat wonen. In overvloed voor iedereen beschikbaar naken. De sociale, het publiek bezit van woningen ontwikkelen tot een collectief bezit van woningen naar behoefte. Voor dan alleen de huur van B en B. Daarmee dan een grote bijdrage in dat basisinkomen.

De mogelijke uitkomst voor alles al hebben en in overvloed. En door te kiezen voor alleen de kwaliteit van ‘kan niet beter’.  Dit bezit  in ascese, beperkt tot het zinvolle.

Kleding inmiddels in extreme overdaad gemaakt. Uitermate vervuilend, dat van vliegen plus scheepvaart overtreffend. Circa vijftig procent daarvan dat de verkoop niet eens haalt. Die zinvol en duurzaam gaan bezitten. Maar één klerenkast. Met alleen het betere, mooie en duurzame. Geschikt om te ruilen. Nieuw alleen nog ‘kan niet beter’. Vooral lokaal gemaakt, op de huid van de drager.  Een lokaal verdienmodel met enorme perspectieven. Als we daarvoor kiezen en in een taal daarvoor gaan leven.

 De afvalbergen kleding.  Die gedumpt in arme landen de lokale nijverheid ondermijnen. Van moderne vormen van slavernij. De prijzen die niet waar mogen zijn. Herhaling van de geschiedenis van katoent. Een materiaal met vele voordelen. Mechanisch te spinnen en weven, goed te verven, bedrukken, makkelijk te reinigen. Gecombineerd kunststofvezels ijzersterk. Nooit meer sokken stoppen. Katoen dat in Europa wol en linnen van de markt verdrong. Eens alleen gemaakt waar de katoenplant groeit. De koloniën van het koloniserende westen. Tijdens de industrialisatie ontdekt als een uiterst lucratief lucratief. Met als probleem de grondstof, de katoen. Goed te telen in de pas ontdekte Amerika’s. Daarbij grondig ontvolkt alleen met slaven. Te oogsten in Afrika. Te betalen met daar al geliefde katoentjes. Een verhaal waardoor dat westen nog steeds heel rijk is. Katoen waarmee één klerenkast voldoende kan zijn.

Slavernij die we nu met afschuw herdenken. En weer die prijzen  die niet waar mogen zijn. Daarmee domweg gelukkig in onze koopgoten. ‘Ik dat is wat wij zijn’. In een gaaf land toch.

Wetenschappen die ze bewijzen  wat met de natuur mogelijk is. Met de ruim negentig ons bekende natuurlijke elementen. De krachten die ze beheersen. Tot op de grenzen daarvan. Gesteld door de natuurwetten. Tot op niets meer te ontdekken. Al het  voor ons praktisch bruikbare verkend is.  Dat ze mogelijk afsluiten met kunstmatige intelligentie.. Innovatie die nu al vooral al variatie is met het vele mogelijke.  

De wetenschappen die met ons kunnen begrijpen stranden op het elementaire van de natuur. Elektronen die we begrijpen als deeltjes zonder afmeting. dus ondeelbaar. Maar ook a;s een golfverschijnsel.  De zwaartekracht die we wel beheersen maar niet weten wat het is, dat touw waarmee de aarde om de zon draait. Waarmee de oerknal met z’n begin van ruimte, tijd en energie een mysterie is geworden.  Of het daarin voor ons goed af loopt een kwestie van geloof.

Voor kunnen bezitten is plek nodig is. De dakloze die weinig kan bezitten en van z’n leven kan maken. Jongeren zonder woning die geen gezin kunnen stichten. Lokaal ondernemen waarvoor een betaalbare die plek nodig is. Publieke voorzieningen die ze bezetten. Landbouw en veeteelt heel veel.

Plek, grond, bij uitstek een generaties  bestendig bezit. Niet te maken maar een kwestie van bezitten. Met geen kosten van beheer en behoud.  Plek met ter plekke geen plek. concurrentie dat bij schaarste  met een monopolie . De prijzen van  onroerend goed in steden met werk die  de lonen afromen.  In winkels fors mee betalen aan te hoge huren. De lokale middenstand die het daardoor aflegt tegen de multinationals met ‘de laagste prijs garantie.

Plek met structuren de hoogte en de diepte in te vermenigvuldigen. En daarmee ook dat monopolie. Structuren die uiterst bestendig kunnen zijn, met weinig kosten van B en B. Het silhouet van veel steden.

Klimaatsveranderingen die boeren dwingt daar werk te zoeken. De megasteden die publiek niet meer te beheersen zijn, overgelaten aan jet private tot op het criminele.

Bezit van grond eeuwen geleden door het sterke zich toegeëigend. Met de uitvinding van landbouw, die bezit van grond en arbeid vereisten. Beide met geweld te verkrijgen en te handhaven De antieke roofridder, man,  met z’n grond, veroverd met het zwaard, vrouwen voor z’n nageslacht, zonen, en dochters voor het netwerken, met andere mannen, ook met zwaarden, te vriend te houden, voor families  om bezit daar binnen te houden. En verder onderdanen, slaven voor het werk.

De gouden tijden voor grootgrond bezittende elites. Bedacht als door goden daarmee gezegend, belast, van adel. Wat de gelijkwaardigheid in samenlevingen te niet deed. Tot op heden. Waarin het zwaard vervangen is door geld. Circa vijfhonderd grootgrondbezitters die zeventig procent van Nederland bezitten  Bezit van grond en daarmee ook z’n bodemschatten. De superrijken in olielanden. De industrialisatie met z’n nieuwe gouden elites. Bezit van grond leuk voor recreatie, vermaak, de jacht, golfen.

Waarop schapen het beter deden dan boeren. Die verdreven werden naar de steden. Daar goed bruikbaar voor bedrijven. Het  ontstaan van een proletariaat. En ‘dat mag  niet waar zijn’. Het bedenken van utopieën. Die leidden tot gedirigeerde samenlevingen, dictatoriaal , racistisch. Democratisch overeen te komen de huidige moeizame weg naar eerlijk en gelijkwaardig.

Pubbliek herstel van dat eens commune van plek op aarde. Essentieel voor het bereiken van  gelijkwaardige  samenlevingen. Die afronding op een publiek kapitalisme. En z’n beheer en behoud. Met te eten en te drinken hebben, creatief zijn, vermaak, medische zorg en die voor ouderen. Publiek plek voor tuinbouw daar waar gegeten wordt, de steden. In combinatie met horeca gezond gaan eten. In China in ontwikkeling. Met Nederlanders die weten hoe het moet. Een verdienmodel met toekomst voor heelveel boeren.

Plek voor de natuur, planten en  dieren, in feite onze voorfamilie.  Herstel van troosteloos vergiftigd rechtlijmig tractorland. waar dieren niets meer te zoeken hebben. Wat wel vooral misbruikt.  In de toekomst eens met excuses en te herdenken.

De mens materieel verlengd inmiddels volledig daarvan afhankelijk.  Z’n vacht kwijt geraakt de naakte aap geworden. Met wel nog de driften en instincten van deze soort. Mede voor z’n voortplanting. Dat deels het vruchtdragende en voedend en begin beperk tot zaadgevend. De man met tepels die geen borsten worden. Het gender met versschillen en variaties als een natuurlijk gegeven.

Het sterk mannelijk dat zich bewijzen wil als het veste. Bij insecten daarna opgeruimd. Roedels die het perken tot één. Bij de menselijke soort materieel verlengd en vrij van empathie dominant geworden. Met geen moeite met doden de bron van het geweld in onze samenlevingen. Mede bepalend voor de positie van vrouwen. De man die kinderen krijgt.

Beide met moeite mens te worden.  Door door een groeiende behoefte aan vaandeldragers, autoriteit die voorop gaat. Het geloof in sterke leiders. Waarmee democratieën op de tocht staan. Samenlevingen die ordening vereisen, te handhaven gedragsregels. Eeuwenoud al het uitgangspunt voor ze. Binnen het eens nog dominant natuurlijke bedacht  vanuit de logica daarvan. De dodelijke bliksem: het zwaard van Wodan. Het hogere dat het daarin voor het zeggen had. Animisme resulterend in religies.

Die tevens bewezen als praktisch bruikbaar voor die ordening. De koning die de berg opklom voor overleg met zijn god. Terug kwam met zijn geboden en verboden. Door zijn onderdanen maar te aanvaarden. En toch behoefte aan discussie om ze dan naar boven te sturen. Met recht dus op doden. Autoritaire regimes die nog steeds niet zonder een religie kunnen. Private belangen en ideeën die zich er graag mee bevestigen en buiten discussie houden. Waarmee mannen vrouwen onder de duim houden.

Publieke belangen eerlijk regelen dat alleen democratisch kan. Door de Grieken al bedacht. Wel alleen voor hen die het voor het zeggen hadden, de mannen. Overleg met hoor en wederhoor. Alleen mogelijk aan tafels van hooguit tien. Honderd mensen aan tien tafels. Het principe van verenigingen, partijen, organisaties. Voor burgerberaad in beraad. Iedereen de kans daaraan mee te kunnen doen, zich daarop hebben voor te bereiden.

Lokale uitkomsten van overleg gedelegeerd naar hogere niveaus van overleg.  Begonnen in zo’n raad, naar de stad,  het land, het continent, de Verenigde Naties. Met vijf niveaus een wereldwijd overleg vanuit de lokale burger. Waarbij wat hoger is overeen gekomen bindend is voor al het lagere. Met vrijwel algemene stemmen al iets van mensenrechten

De taal waarin we overleggen. We ook denken. Met het van zelfsprekende van z’n woorden. Verhalen verteld gekregen. Door het collectief waarin we leven. Het ik naar z’n wij. Met z’n media met vele meningen. Proefondervindelijk verantwoorden. Praktisch bruikbaar, verleidend, misleidend. En vragen. Het altijd betrekkelijke waarmee we ons leven hebben te leiden en verantwoorden.

‘Denken, de enige zekerheid die we hebben’, René Descartes (1596-1650) met z’n ‘Ik denk dus ik ben’. Waarmee we een ziel hebben, een immateriële fenomeen. Dat niet ons menselijk materiële is. Net als licht  van een lamp, dat niet die lamp is. Wel naar de aard van die lamp. In zijn tijd nog bedacht als een gave, implantaat van God.

Met inmiddels andere ideeen, , die van de evolutie.  Begonnen met de oerknal, en een wil tot  op onze soort. Waarin dat immaterieel fenomeen oplichtte.  Een beleving van de wereld al ontstaan bij dierlijk  leven.  Met het vermogen van waarnemen en een brein om daarop te kunnen reageren. Zich daarin ontwikkelde tot een taal. Dieren die daarmee al communiceren en mogelijk al denken.

Een fenomeen door wil van de natuur aan zet gezet in die evolutie.  Baruch Spinoza (1632-1677), die .geloofde in een wereldziel. ‘Alles in het universum is één, en dat ene is wat wij God noemen. En dat ligt besloten in de natuur. Die is zijn wil’. Waarbij wij mensen daarvan een product zijn, en daarmee middel voor dit goddelijke plan. Waarin die wil van de natuur oplicht, met ons denken en bedenken. Een verhaal dat ons fenomeen ‘mens zijn’ herleidt tot een goddelijk gewilde fase in de evolutie. Die het goede en volmaakte in zich heeft. Waarvoor we al of  niet voor kunnen kiezen. Het goede democratisch.  Spinoza was dan ook een voorvechter daarvan. Wat hem kwalijk werd genomen. Hij uit zijn joodse gemeenschap werd verbannen.

Onze fase in de evolutie afronden.  Op existeren met alles al hebben. Met z’n onzekerheden en angsten, verkeerd  bezig zijn. Op weg naar een ongewisse toekomst, en nauwelijks nog visies. De volgende uidaging voor ons er zijn. Met nog vele miljoenen jaren te gaan. Waarbij het ook zomaar ineens over kan zijn. Die wil van de oerknal die daar geen moeite mee heeft. Die heelalwijd overvloedig heeft gezaaid en nog zaait voor dergelijke verhalen. De zon die het eens voor gezien houdt. Die ons dan afrondt op sterrenstof. Met toch nog ook iets immaterieels? Ons verhaal inmiddels elektromagnetisch de ruimte in gezonden. Dat in een mogelijk rond heelal misschien rond blijft zingen. Samen met vele andere? Luisteren of die er zijn. Muziek die we dan als eerste en het beste zullen begrijpen.

Kwaliteitsborging. zzb

De vrije markt die noodwendig uit komt op kwaliteit. Kwaliteit die te borgen valt. Door veel bedrijven inmiddels als norm gesteld. Voor de kwaliteit met nulfouten.  Een borging Tijdens de tweede wereldoorlog in de VS bedacht voor de oorlogsindustrie. Foutloze reserveonderdelen die op het slagveld altijd pasten. Daarmee bij schade meteen weer gevechtsklaar. Door William Edwards Deming (1900-19930) bedacht. Die na de oorlog gedetacheerd in Japan daar vertelde: zo produceren wij in de VS. Gingen de Japanners ook doen. Waarmee ze de betere én goedkopere auto op de markt brachten. Ook in de VS. Waar ze dit verhaal allang weer vergeten waren. In Europa de Duitse camera’s van de markt veegden. Ze de hele wereld bewust maakten van foutloos kunnen produceren. Inmiddels essentieel voor het wereldwijd elkaar toeleveren van onderdelen voor vrijwel alles wat we maken. Wat bewijst dat elke gestelde kwaliteit te borgen valt. Dus ook die van ‘kan niet beter’. De aanzet voor het generaties bestendige.

Kwaliteitsborging kinmiddels voor bedrijven wereldwijd de norm. Het product dat foutloos is wat de markt is, dat het altijd doet, te garanderen valt. Daarin falen dat een incident is geworden, de krant haalt.

Produceren niet meer met controles achteraf, eerst maken en dan kijken wat goed is en dus met uitval. Maar door geen fouten meer te maken. Op de werkvloer, daar waar immers gemaakt wordt. Daar de kwaliteitscontrole brengen. En daarmee de verantwoordelijkheid van producties. Binnen gestelde doelen, zoals voor de kwaliteit.

De werkvloer die ook als eerste ziet wat fout gaat. En dat meldt. Om dat probleem te laten oplossen. De werkvloer met die mentaliteit. In het belang van het collectief. Ze bij te brengen door het management.

Op alle niveaus mee beslissen naar gestelde doelen. In die zin democratisering van het bedrijf. Mogelijk als alle medewerkers daarin ook hun eigen belang gediend zien. De vele bedrijven waarin de medewerkers geloven.

Een kwaliteitsborging die voor al het rationeel bedachte mogelijk blijkt. Producties die  daardoor ook zo goedkoop mogelijk worden. Immers zonder afkeur en dus afval. En alleen maar maken wat de markt wil, wat te verkopen valt.

De vrije markt die bedrijven dwingt tot kwaliteitsborging. Ontbreekt concurrentie dan is het vaak ook daarmee gedaan.

Kwaliteitsborging betekent voortdurend anders en steeds beter produceren. Daarmee op weg zijn naar de praktisch volmaakt mogelijk kwaliteit. Wat expertise vereist, investeren en dus geld om dat te kunnen betalen. Op tijd daarmee beginnen. Bedrijven die daarin falen die we zien afhaken.

Fouten die te relateren zijn aan de vier M’s: mens, middelen, methode, materialen. Middelen die gebreken vertonen, beter onderhoud behoeven. Nieuwe materialen die om een adities.

Bedrijven die zelf een norm voor kwaliteitsborging hebben ontwikkelt . Die van de International Standard Organisation. Veel bedrijven die eisen dat hun toeleveranciers daaraan voldoen. Die ze daarop ook mogen controleren. Mee kijken tot op d e werkvloer of ze aan die norm voldoen. Die begrijpen en aanvaarden als hun verantwoordelijkheid. 

Kwaliteitsborging die leidt tot vervolmaking  van wat gemaakt wordt, en ook de middelen waarmee. Inmiddels met steeds minder mensen en automaten die geen fouten maken, nooit moe zijn, of even afgeleid. Veel ondernemingen die dat niet kunnen bijbenen.

Kwaliteitsborging waarin te geloven valt, door alle medewerkers. Daaraan immers toevertrouwd.  Iedereen mede laten beslissen vanuit z’n vakbekwaamheid. Doelstellingen voor alle medewerkers aanvaardbaar.  

Kwaliteitsborging voor het regeren van landen. Met de gekozen volksvertegenwoordigers als management. Daarvoor primair verantwoordelijk. Met ambtelijke organisaties die uitvoeren  wat zij willen. Ambtenaren die zien wat fout gaat. Die dat niet laten gebeuren. Wat de toeslagen affaire had vermeden. Vermogens terugvorderen van mensen die leven van toeslagen.  Wat niet kan, dus fout is, anders moet.  Dat melden. Het management dat  dan expertise organiseert om met de eigenaren van deze problemen ze zien op te lossen.

Niet kunnen betalen van boetes beboeten, beboeten. Bestraffen alleen door rechters binnen het daarvoor overeen  gekomen bestel.     

Kwaliteitsborging nergens te vinden in partijprogramma’s of regeringsakkoorden. Die nog te ontdekken is. De werkvloer in gareel van algoritmen. Ambtenaren die goed opgeleid zelfstandig kunnen opereren. De meeste te vertrouwen. Kwaliteitsborging  dat daarmee kan. Dat zich als een noodwendigheid manifesteert.  ‘AI’, daarvan  leidend beginsel zien te blijven. Alleen mogelijk vanaf de werkvloer.

Kwaliteitsborging bedacht voor wat niet deugd. Mensen die dat menen te moeten melden. Journalisten, klokkenluiders, actievoerders.  Tuig van de richel en belaagd. Niet mee te praten. Hoe laag kun je gaan.

Waarin en waaruit. zzc

De wereld waarin en waaruit we zijn. Die we beleven vanuit het vanzelfsprekende van wat we waarnemen, zien, voelen,  ruiken. Daarmee naar ons zijn naar die wereld.

Materie dat voor ons iets korreligs is, deelbaar Kijken d door een  glazen ruit zien dat het niets is. Wel te voelen als een door krachten  beheerst  stukje ruimte.

Wetenschappen die ons de wereld inmiddels laten begrepen als begonnen met de oerknal, het uit niets ontstaan van iets. Dat we beleven als materie en energie in ruimte en tijd. Evoluerend naar natuurwetten die knal meegegeven. Die deze evolutie en een noodwendigheid geven, een eigen wil.

Die wetten die we leerden te benutten. Isaak Newton (1642-1726) die een appel zag  vallen en toen de zwaartekracht zag. Bewees dat massa’s materie elkaar aantrekken, en hoe. Een kracht waarmee we aan de aarde hangen. Kennis waarmee we kanonnen raak laten schieten, de ruimte vullen met satellieten. Een kracht waarvan we het ‘wat’ nog steeds niet weten. Dat draadje waarmee de aarde aan de zon hangt, de maan aan de aarde, en die weer rond tolt in een sterrenstelsel.

Een weten waarmee ieder wetenschappelijk antwoord inmiddels een vraag is geworden. Wetenschap is als: ‘geef me je vragen dan krijg je de mijne’. Met wel als opbrengst praktisch bruikbaar weten.

Een kracht bewegen dat energie opwekt. Een klok daarmee voorzien door een gewicht op te takelen. Bewegen van een magneet en daarmee z’n magnetische veld, kracht dat energie opwekt, stralingsenergie. De ruimte in snellend met een driehonderdduizend kilometer per seconde.  De lichtsnelheid genoemd. Licht dat stralingsenergie is.

De ontdekking van de wisselwerking tussen stralingsenergie en elektronen. Stralingsenergie die elektronen laat bewegen, en daarmee elektriciteit opwekt. Toegepast met de dynamo. Trillende elektronen die weer een magnetische veld opwekken en daarmee magnetische krachten. De elektromotor waarmee we  elektriciteit omzetten in bewegingsenergie. Kennis waarmee alles elektrisch kan. Met geen idee wat straling is, iets dat trilt in de ruimte, of  wat elektronen zijn. Deeltje zonder afmeting,niets korreligs. Ook als iets dat golft in de ruimte te begrijpen. Zoiets als golven op zee. Met dan de vraag wat golft er in de ruimte? En wat is dan die ruimte?

De wisselwerking van magnetische velden en elektronen  die de computer mogelijk maakte. Het daarmee het kunnen rekenen, schrijven, verbeelden. Communiceren met de snelheid van magnetische straling. We tv en internet hebben. Kunstmatige intelligentie ter verlenging van onze biologische computer. Eveneens daarmee mogelijk.  

De wetenschappen die stranden op niet meer begrijpen vanuit het voor ons vanzelfsprekende. Vanuit immers ons zijn in en naar de wereld. Licht willen bekijken en dan licht nodig hebben, de wereld en dan ons zelf.

Materie dat zich bewijst als beheersing van de ruimte door krachten. Ruimte, het voor ons niets, waarin stralingsenergie trilt, elektronengolven.  Het voor ons vanzelfsprekende van eeuwigheden. De hoop op een leven na de dood. De ruimte begonnen met niets die uidijend altijd eindig blijft. Die geen buitenkant laat zien, in zichzelf gesloten lijkt. Als een cirkel, het oppervlak van een bol. Waarop elk punt middelpunt daarvan is. De bol waarop geen rechte lijnen mogelijk zijn  Die zichzelf sluit. De ruimte die mogelijk driedimensionaal rond en gesloten is.

De tijd die voor ons eeuwig lijkt. Dan wel met een oneindig verleden. Van waaruit het heden oneindig is en dus nooit te bereiken. De oerknal waarmee ook de tijd begon.

Ruimte en tijd die met elkaar verweven blijken. Bewegen in de ruimte dat de tijd laat vertragen. Horloges die dan langzamer lopen. Met vliegen rond de aarde al bewezen. De tijd met de oerknal op nul, met een begin en een eind, naar de tijd. Oneindig dan ook met een oneindig verleden. Van waaruit het heden onbereikbaar is.   

In zwarte gaten weer op nul!? Ook een verklaring waarom licht daaruit niet kan ontsnappen. Krijgt daar de tijd niet voor. Is tijd misschien ook rond en gesloten?

Deeltjes op grote afstans die verstrengeld zijn. Waarmee de kwantumcomputer mogelijk is, Wat weer ruimte en tijd ontkent.  

Wie een en ander denkt te begrijpen die het niet begrijpt. We zitten in een wereld waarnaar we zijn en niet uit kunnen. Waarmee we de oerknal en z’n evolutie inmiddels beleven als een mysterie. Met ons daarin een fase. Met de beleving van een eigen wil. Naar de wil van dat verhaal?

Woorden lukraak grijpen en rijgen tot verhalen zonder zin. De natuurkundige Alan Sokal (1955) die zo een artikel schreef met bewust zinloze beschouwingen. Dat in een gerenommeerd academische tijdschrift gepubliceerd kreeg. En vervolgens met veel internationale waardering. Dat mysterie niet durven aanvaarden.

Het  begin van ruimte en tijd, materie en energie, uit niets, op een tijdstip nul. Met de wil van een evolutie omhoog tot op ons er in zijn. Een bestel beheerst door krachten.

Materie die zwaartekracht opwekt.  Bij die start vooral waterstof. Te begrijpen als een positief geladen kern. een protoon, waarom een negatief geladen elektron draait. Waterstof met zelf opgewekte zwaartekracht samengeperst in sterren. Wat resulteert in  kernfusie. De productie van nieuwe materie. Naar dat model van waterstof. Elektronen draaiend rond een kern van protonen, en neutronen om ze bij elkaar te houden. Tot op de ons bekende ruim negentig natuurlijke elementen.

De fusie van waterstof naar  helium waarbij energie vrij komt. in de vorm van magnetische straling. 

Sterren hun kernfusie voltooit die dan ontploften tot sterrenstof de ruimte in. Door zwaartekracht weer samen geperst in nieuwe sterren. Omringd door planeten. Met nu die ruim negentig natuurlijke elementen. Die stralingsenergie laat evolueren tot moleculen. Van een ster of een hete kern.  Op gunstig gelegen planeten tot op zichzelf delende moleculen, levende materie. Op aarde tot op intelligent leven.

Waarmee die evolutie uit komt op het immateriële fenomeen van bewustzijn en denken, bedenken. En daarmee op een evolutie daardoor heen. Naar een daarmee ontstane wil.

Stralingsenergie, de motor van de evolutie. Van de natuurlijke elementen tot op leven. Planten die daarmee de atmosfeer op aarde eens ontdeden van een veel te veel CO2. En voorzagen van zuurstof. Het proces van fotosynthese. Zonlicht dat in bepaalde cellen elektronen laat bewegen, elektriciteit opwekt. Die in andere cellen water splitst in waterstof en zuurstof, het proces van elektrolyse. De waterstof die de zuurstof uit de CO2 verdringt en zich verbindt met de koolstof tot koolwaterstoffen, suikers. Met als bijproduct zuurstof. Planten die zo dierlijk leven mogelijk maakten. Dat zich voedt met die koolwaterstoffen. Ze met zuurstof weer verbrandt tot CO2. Voeding weer voor planten. Een natuurlijke kringloop in de natuur. Die wij verstoren door voedsel te verhandelen. Met daardoor overschotten en te korten in die balans.

Moleculen waarmee de evolutie DNA schrijft. Een code voor cellen hoe zich te ontplooien. Met een geschiedenis. De worm die al zeventig procent van de menselijke genen heeft. De aap vrijwel alle.

Straling die ons met z’n variaties voorziet van informatie, gegevens, data. Licht waarmee we zien. Met ogen voorzien van zenuwcellen die elektrisch reageren op z’n variaties in frequenties.  Die variëren van 380 - rood -  tot 750 – violet - nanometer. Materie die we zien in de kleur die het niet absorbeert.  Informatie elektrisch gestuurd naar ons brein,  Die ons daarin een soort radio en tv laat beleven. Dat brein inmiddels begrepen als een biologische computer met programmeringen.

Het verhaal ook voor onze media. Geluid, trillingen en daarmee bewegingen van lucht, energie. Die omzetten in elektriciteit. Door daarmee een magneet op het membraam van een microfoon te laten trillen in een spoeltje. Daarin zo elektriciteit opwekken. Met de frequentie van dat geluid. Die versterkt weer straling produceert, radiogolven de ruimte in, door kabels, glasvezels. Op te vangen en weer om te zetten in elektriciteit. Die versterkt het membraam van een geluidsbox laat trillen. Met de frequenties van dat geluid. Het principe van radio, tv, internet, de computer, het mobieltje

Leven dat zo waarneent. Planten elektrisch via schimmeldraden, dieren met zintuigen en een brein. Dat elektrisch werkt en dus straalt. Op de frequentie van z’n activiteiten. Op te vangen door daarop afgestelde antennes.  Dieren met al iets  van internet? Die mogelijk op die manier ook informatie uitwisselen. Elkaar zo voorzien van software, en updaten. De hardware, het brein, dat materieel met DNA te verklaren is. Maar die software, hoe een nest weten te bouwen? De poes die voelt dat het baasje voor de deur staat. De evolutie die gaat tot op het gaatje van wat mogelijk is. Mensen die soms ervaringen van anderen denken mee te beleven. De elektriciteit van hersenen die te meten is.

De biologische computer die we inmiddels kunnen combineren met de kunstmatige. Biologische intelligentie daarmee met kunstmatige te versterken. ‘AI’ dat veel van ons denken en bedenken kan overnemen.

Bewustwording, beleving van de wereld waarin we zijn. Een immaterieel fenomeen. Dat al oplicht bij de eerste diersoorten. Fossielen daarvan met al een holte voor een brein. Geprogrammeerd om op die beleving te reageren. Het begin van dat immaterieel fenomeen. 

Dieren die geluiden ontwikkelden om met elkaar te kunnen communiceren. Daarmee geluiden bedachten  voor samenwerking, talen. Waarmee denken en bedenken mogelijk werd. En daarmee het maken van middelen voor overleven en er mee zijn.  De aapachtige soorten vingers daarin het meest vaardig. Van waaruit zich de mensachtige soorten ontwikkelden. Met uiteindelijk de homo sapiens als overwinnaar. De soort waarin zich dat immateriële denken en bedenken verder ontwikkelde. Daarvan steeds afhankelijker werd.  Een praatgrage soort waardoor die evolutie zich op aarde voortzette.

In de taal waarin die leeft. Eveneens een product van evolutie, van z’n denken en bedenken. Waarmee het z’n  brein programmeert. Met elektronen en dus materieel. Die taal die dus mede een vorm van materiële verlenging is. Naar wat de wil van de oerknal mogelijk maakt. Een noodwendigheid besloten in die wil? Met een eigen wil. En dus moeten  kiezen voor die evolutie door ons heen. In die taal waarin we leven.

      De taal waarin we leven. zzd

 ‘Denken, de enige zekerheid die we hebben’, René Descartes (1596-1650) met z’n ‘Ik denk dus ik ben’. Waarmee we een ziel hebben, een immateriële fenomeen. Dat niet ons menselijk materiële is. Net als licht  van een lamp dat niet die lamp is. Maar wel naar de aard van die lamp. Volgens Descates een gave, implantaat van God. Met inmiddels andere gedachten daarover.

Denken in de taal waarin we leven. Die we  verteld krijgen. Waarmee we ons bewust worden, mens zijn. Dat bij kinderen pas ontstaat na het vertellen van verhalen.

Een taal naar z’n evolutie, geschiedenis van denken en bedenken. Van het collectief waarin we leven. Inmiddels de hele wereld. Verhalen met woorden, die weer verhalen zijn. Verhalen met diepgang al naar men kan lezen en begrijpen. Gekleurd  door tradities, ingevuld met eigen belevingen. In verwarring met elkaar, van wat is waar of fictie. Woorden die mensen  uit elkaar spelen, tot op genocide toe. De politiek die in woorden verzandt. Woorden die verbinden. Die van muziek, kunst, literatuur. Van sporten en spelen waarmee we elkaar uitdagen en waarderen.

De verhalen met hun vragen. De natuurwetenschappen die stranden op die van de elementaire deeltjes en ruimtelijke krachten. Waarmee de  vanzelfsprekendheden van onze taal onzeker worden. Het praktisch bruikbare van wetenschappen waarmee we ook op één noemer komen. De media waardoor we steeds meer van elkaar w eten en voelen. Een wereldwijd discours daarover hebben. Met vele benaderingen.

‘De mens wordt vrij geboren, maar leeft geketend naar de algemene wil van het volk’. Jean- Jaques Rousseau (1712-1778). De mens die niets is zonder de medemens, bestaat bij de gratie daarvan. Zich daarmee dus heeft te verhouden. Op een rechtvaardige manier. Naar een ‘contract social’.  Gebaseerd op de soevereiniteit en gelijkheidwaardigheid van mensen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met die noodwendig van die ketenen van z’n geschiedenis. Voor Rousseau naar een hogere wil besloten in de schepping. Waaraan het volk maar had te gehoorzamen. Maar wel met democratisch gekozen heersers.

Deze hogere wil die was af te leiden uit door de mens heen ontstane kennis en ervaring. Het verhaal van de mensheid. Die hij samen met Denis Diderot (1713-1784) noteerde in hun encyclopedie. Bedoeld als document ter bevrijding van het volk. Inmiddels het internet geworden. Een diepzee van verhalen. De bron voor onze huidige taal. Te bezien als een publiek bezit, publiek te beheren en behouden.

Gottlob Frege (1848-1925) die de filosofie de linguïstische wending gaf. Het voor ieder mens ‘er zijn’ in de eigen taal. ‘We zijn naar onze nationale verhalen’. Een woord, een zin krijgt z’n betekenis, wordt begrepen naar de taal waarin men leeft, die men spreekt.

En wanneer is een zin waar’? Het denken over anders, beter, in de techniek, de politiek, over wat nog niet is maar misschien eens mogelijk. Het zomaar wat verzinnen. Het zogenaamd betekenisvol praten over dingen die niet bestaan, maar die we wel weten bedenken. Een eenhoorn, kwakzalverij, complotten, angst voor straling, het neushoornhoornsyndroom dat neushoorns uitroeit.

Ferdinand de Saussure (1857-1913)  zag de taal vooral als een systeem van tekens met betekenissen. Waarmee we met elkaar communiceren. Verhalen die ons maken tot betekenisdrager met ons daarmee denken.

De mens als object bekijken, wetenschappelijk bestuderen, wordt zo het bestuderen van z’n taal. Saussure maakt daarbij een onderscheid tussen de structuur, het gebouw van de taal, de ‘langue’, en het spreken, het ‘parole’, het in dat gebouw met elkaar zijn en er zelf mee verkeren. En dan te bedenken dat we leven in een wereld met talen in vele uitvoeringen elk met eigen nuances.

Deze linguïstische wending die de focus van de filosofie van het wezen van de dingen verlegde naar het wezen van de mens als denkend wezen. Te bezien vanuit de taal van z´n collectief. De inleiding ook van de sociologie, de studie naar de relaties tussen mensen in een samenleving naar het discours, van hoe gepraat wordt, de daaruit volgende moraal. De geloven die ze dicteren.

‘Samenlevingen worden bijeengehouden door morele regels.’ Emile Durkheim (1858-1917) Hij zag de evolutie van die moraliteit van primitief naar complex, van gericht op het collectieve naar het individuele. Traditionele samenlevingen die stoelden op één moraal voor handelen en denken. Bevestigd door religies en met straffen voor afwijkend gedrag. De moderne samenlevingen met tolerantie voor individuele verschillen in moraal, denken, geloven. De cultus van gelijke rechten voor iedereen. Met als probleem de plichten.  De erosie daardoor van samenlevingen. ‘Want met alleen egoïsten geen samenleving’. De huidige zoektocht naar een moraal met rechten en plichten waarbinnen iedereen vrij blijft.

De relatie tussen taal, gedachte  en werkelijkheid. De taal als verbinding daar tussen. De zoektocht van Ludwig Wittgenstein (1889-1951). ‘Taal is de waarneembare vorm van ons denken. De logica van zinnen moet een afbeelding, afspiegeling zijn van de werkelijkheid. Alles dat over iets in die zin gezegd kan worden kan helder worden gezegd. En zo niet, dan is het beter daarover te zwijgen’.

De problematiek van wat we vinden van de wereld. Zijn verbazing dat die wereld er is en er niet niet is. Zijn streven naar vernietiging van de westerse metafysicacultuur, het bedacht hogere achter de dingen, een te gehoorzamen buitenmenselijke ethiek.

‘De mens is genetisch bepaald een praatgraag dier. Kinderen leren als vanzelf praten, hebben daarvoor een aangeboren aanleg.’ Avram Noam Chomsky (1928). We beginnen niet met een schone lei. Een brein met het vermogen tot bewust denken. Dat we programmeren met het vanzelfsprekende van de alledaagse werkelijkheid. De meeste mens die daarnaar deugen. En daarmee  al naar hun samenleving deugt. Uitsluiting,racisme, adel, te bedenken als een nationale deugd.

Schrijven, het noteren van denken in tekens met betekenis, maakt de mens bewust van z’n falen in dat denken, van niet anders dan met de eigen woordenschat kunnen denken. De filosoof, wetenschapper, kunstenaar die worstelt met z’n gedachten, als die ze probeert te verwoorden. Dat soms leidt tot nieuwe woorden en daarmee tot de evolutie van de taal. Die niet zonder boeken, en mensen  die ze lezen.

Claude Levy-Strauss (1908). Culturen zijn naar hun mythe. Die geven samenlevingen structuur, een ‘langue’ voor het actueel met elkaar praten en verkeren Met individueel verschillende inhouden, opvattingen, het persoonlijke ‘parole’. Maar wel binnen die gemeenschappelijke structuur . Een structuur die onderhevig is aan een constante evolutie, aanpassing aan veranderingen van opvattingen, kennis en ervaring. De mythe die dan ook niet tijdloos is maar naar opeenvolgende steeds nieuwe paradigma’s, wezenlijk andere visies op een cultuur. De fase waarin we nu zitten. Net als een slang ons zien te bevrijden van verouderde paradigma’s.

‘Denken van onder af, het actueel gebeuren, de blikseminslagen nu’. Het ineens zien van het universele in het toevallige. De enkeling die nieuwe mogelijkheden bedenkt en daarmee die actuerl geüniformeerde mythe verandert. Michel Foucault (1926-1984). ‘Wat en hoe is de relatie tussen persoonlijke kennis met die van de heersende machten? Hoe bepalend zijn hun verhalen die we verteld krijgen voor ons denken? Is wetenschappelijke kennis niet meer dan een middel tot sociale controle?’  En van autoritaire regimes en religies, ideologieën. In zijn tijd volop aan de orde.

De opvattingen over waanzin in de achttiende eeuw, toen een motief om iedereen die slecht mee kwam in de maatschappij te weren, op te sluiten en te behandelen als verdoemd. Nieuwe inzichten die gevangenissen de rol van executies lieten overnemen. Het controleren en beïnvloeden van de geest als een beter middel dan straffen. Het blijven geloven in mensen. En ze zo nodig begeleiden.

‘De concepten waarmee we onszelf begrijpen en verantwoorden. Voor wat we vinden dat normaal is, hoe het hoort. Die naar de actuele mythe’. Voortdurend onderhevig aan veranderingen. ‘Die niet gericht zijn op vooruitgang. Maar naar de behoefte van machten om het gedrag van individuen te reguleren en te controleren. De mythes van het nationalisme, neoliberalisme, dictators, kwakzalvers’. Een pessimistische verhaal, bedoeld om een en ander te ontmaskeren en te veranderen. Uiterst actueel ook in deze tijd.

‘In de mens vallen de structuren van taal, spreken en denken samen. Elk woord is een verhaal en daarmee verbonden, verweven met de actuele structuur van denken. Het woord bacterie is gekoppeld aan de actuele kennis daarvan, het woord ‘oerknal’ aan de opvattingen daarover. De waarheid is de illusie van de filosofie waarin men gelooft. Het idee dat de mens greep heeft op eigen taal, en daarmee een rationeel autonoom denkend wezen is, vergeet het maar’. Jacques Derrida (1930)  Onze kijk op de wereld is altijd subjectief, reikt niet verder dan de actuele taal, de mythe die we hebben meegekregen en waarmee we dan ook hebben te leven. Een mythe die evolueert en dus leidt tot steeds andere mensen. En of die beter zijn? Vergeet ook dat maar;

Een visie die elke objectieve structuur voor die mythe ontkent. Derrida ondergraaft daarmee ook het idee van de mens als rationeel bewust z’n denken beheersend subject. Iedereen is naar de relativiteit van zijn tijd en met z’n mythen. Met uiteraard z’n consequenties voor samenlevingen. Corona dat maar een griepje is. Dat we worden omvolkt.

Standvastig in geloof, stellig van overtuigingen, zelfverzekerd van standpunten. Bevestigd met rituelen en vertoon. Willen we naar de dam; dan gaan we! Die zwarte knecht, een traditioneel recht. Het debat om gelijk te krijgen. Gelijk hebben komt later wel. Die kerncentrales sluiten, of juist niet. Die terroristen gaan we uitroeien. Die zichzelf beleven als verzetshelden.De dialoog op zoek naar overeenstemming, polderen. Slappe knieën krijgen, ideologische veren verliezen. Jezelf steeds weer opnieuw moeten uitvinden. 

Met voor iedereen het vermogen zich van verstarring en verstoffing los te maken. Door vragen blijven stellen en vrij te denken. Een moeizaam verhaal. De politiek van wel anders, vernieuwing,  maar niet weten hoe. 

De gave van ons vermogen tot een zuivere rede, door Immanuel Kant (1724-1804) bedacht. Denken en bedenken naar eigen ingeving, vrij van het vertelde, de gebaande paden. De mens die daarmee een innovatief moment is in de evolutie. De mens die zich daarmee vrij maakte van de blinde natuur, een eigen cultuur schiep. Die daardoor sneller werd dan alle dieren, hoger kon vliegen dan de vogels, het meest dodelijke en wrede dier werd. Die de mensheid zowel kan verheffen als uitroeien. Mensen inzetten als middel om idealen te verwezenlijken. Die zuivere rede die tot op alle uitersten gaat.

De taal van de wiskunde als de meest logische en ondubbelzinnige. Bertrand Russell  (1872-1970). D  ie altijd begint met axioma’s, niet te bewijzen stellingen. Zoals de kortste verbinding tussen twee punten is een rechte lijn. Die in een kromme ruimte die niet mogelijk zijn. Waarvoor dan ook weer een wiskunde is te bedenken. Wel weer vanuit axioma’s. We zitten in een wereld waar we ook met deze taal niet uit kunnen.

Kennis en inzicht wordt verkregen door de wetenschap. Francis Bacon (1561-1626). ‘Geef dus het woord aan rationele denkers en doeners. De verhalen van Plato en Aristoteles; spinsels aan de binnenkant van het hoofd. Laat de dingen van de wereld hun verhaal vertellen. Door er steeds beter naar te luisteren. Objectief waarnemen en thesen proefondervindelijk, empirisch trachten te bewijzen. De uitkomsten nooit absoluut nemen, maar ze steeds weer proberen te weerleggen, almaar blijven zoeken naar de vraag in het antwoord.

Waarbij we ook daarmee alleen begrijpen vanuit de taal waarin we leven. Het voor ons vanzelfsprekende. We het daarmee moeten doen, met het voor ons praktisch bruikbare van die kennis.

Ons fenomeen ‘mens zijn’ dat we fundamenteel nooit zullen doorgronden. Met een evolutie zolang onze planeet die mogelijk maakt.

          Het gender. zze  

Leven dat z’n voorplanting regelt met mannelijk en vrouwelijk. Planten die beide combineren, en met seks via insecten. Dieren met gescheiden functies. Mensen die daarbij weer het een en ander bedachten.  En dat maatschappelijk bevestigeden.

 ‘Prehistorische mannen die hun vrouwen aan het werk zagen. Hun kinderen, huisdieren, akkers verzorgend. De willige akkers van hun zaad. Wachtend tot het eten klaar was en ze konden mee-eten. Alle tijd hadden om daarover te filosoferen. Te concluderen dat het zo goed geregeld was. Kennelijk de wil van hogere machten.’ Uit een les op school, van een man.

Waarmee een man en vrouw zijn was bedacht. Bevestigd  door te bedenken religies, Eva uit een rib van Adam. Die hem z’n paradijs kostte. Met nog steeds rampzalige gevolgen voor vrouwen.

Een bevruchting die resulteert in een embryo  met de potentie voor beide geslachten. Waarbij die met het chromosoom XX zich voltooid  tot het vrucht kunnen dragen en voeden, het vrouwelijk. De complete benutting dus van die potentie. Terwijl dat met chromosoom XY, een X met een poot er af, zich beperkt tot  het zaadgevend mannelijk. Een deels gemankeerd vrouwelijk. Mannen met in aanzet tepels, die zich niet tot borsten ontplooiden. Plus een drift zich te willen bewijzen als het beste en sterkste. Het mannelijk elkaar bestrijdend tot op doden. Dat daar geen moeite mee hebben.

Een ontwikkeling van een embryo met variaties. De regenboogvlag. Waarmee de geschiedenis moeite mee heeft. Dat niet past in religies. Wat het mannelijk ondermijnt. Trots op eervol sterven in de strijd. Welke dan ook.  Knokploegen ter begeleiding van sport. Crimineel mannelijk met geen enkele moeite met moord. Geweld achter de voordeur.

Beperkt tot een klein deel van het mannelijk. Wel maatschappelijk dominant. Met het de rest vooral willig in gelid. Door veel vrouwen instinctief geambieerd. Dat ons mens zijn, vrouwelijk noch mannelijk, in de weg staat. Het zich met vertoon nog altijd als man of vrouw presenteren.

Belet dat vrouwen mens worden. Laat ze vooral niet gaan denken’. Mary Wollstonecraft (1759-1797), die deze mannelijke strategie aan de orde stelde. Begreep hoe opvoeding en onderwijs hun ontplooiing onderdrukten. Vrouwen die niet mochten  studeren, schrijven, schilderen, componeren. Met seks alleen om de kinderen te krijgen voor mannen. Hun stambomen alleen volgens de mannelijke lijn.

Simone de Beauvoire (1908-1986). ‘Men wordt niet als vrouw geboren maar gemaakt’. Naar de cultuur van mannen. Vrouwen die wakker moesten worden. Die te veel en te gedwee met dat mannelijk verhaal mee gingen. Seks hebben om mannen hun plezier daarin te gunnen.

Schrijfster Virginia Woolf (1982-1941) die zich afvroeg waarom er nauwelijks vrouwelijke schrijvers waren geweest. ‘Vrouwen hadden daarvoor geen geld, eigen plek, geen tijd als mevrouw van een meneer, met de zorg van zijn kinderen, op tijd te eten hebben, z’n huis poetsen. Zowel mannen als vrouwen met wel dat vermogen van denken en bedenken. Rn daarmee ‘mens zijn’.

Vrouwen die door de glazen plafonds heen breken.  Die het op school vaak beter doen. Die financieel vrij en onafhankelijk worden.  Het huwelijk niet meer zo nodig re hebben. Met ook gevoel voor zakelijkheid, misschien wel beter in beheren en behouden. Die de toekomst voor ons bestel mogelijk gaan bepalen!? Met het mannelijk op z’n retour. Met reacties van vettoon, geweld, snorren en baarden. Wat heeft ze nu weer aan. En wat hij draagt dat niet kan. Per week een vermoorde vrouw in Nederland.

 

 

 

 

 

 

 

 

Alles is bedacht. zzf

De wereld die we beleven naar ons daarin zijn met ons denken en bedenken. In de taal waarin we leven. Iets pas zien als we het woord wetten, De taal waarmee we geschiedenis zijn en schrijven. Met wereldwijd vele talen. Vooral naar verhalen van religies. Steeds meer op één noemer door wat we maken en verhandelen.

De geschiedenis als erfzonde te verantwoorden. Inmiddels sorry voor de slavernij. De laagste prijsgarantie die moet mogen. Daardoor willen vluchten weer niet.

De bedachte waarheden. Die van religies met normen en waarden voor een te verantwoorden leven en

geboden en verboden voor een gedicteerd. Van wetenschappen naar het feitelijke van wat we waarnemen. Resulterend in het praktisch bruikbaar. Waarmee we  aan zet e in een evolutie. Wel praktisch te begrijpen maar als fase daarin nooit fundamenteel.

Met steeds meer beheersing van z’n mogelijkheden, van het materiële tot z’n op de elektronen. Praktisch volmaakte en in overdaad. Waaraan we verslaafd raken. Op zoek moeten naar een ascese, collectief in gelijkwaardigheid.

De relativiteit van die beheersing, naar de taal waarin we leven. Met ook weer z’n bedenken, de  media. Wetenschap als ook maar een mening. De Holocaust ontkennen en bevestigen met ‘from the River to the sea’. ‘Dat nooit meer’ en toch weer oorlog in Europa. Radicaal echts met linkse thema’szodat links rechts stemt. Rechters,die niet deugen, het nepparlement, vaccins een complot, journalisten; tuig van de richel.

Het fundamenteel onzekere in alles wat we bedenken. En de behoefte aan zekerheden. Geloof in mensen die ze menen te kunnen bieden. Het graag volgen van vaandel- fakkeldragers,  dictators. Het verleden willen vergeten.  Dat vertelt waarop dat meestal uitkomt. De in feite nog  maar prille democratie met z’n rechtssystemen. daarmee in op spel zetten.

Leven in verhalen van verwarring. Jean Boudrillard (1927-2007). ‘We zijn op weg naar parallelle van elkaar gescheiden samenlevingen. De architecten die de steden opdelen in af te sluiten ruimten voor soort zoekt soort. De consumptiemens levend in de schijnwereld van reclames, het almaar verleidelijk verwarrend anders, met de verveling van in feite steeds hetzelfde en niks nieuws. Het ontbreken van visies en daarmee perspectieven. Versluierd door de spektakels van het dagelijks nieuws. Politieke deformatie van waarheden en scheldend inspelen op tegenspelers. De actuele verwarring van zin en onzin in een zich wel vervolmakende wereld. De nieuwe generatie die daarmee staat voor een mondiale breuk, z’n filosofen opnieuw heeft te herlezen. Om zich daarmee een geschiedenis te geven en zo die kloof te overbruggen. Die door lering en verdieping een opnieuw en anders beginnen en elan te geven. Met echt zicht op beter. Welke personen zijn in staat de fakkels van onze filosofen over te nemen? En zijn dat er voldoende als tegenwicht tegenover de huidige media. De daardoor vooral boze burger’?

‘Is het zinkende schip nog te redden of bevindt het zich al in de staat van de Titanic?’ Geert Mak in een college tour in 2016. ‘Onderin zien we immers al velen opgesloten door hekken verdrinken. De rijken die als ratten het schip het eerst verlatend’.

Peter Sloterdijk (1947)  ‘Onze grote thema’s zijn niets anders dan ontwijkingen en halve waarheden. De huidige westerse maatschappij is vooral gebaseerd op nihilisme, met als antwoord cynisme. We moeten op zoek naar methoden om ons opnieuw te temmen, te oefenen voor het leven, te ontworstelen aan het lot. Het lot dat iedereen opzadelt met een toevallig en vaak invalide begin. Om vervolgens daarmee wat van het leven zien te maken. Waarin velen maar beperkt in slagen. Wat zich manifesteert in de anarchie van de volkswil vanuit woede over het lot getrokken en de onmacht om daarmee te leven. Met kwalijke politieke consequenties, de boze burger die vooral nee wil zeggen. En daarmee de werkelijke thema’s ontwijkend. Met de vraag wat daaraan te doen, hoe nieuwe generaties te trainen voor het ongewisse van de moderne wereld, die elk geloof in het hogere of wijze meesters heeft afgezworen en alle moraal als vrijblijvend beschouwt.  Een wereld waarin zij die het wel even maken geen visies meer hebben, vooral afwachten wat er komt en bekijken hoe daarop adequaat te reageren. Het veel te veel almaar laverend naar daarvoor veilige havens. De winnaars die het leven beleven als een bevrijding. Verliezers die op zoek gaan naar troost en daardoor makkelijk prooi worden van  schijnzekerheden en drugs. Speculeren over de toekomst. Wat gaat die worden, zou die moeten worden? Daarover denken. Persoonlijk en maatschappelijk. Vanuit verwachtingen op visies inzetten en zien of  het goed uit pakt. Met wel de vraag van wat is goed en voor wie?  De geschiedenis van ons denken herbedenken’.

Onze filosofen herlezen. Met hun idealen en falen. Van wat waar is dat niet mag mogen of juist wel. Dat anders moet of beter Dat bedenken.

En dan verdwalen in noodwendigheden van fictieve idealen. Thomas More (1478-1535), bewogen door  de verpaupering in zijn land Engeland, door de privatisering van de gemene gronden. Waarop schapen beter rendeerden dan boeren. Die verjaagd naar de steden daar goedkoop bruikbaar waren voor de opkomende industrie. Goedkoper nog dan te kopen en onderhouden slaven.

‘Dit moet anders en kan beter, eerlijker’. Die een soort christelijk communistisch samenleven bedacht. Naar verhalen over indianen die alles samen deden en deelden. Een simpele en autoritaire samenleving. Zonder persoonlijk bezit en met iedereen sober gekleed, gehuisvest in uniforme steden. Voor allen gelijke regimes van arbeid. Met lijfeigenen, mensen die straf verdienden. Saai en nauwelijks menswaardig. Waarin More zeker niet zou passen. Een visie die zijn bestel niet zag zitten. Dat hem dan ook de kop koste. Het lot van veel sociale bewogen mensen tot op heden.

Karl Marx (1818-1883), eveneens door maatschappelijke ellende sociaal bewogen, die ook zo’n verhaal bedacht, in zijn boek ‘Das Kapitaal’ uitgewerkt. Met de mens als noodlotsfiguur in de evolutie. Gevangen en verpauperd in structuren en systemen van privaat bezit en productieverhoudingen. Een fatale antithese, die vroeg om een verlossende these, en uitzicht op een eindsynthese. Een volmaakte voltooiing die iedereen vrij en gelukkig zou maken.

Met wel de mens als middel, materiaal voor dit bedachte. In praktijk gebracht met als eindspel maatschappelijke  nachtmerries, tot op heden. De verklaring van de actuele huiver voor bedachte samenlevingen. En de voorkeur voor het ‘laisser faire laisser aller’, Die evolutie door ons heen gewoon z’n gang laten gaan. En niet verstoren met dergelijke onmogelijke utopieën. 

 ‘Al het bedacht dat begint met een these, een idee. Die zien te bewijzen als praktisch bruibaar’. Het verhaal van innovaties met thesen, antithesen en synthesen. Met het praktisch volmaakte als eindsynthese.

‘Naar de een noodwendigheid, de wil van de wereld waarin we zijn. En wat wij willen’. Het verhaal van George Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). ‘Er is een ultieme waarheid, een wereldziel. die zich door de tijd heen openbaart en waar maakt. Naar een dialectisch proces. Waarin contradicties noodwendig leiden tot nieuwe ideeën, en wel steeds betere’. Het idee, de these die z’n antithese bewijst, z’n gebreken en onvolkomenheden. Die leiden tot het zoeken naar een synthese, de eliminatie ervan. Een synthese die weer een these is, met z’n antithese, enzovoort. Die almaar oplossen. Tot op het bereiken van de eindsynthese. De voltooiing van dit proces tot op de eindwaarden van die wereldziel. Door hem bedacht voor de samenleving. Waarbij Hegel het Duitse keizerrijk zag als een eindsynthese.

Karl Marx die de dialectiek van Hegel betrok op zijn noodlotsgeschiedenis van het proletariaat. Een verhaal dat zich bewijst met de noodwendige uitontwikkeling van producten tot op praktisch volmaakt eindwaarden. 

‘De mens is aan zet in de evolutie. Waar we niet onder uit komen’. Baruch Spinoza (1632-1677), die eveneens geloofde in een wereldziel. ‘Alles in het universum is één, en dat ene is wat wij God noemen. En dat ligt besloten in de natuur. Die is zijn wil. En is uit op het goede. Waarbij wij mensen ook een product zijn van die natuur, en daarmee middel voor dit goddelijke plan. We hebben daarin dan ook geen vrije wil. We denken wel vrij te zijn maar zijn ons alleen maar bewust van ons denken en het daarnaar handelen. Waarin die wil van de natuur in ons oplicht.

Een verhaal dat ons fenomeen ‘mens zijn’ herleidt tot een goddelijk gewilde fase in de evolutie. Die het goede en volmaakte in zich heeft. Maar wel door ons mensen waar te maken, daarvoor al of niet te kiezen. Democratisch.  Spinoza was dan ook een voorvechter van de democratie. Wat hem hoogst kwalijk werd genomen.

De stijl van zijn van  Diogenes  (400-325 vCr). Zijn keuze  voor een sober  leven, in een ton. Die al het bestaande met cynisme bezag. Als overbodig en zinloos. Hij was leuk noch gezellig. Het agressief alternatieve van denken voorop te lopen, maar in feite alleen te dwalen. Het zich boven het gewone te wanen, maar daardoor er buiten staan, door er binnen niets te betekenen. Gelijk krijgen dat belangrijker is dan gelijk hebben. De eigen mening als een fundamenteel recht.

 ‘Elk mens begint onbeholpen en moet net als lopen ook leren leven en denken. In de daarvoor gegeven tijd, met mede z’n verdorvenheden’.  Soren Kierkegaard (1813-1855), de vader van het existentialisme, de stroming die de individuele vrijheid, de persoonlijke verantwoordelijkheid primair stelt. ‘Ieder mens is uniek en verantwoordelijk voor z’n daden, lot en ethos’.

‘Wat ons tijdperk mist is niet bespiegeling maar passie. En dan niet voor iets  metafysisch maar voor een waardig leven en sterven. Vanuit persoonlijke kracht, van binnen uit en naar eigen beleving. Niet naar de rede, het verhaal immers van anderen. Of een te gehoorzamen god, te dienen ideologie, te volgen visie, oproep tot voltooiing van de wil van de schepping’.

Zijn reactie op de in zijn tijd maatschappelijke minachting voor het individu. En op de vragen van de verlichting, het idee van alles eens te weten,

.‘Is er een wereld apart van de bewuste toeschouwer, en hoe dan? Terwijl die zich alleen daarin manifesteert, naar wat daarvan wordt begrepen.’  Zonder ons zelfbewustzijn is er geen bewustzijn van het zijn. Met dus de vraag wat is dan dat zijn, en dat zelfbewustzijn in dat zijn? Waarom is er iets en niet niets.?  Vragen waarmee iedereen zou moeten beginnen.

Vragen waarop Martin Heidegger (1889-1976) door ging. ‘Vanuit een door iedereen beleefd iets, het daarin zijn, een Dasein, een centrum van handelen in de tijd’. Een Dasein dat de dingen primair ziet als gereedschap en beoordeelt op bruikbaarheid.  Zo dit Dasein maakt tot zinvol en doelgericht, voor de tijd dat ‘Dasein’ gegeven. Het zinvol zijn met de dingen.

Ieders ‘er zijn’ dat op die manier een manifestatie is in de evolutie van het zijn. Heidegger verwerpt daarmee ook een wereld apart van een bewuste toeschouwer. Het cartesiaanse dualisme met het naast elkaar bestaan van subject en object. Het geloof in een onafhankelijke ziel in de lichamelijke mens. ‘Iaren we mens zijn, nu. naar ons vermogen tot creativiteit. Met kunst, verhalen schrijven, muziek maken. Zonder enige verzanding in eindwaarden of voltooiingen’.

Het zijn en het niet zijn, ‘L étre et le néant’, het thema van Jean-Paul Sartre (1905-1980).  ‘Onze existentie gaat vooraf aan onze essentie, we beginnen zonder doel en definitie. Die krijgen we pas met het leven dat we leiden en waarvoor we kiezen, dat het beste past bij onze existentie, ons noodwendig bepaald ‘er zijn’. Daarbij zijn altijd vrije keuzes te maken. Waarbij er vaak sprake is van sociale dwang. Een keuze die nooit daarop valt af te schuiven, altijd is ter eigen verantwoording. Iedereen bepaalt zelf z’n zin voor de samenleving.

‘Wat leidt tot angst voor die opgave, tot vergetelijkheid om die te ontlopen, tot wanhoop. Omdat we bij die keuzes nergens houvast vinden dan alleen in eigen essentie, existentie’. De mens veroordeeld tot absolute vrijheid en die zelf z’n lot moeten bepalen. Een voortdurend gevecht tussen obsceniteit en beter willen, gemakzucht en doorzetten, begrijpen en vervreemden. ‘Zo een onrustig ‘niet materieel ding’ zijn. In de moderne bodemloze  wereld op zoek naar dingen voor zelfverwerkelijking.’

Op vele manieren probeerde Sartre zelf als bodemloze voet aan de grond te krijgen. Door zich te engageren met ideologieën als het marxisme, met zijn verhalen over eigen keuzes en zingeving, in vele boeken en geschriften. In de tijd van vooral ideologische verwarring.

‘We proberen zin te geven aan het iets van een op zich zinloze wereld’. De mens als zingevend element in de onredelijke stilte van een absurde wereld’. Albert Camus (1913-1960). ‘We leven zonder iets te bereiken. Als Sisyphus duwen we een steen een berg op, zodat die op de top gebracht weer terug kan rollen. Het genie van de mens gedoemd om ten onder te gaan met de dood van ons zonnestelsel. ‘Waarom dan nu al niet zelfmoord plegen? Of moeten we rebelleren, leven tot op het maximale?’ In zijn boek ‘De pest’ doet de mens gewoon wat te doen valt, anderen bijstaan. Daarbij zou zelfmoord plegen een nederlaag betekenen, de ontkenning van de menselijke  existentie, met z’n zowel angst als vrijheid, beide te beleven naar eigen vrije keuze.

Het verhaal van een beleving van de absurditeit van de wereld. Waarin overvloedig wordt gezaaid, maar met kansen voor slechts enkelen om te ontkiemen. Het uitzichtloze van mensen die in het hier en nu niet meekomen, werkloos zijn, worden verstoten, vervolgd, gediscrimineerd, geëlimineerd.  De periode tussen de eerste en de tweede wereldoorlog. De derde die al dreigt te beginnen.

Maurice Merleau-Ponty (1908-1961). De dubbelzinnigheid van de waarneming, de directe en die van het intuïtieve. Iets zien en vervolgens daarbij iets beleven. Begeerte, angst, vreugde. De existentiële waarneming, het van hoe de dingen bewust worden en te verantwoorden zijn’. De mens die binnen een op zich absurd en zinloos ‘er zijn’, die de vrijheid heeft om z’n bestaan naar eigen ethiek en zin te geven. De schepping die op zich geen zin heeft.’

Een wereld die er voor die perceptie al is en onafhankelijk daarvan. ‘Ons innerlijk ‘er zijn’ dat niet boven of buiten die wereld opereert maar er in zit en er mee is. Veroordeeld tot zelf zin te geven aan die wereld, tot persoonlijk beslissen en verantwoorden’. De wereld primair beoordelen op z’n bruikbaarheid voor overleven en leuk, interessant kunnen leven.

Een wereld die daardoor voor ons nooit kenbaar wordt. Altijd is naar die persoonlijke zingeving en beoordeling op bruikbaarheid. Waarnemen is daardoor altijd geloven en verklaren vanuit de wijze waarop we in de wereld zijn, de taal waarin weleven.

Merleau-Ponty leefde in de tijd van heftig botsende ideologieën: marxisme, kapitalisme, liberalisme, conservatisme. Daarbij wees hij elke absolute waarheid, iedere  stellingname  af, zag hij ze alle als betrekkelijk en te falsificeren.

‘Verwerp de noodwendigheid van het dialectisch denken, de wil van de geschiedenis of het bovennatuurlijke. Blijf vragen stellen zoals Socrates  deed. Wat zijn de doelen en is de zin van een standpunt, wat zijn de mogelijke middelen om het waar te maken, en naar welke politiek?’.

Een beleving van de wereld als vreemd en volop twijfels. De materiële wereld waarin we zijn, ‘je en suis’. Met al die anderen waarmee we communiceren; In de door ons geschapen menselijke ruimte, ‘waarmee we samen zijn’. Ons discours over de dingen, onbepaald ,tot we samen het woord weten, we ze daarmee samen bepalen, zin weten te geven. De woorden van het alledaags vanzelfsprekende, ‘des parole parlé’. En de woorden die nog zin en betekenis zoeken ‘des parole parlant’. Het samen zoeken naar de taal voor ons ‘er zijn’ in de wereld.

Arthur Schopenhauer (1788-1860) was getuige van de ontreddering van Europa na de slag van Waterloo, van het debacle van de revolutie en het herstel van het feodalisme. De republiek der Nederlanden die degradeerde tot een absoluut koninkrijk. De revolutie was dood en Europa verwoest door rondtrekkende en plunderende legers. ‘Het resultaat van ‘de wil’ die wereld regeert, weerspiegeld in de chaos van een heelal zonder een god en hemelse verwachtingen.

‘Het leven is kort, maar de waarheid leeft lang. Laten we die dus spreken.’ Zijn inspiratie voor zijn ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’, een boek dat je volgens hem een aantal keren te lezen om het goed te kunnen begrijpen.

‘De uitwendige wereld is naar wat onze geest zich daarvan verbeeldt. Een geest die is  naar een ‘universele wil. Die de wereld regeert en onze geest dicteert. Daarbij is ons bewustzijn slechts de korst op ons onbewuste gedirigeerde willen. Een vitale kracht in ons door driften en instincten gestuurd. ‘Wil je iemand overtuigen, speel dan in op z’n begeerten’. Het verstand is niet meer dan een uitvoerend orgaan om gewilde verhoudingen naar die kracht met de buitenwereld te regelen. Onze vrij wil is slechts een illusie’.

‘Onbewust zijn is de natuurlijke toestand van alle dingen. Planten zijn zich nog volkomen onbewust. Met het dierlijke ontwikkelt zich daarop die korst van bewustzijn. De natuurlijke wil van leven is dat zo volkomen mogelijk te leven. Daarbij ook de dood willen overleven, met de begeerte tot voortplanting, van seks moeten. De organen daartoe als tegenpool van het verstand. Die voortplanting bereikt en seks niet verder mogelijk zien velen het leven als beëindigd, worden mensen levensmoe, dementeren ze.’

‘Alleen in ruimte en tijd lijken we vrije en individuele wezens. Maar in feite zijn we onderdeel van een soort die de ‘universele wil’ in stand wil houden.  Had een in de ruimte geworpen steen bewustzijn dan zou die denken zich uit vrije wil te bewegen. Maar niets in die steen noch in de mens is naar een persoonlijk vrij willen’.

‘De wereld van deze wil is er een van vooral lijden. Want de begeerte is eindeloos en de bevrediging altijd beperkt, is nooit helemaal naar het verbeelde. Het gewaande ideaal maakt nooit volmaakt gelukkig, introduceert daardoor steeds nieuw lijden, door de prikkel van steeds nieuwe begeerten.  Aristoteles zei het al: De wijze zoekt niet het geluk maar de bevrijding van zorg en smart. Wees dus tevreden met het betrekkelijk goede. En dat eenmaal bereikt, blijft over de verveling’. Schopenhauer had net geld genoeg om zich een arbeidsloos bestaan te kunnen veroorloven, kon zich dus eindeloos te vervelen.

‘Hoger ontwikkelde dieren worden steeds gevoeliger voor smart. Insecten voelen nauwelijks pijn, zoogdieren al veel meer. Kennis vermeerdert smart, maakt gevoeliger voor kwaad en ellende. Daarbij is de gedachte aan de dood pijnlijker dan de dood zelf. Aan het eind van het leven wijs en berustend geworden wacht de almaar naderende terechtstelling. Talmt de dood dan is dat als het spelen van de kat met een hulpeloze muis. Zelfmoord lost dit probleem niet op, elimineert wel de individuele wil, maar niet die van de soort’.

‘Wijsheid kan verlossing bieden. Openbaart bijvoorbeeld  het nutteloze van de begeerte naar het stoffelijke. Hoe het streven naar rijkdom verzandt in te veel overbodig bezit. Beperk dat tot wat je zinvol weet te maken, waarmee je wat kunt doen, dat je opbeurt. Bevredig vooral de geestelijke behoeften, want rijkdom resulteert slechts in verveling. En alleen wijsheid is de ware weg om daaraan te ontsnappen. Hoe beter we onze hartstochten kennen des te beter kunnen we ze temmen’.

‘Het genie is de hoogste vorm van willoze kennis. Manifest in het schone en ware van geniale kunstenaars. Niet kennis maar zuiver voelen weet ons te bevrijden,  mooie muziek maakt mensen blij’.

‘Het Christendom komt met z’n erfzonde dicht bij de waarheid, het kwaad van die universele wil. Dat mensen almaar verleidt tot begeren. Oosterse religies laten met hun streven naar onthechting, ultiem in het nirwana, begeerten verdampen. Bieden zo een bevrijding van de soort’. De wereld primair zien als in wezen innerlijk en intuïtief en niet uitwendig en intellectueel. Eens de verlossing voor het rationele westen?

‘De voortplanting is vooral van de schuld van de vrouw, die als ze jong is daartoe verleidt. Welke misdaad hebben kinderen begaan dat ze geboren moeten worden?’ Is de vrouw eenmaal bevrucht en heeft ze haar nest vol, dan verliest ze ook haar schoonheid’. Schopenhauer haatte zijn moeder, die na de dood van zijn vader rijk en van aanzien, sociaal volop wist te genieten van haar begeerten. ‘Vrouwen zijn geneigd tot buitensporigheden en moeten dan ook goed in het gareel worden gehouden. En des te minder we met ze te maken hebben des te beter’. Hij bleef dan ook zijn hele leven vrijgezel.

Het verhaal van het klaagzieke en vermoeide Europa. Dat met het herstel van de oude regimes al z’n idealen van de revolutie kwijt was. Van de pessimistische cynische en eenzame mens, de verbitterde romanticus die z’n verwachtingen zag verpulveren in afbraak en ellende, waarvoor miljoenen het leven hadden gelaten. De negentiende eeuw, een dieptepunt in de menselijke beschaving. De inleiding van de volgende met nog  meer oorlogen.

Friedrich Nietzsche (1844-1900) die positief bleef, op een niet altijd goed begrepen manier. ‘Wat is het wezen van de mens en wat wil die met al dat praktisch bruikbare van ons weten en maken?’ De mens tot dan toe vooral middel, materiaal voor vervolmaking van grote verhalen, van naties, religies, economieën. 

‘De mens, een tijdelijk middelpunt van een eigen belevingen in het universum. Voorzien van middelen om van dat tijdelijke iets te maken’. Nietzsche die uitdaagt tot geestelijke zelfgeboorte via zelfkennis tot zelfverwerkelijking. ‘Met iedereen in zich de wil tot eigen vervolmaking, het verlangen naar ‘Übermensch, al het zich verbeelde externe te willen beheersen’. Meester zijn over eigen lot, passies. ‘Der Wille zur Macht’. ‘Bevestig het leven met ja! En niet met een slavenmoraal die religies prediken, de wrok van de zwakken tegen de sterken. Het ja van het fysiek sterke van de creatieve elite. Noodzakelijk voor de evolutionaire vooruitgang van de mensheid. Wees in die zin een deugdzaam mens, met grote levensvormen, goed voor de samenleving en de zwakken.’

De supersterren in cultuur, wetenschappen, politiek, sport, vermaak, vertier, glamour. Die de ficties over voltooide filosofieën en versteende religies een nieuw elan  geven. De mens als vrij en zingevend moment, zelf scheppend en zich verantwoordend.

Zijn vooral geloof in het positieve verhaal. Van Schopenhauer ontleende hij de wil die de mens aandrijft, het idee van de Übermensch van Darwin, dat het sterke overwint. Goed is wat overleeft en slecht wat de strijd opgeeft en  verliest. Een verhaal dat  de zedenleer van vooral goed zijn voor de kudde opzij schoof. ‘Geef de in ieders leven besloten wil alle kansen. De wil tot strijd, macht en daarmee beheersing van de evolutie naar hoger en steeds volmaakter’. Met een basis van bestaanszekerheid, een platform waarmee een daarmee beginnen mogelijk is.

De mens die daardoor ook het wreedste dier werd, voor de natuur en zichzelf. ‘Aan de sterken, een elite om ook dat dierlijke in het gareel te houden’. De wreedheid als vreugde en verrukking van de mens in de oudheid,  het met genoegen martelen in de Middeleeuwen, de huidige onverschilligheid over het lot van dieren voor de slacht, mensen in sloppenwijken. Op sociale media leven in een beerput van bedorven denken. ‘Doe daar wat aan, verhef jezelf met je talenten!’

Is de schepping doelgericht, en uit op een ideale samenleving? Volgens Henry Louis Bergson (1859-1941) beslist niet. Hij zag daarin twee conflicterende krachten. Een diversifiërende kracht , die van de materie, entropie, het alles eens uniform. Het universum dat daarmee uitdijend tot op z’n warmtedood. En een schepende levenskracht, een ‘élan vital’, het tijdelijk leven eigen. Die de materie dwingt tot die evolutie daardoor  heen omhoog. Die ons stimuleert tot continue innovatie, het almaar willen vernieuwen. Het élan vital waarmee we ook zoeken en streven naar onze bestemming.

De entropie die zich manifesteert in dictaturen, die dat elan verbieden, proberen ui te roeien. Het anti-intellectualisme dat iedereen op één noemer wil, die van een economie van alleen maar dom rijk zijn en alles hebben. Versus het menselijk elan gericht op zich onderscheiden in de schoonheid,  door creativiteit in kunst en cultuur. De economie van welvaart uitgedrukt in statistieken en geld versus die van persoonlijk welzijn en geluk. Het domweg stom consumeren of zinvol bezig zijn met wat we hebben. Het leven beantwoorden met ja, ik wil het.

‘Producties van goederen en diensten vereisen een systeem van ordelijke distributie en zelfvoorziening’.  Robert Heilbroner (1918-2005). ‘Een sociale orde veilig gesteld door disciplinering en overeengekomen gedragsregels. En dan ook nakomen wat samen is afgesproken. Eeuwenoud het uitgangspunt voor heerlijkheden, steden, naties met ruilhandel van producten en diensten.

Verstoord door de opkomst van het kapitalisme met markten en concurrentie van producten en arbeid. Voor velen met verlies van het recht op overleven, door het ieder voor zich en het wegvallen van wederkerigheid. Het begin van een langdurige strijd zowel daartegen als voor het behoud daarvan.

Een Amerikaans econoom met een sombere kijk op de huidige onorde. Toch ook met een geloof in een betere. Zelfs met behoud van het kapitalisme. ‘We zijn op weg en moeten zoeken naar nieuwe wegen, proberen die te vinden. Met wat we maken en verhandelen.  De meerwaarde daarvan maken tot culturele waarden. Altijd het product van arbeid. Met als oud liberaal principe dat die meerwaarde de maker, de arbeid ten goede komt.

Die dus niet meer zien als een product van de markt. Die alles wat economisch faalt elimineert. Bedrijven die verlies maken die failliet gaan. Mensen die niet meekomen met hetzelfde lot. Hebzucht is goed. De actuele moreel van het huidige particuliere kapitalisme.

Geen hogere doelen stellen dan het aandeelhoudersbelang. Het gedachtegoed van Milton Friedman (1912-2006). Beloond met een Nobelprijs. Het neoliberalisme dat gaat tot op het gaatje van wat legaal is. Waarbij globalisering  vrijwel alles legaal maakt.

Optimaal produceren. Kapitaalintensief en met zo laag mogelijke lonen. Kapitaal dat het effect van arbeid versterkt, die overneemt. Wat al het ambachtelijke elimineert. Landen daarmee goed in landbouw en veeteelt die elders boeren van de markt af vegen. De lage lonen landen voor alles  wat we maken. Het aandeelhoudersbelang dat mede het publieke belang moet worden.

Terug naar antieke ideeën. Die van Aristoteles. ‘Een samenleving moet eerlijk zijn’. John Rawls (1921- 2002) ‘Die niet funderen op menselijke driften en instincten  maar op wat  we willen verantwoorden. Met een ethiek gericht op het welzijn voor iedereen’. Het sociaal liberale contract denken in de VS, in Europa de sociaal democratie.

‘De mens naar z’n natuur is oneerlijk bedeeld. Naar z’n geboorte eveneens. De politiek die daarvoor kiest, die dat ziet als een natuurlijk gegeven of gods wil, die tolereert een economie voor alleen sterke, slimme, rijk geboren mensen. Rawls keuze voor een politiek die iedereen het recht geeft op autonoom zich zelf zijn naar eigen vrije rede en aanleg. Optimaal gevarieerd, maar onder voorwaarde dat die autonomie mede die van alle anderen ten goede komt, dat deze ongelijkheid tevens uitpakt in het voordeel van de minder bedeelden. Het in Nederland betalen voor de verzorgingsstaat naar inkomen. De chirurg die rijk mag worden van de medische pech van anderen omdat we die kosten samen verzekeren. Publiek onderwijs tot op het hoogste niveau, dat met studiebeurzen geen talenten verloren laat gaan. Een bestelniet naar de natuur maar naar cultuur.

Talenten en plek van geboorte  zijn nooit eerlijk verdiend. Mogen dus niet de rechtvaardigheid van een maatschappij bepalen. ‘Leg bij de bepaling van het sociale contract een sluier van onwetendheid over de persoonlijke willekeur van het lot. Maak dat zo neutraal en daarmee rechtvaardig.’ Ter correctie van de natuurlijke desinteresse vanuit ieders eigenbelang. Ter erkenning van de basiswaarde voor iedereen.

De vrije markteconomie die zich na de tweede wereldoorlog wereldwijd als winnaar bewees. Niet zonder problemen, maar met het idee dat democratie ze de baas kon blijven. De vorige eeuw die op weg leek naar een werelddemocratie, met een rechtsorde en vredevoor iedereen. Voor heel veel mensen dan ook een boeiende en vaak mooie tijd, met welvaart voor steeds meer ,mensen. Zelfs even bedacht als het einde van de geschiedenis. Francis Fukuyama (1952). Het einde van de geschiedenis, met het kapitalisme als uiteindelijke winnaar. Tot in New York twee vliegtuigen de twintorens in vlogen, in 2008 heel onvoorzien een bank omviel, en daarna meerdere.

‘Ben bijzonder geschokt, kan het haast niet geloven. Er moet een fout zitten in onze speculatie dat de vrije markt zichzelf altijd beter reguleert dan enige overheid’.  De getuigenis van Alan Greenspan (1987- 2006), voor een commissie van het congres in 2008, naar aanleiding van deze kredietcrisis. De man die verantwoordelijk was voor de centrale bank van de VS.

Een bewonderaar en ondersteuner van de filosofie van de schrijfster Ayn Rand (1905-!982). Filosoof van het omgekeerde idee van Kant, dat altruïsme een deugd is en zelfzucht een kwaad. ‘Door alle eeuwen heen zijn het de Atlassen, de elitaire vrije en creatieve geesten, die de lasten moesten torsen voor het overleven en verheffen van de mensheid. Aan ons de taak ze van die last te bevrijden en vrij laten zijn in waar ze zo goed in zijn’. De super rijken in de VS die het commando van de staat over nemen, de democratie bestormen.

Geboren in St. Petersburg vluchtte ze voor de ideologie van de Russische Republiek naar de VS. Van plan daar een groot schrijver en denker te worden. Gebaseerd op de filosofie van het objectivisme, de ideologie van individualisme met als deugd het egoïsme.

‘Laat iedereen de wereld alleen voor zichzelf  beleven. Deze natuurlijke wereld is een persoonlijke realiteit en we hebben onze rede om die naar onze hand te zetten, zo te streven naar een gelukkig leven. We dienen te handelen met het oog op ons eigen geluk. Met respect voor anderen. Moeten daarbij wel redelijk blijven, zodat we datzelfde streven van anderen niet in de weg staan. Handelend naar dit principe hebben we dan ook geen andere morele codes nodig. Altruïsme komt dit streven zeker niet ten goede, verleidt slechts tot daarvan afwijken’. Het communisme dat ze daaraan ten onder zag gaan.

Haar verhaal van een ijskoud hyperindividualisme. Dat het politieke debat in haar nieuwe vaderland kleurt. Waar ze haar romans graag lezen. Waarin mensen primair functioneren vanuit hun natuurlijke staat, hun instinct tot overleven. De ‘tea party’ die haar visies predikt. De Republikeinse Partij in de VS die ze bevrijdde van elk gevoel voor solidariteit. De rijken belastingen, een vorm van diefstal. ‘Gaan we ze teruggeven. Lees mijn lippen, geen belastingen’.

De samenleving naar hoe de dobbelstenen rollen. Het lot van de mens in het zijn van de wereld besloten. Dat maar hebben te aanvaarden. De mens in een voort tollende revolutie zonder enige  moraal. Het negatief liberalisme met een afkeer voor visies. Met de zegen van de dominante religie. Gods zegene het. 

Terug naar het middelpunt van het heelal, de individuele mens. ‘Met z’n rechten,. Waarop niets en niemand inbreuk mag maken.’ Robert Nozick  (1938 ). Het individu is volledig eigenaar van zichzelf en van wat het daaraan weet toe te voegen. Omdat dit recht individueel moeilijk is te beveiligen vraagt het  altijd om een contract met anderen om dat samen te doen. Beperkt, alleen om dit recht te handhaven, het persoonlijk eigendommen te verdedigen, ieders autonomie te waarborgen. Politiek de minimale staat. Want meer overheid leidt automatisch tot dwang. Belasting laat je werken voor anderen en is dan ook een vorm van slavernij. Mensen zelf laten kiezen voor een beschermingsconstructie, die ze persoonlijk het best past en het minst kost. Compounds, enclaves, waarin ze veilig zijn. Eigen volk eerst. Vrijheid om dit allemaal zelf te regelen, je eigen fort te bouwen en dat te mogen verdedigen. Tegen hen die buiten de boot vallen, zich niet weten te  redden. ‘De Mexicanen gaan zelf de muur betalen.’ De minimale staat gebaseerd op dit individuele natuurrecht.  Met nauwelijks plichten voor het publieke. Een verhaal wel democratisch te bevestigen. Door hem bezien als een gedachte-experiment.

Met bijval. New Orleans in 2005 getroffen door een orkaan. De burgermeester die de publieke bruggen over de Mississippi afsloot om het hoog gelegen en rijke deel van z’n stad te beschermen tegen vluchtelingen. Daarvoor geprezen. De megasteden die niet meer te beheersen zijn. Met voor iedere kaste z’n wijk, zelf beveiligde compounds. Door vooral criminelen. De ‘no go’ wijken.

Pakistan dat onder water staat door welvaart elders. En dat het zelf mag uitzoeken. De vluchtelingen die niet moeten vluchten. De zeespiegelstijging die dat verhaal van New Orleans op vele manieren gaat herhalen. Met daarna allen nog mensen die hoog en droog zitten. 

Hanna Arendt (1906-1975 ) moest als Jodin ook vluchten voor zo’n ideologische ontsporing, de obsessie haar volk te willen vernietigen, en eveneens naar Amerika. Na de oorlog volgde zij het proces tegen  Eichmann, de uitvoerder van de Holocaust. En noteerde de banaliteit van het kwaad, de onverschilligheid van mensen, die anderen compleet aan hun lot kunnen overlaten, hun problemen bagatelliseren, negeren, ontkennen. Hoe dit leidde tot het verzaken van de democratie.

Die het gevaar zag van heerschappij van de stem van het volk. Die wil van de meerderheid was voor Arendt dan ook een gruwel. De politiek moest zich nooit baseren op ideologieën als socialisme, liberalisme. Diende uit te gaan van de pluraliteit van een gemeenschap, z’n de menselijke diversiteit, de minderheden, en de gegeven historische situatie. Hoe en met wat voor democratie, dat wist zij niet nader uit te werken. In elk geval weg met de tirannie van kijkcijfers en opiniepijlers, de uitslagen van enquêtes en referenda, de stem van de angst en de roep om verlossing. 

Ernst Bloch (1885-1977).  ‘De mens is filosoof naar hij of zij wil zijn’. Ook hij moest als Jood vluchten, naar de VS. Daar bleef hij utopisch. Zodat hij na de oorlog terugkeerde naar het marxisme van Oost Duitsland. Maar vrijheidslievend blijvend vluchtte hij al snel naar West Duitsland. Waar hij hardnekkig bleef hopen op eens een betere wereld, ‘Wat is kan niet, mag niet waar zijn’. De mens als een kraamkamer voor het nieuwe en betere. Met in zich de schemering van de weg naar vooruitgang. Speculaties die betere werkelijkheden afdwingen. Zijn denken naar Schopenhauer en Nietzsche.

De hopende mens zich bewust van het nog niet zijn dat moet komen. Daarmee de drijvende kracht in de evolutie van de mensheid. Dromend van warme krachten die strijden tegen de ijskoude. Als filosoof van de hoop trok Bloch vooral ook lering uit het verleden. ‘Religie is mede hopen en een atheïst is dan ook vaak een gelovige’. Met als kanttekening dat de atheïstische verlichting de kracht van het kwaad enorm had onderschat.

Hij wilde twee utopieën, een sociale en een rechtvaardige. Een die de noden opheft en waarin men gelukkig kan zijn. En een die de vernedering opheft en veiligheid en geborgenheid garandeert. Tot aan zijn dood bleef hij geloven in een soort communisme als omega. Met een accent op fantasie en verbeelding, en dan niet alleen vanuit rationeel wetenschappelijk denken. Een exponent van ‘wat is mag niet de waar, moet en kan anders en beter’.  Daarop steeds weer afronden, en dan verder.

 

 

Willem Semeins, 2024.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vrij ontleend aan:   

R.M. Albéres – Sartre. 

Hannah Arendt – Oordelen.

Hans Achterberg – de utopie van de vrije markt.

R.Bakker – Merleau – Ponty.

W.S van de Erve. – Le Corbusier.

Jean Baudrillard en Jean Nouvel- Filosofie in dialoog.

Sven Beckert – Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie.

H van den Berg – Metabletica.of de leer van de veranderingen.

Gegory Bergman – Filsofie voor in bed, op het toilet, of in bad.

C.P.Bertels en E.J.Petersma – Filosofen van de twintigste eeuw.

Ap Dijksterhuis – Het slimme onderbewuste.

Rutger  Bregman _ De meeste mensen deugen.

Martijn van Calmthout – Echt  quantum.

Richard Dawkins – Onze zelfzuchtige genen

Bernard Delfgaauw – De jonge Marx

W.Durant – In den hof der wijsbegeerte.- Van Socrates tot Bergson.

Filosofen van het hedendaags liberalisme. Redactie P.B.Cliteur en en C.A. van der List.

Filosofen van de 20e  eeuw. Redactie van C.P.Bertels en E.J.Petersma.

Peter Frankopan – De zijdenrouten.

Erich Fromm – Escape from freedom.

Michel Foucault – De woorden en  de dingen.

Daniel Guérin – Het anarchisme.

Arbold Heertje – Echte economie.

Jonathan Holslag – Vrede en oorlog.

Roel Jansen – Gokkers en graaiers.

Victor Lamme – De vrije wil bestaat niet.

A.E.Loen – Inleiding tot de wijsbegeerte.

J.Luyendijk – Dit kan niet waar zijn.

Ruben Mersch - Oogkleppen.

Friedrich Nietzsche – Der Antichrist. 

Thomas Piketty- Een kleine geschiedenis van de gelijkheid.

C,A. van Peursen - Ludwig Wittgenstein.

Kate Raworth – Doughnut economics. 

Maarten van Rossem – Kapitalisme zonder remmen.

Stephen Schneider – Het laboratorium aarde.

Rupert Sheldrake – De wedergeboorte van  de natuur.

Peter Sloterdijk – Filosofische temperamenten. Je moet je leven veranderen.

Spinoza – Ethica . door Maarten van Buuren.

Philip Stokes – Filosofie. 100 essentiële denkers.

Dick Swaab – Wij zijn ons brein.

A.Vloemans – Leven en leer der grote denkers. - Aristeia.

Frans de Waal – Een tijd voor empathie.

Gary Zukav – De dansende Woe-Li meesters.