pv6
Afronden op een publiek kapitalisme.
speculaties
Willem Semeins 2024
Inhoud
zza Noodwendig.
zzb Praktisch bruikbaar afronden.
zzc Van
maken naar bezitten.
zzd Het monopolie van plek.
zze Waarin
en waaruit.
zzf De evolutie.
zzg De
taal waarin we leven.
zzh Kwaliteitsborging.
zzi Het gender
zzj En dan verder
Noodwendig. zza
Ons denken en bedenken, daarin denken vrij te
zijn. Maar wel in de taal waarin we leven. Waarmee we een praatgrage diersoort
zijn. Al naar wat we verteld krijgen. Daarmee met de noodwendigheid van z’n
geschiedenis. Naar waar we luisteren. Het collectief waarin we zijn, met inmiddels
vele media. En wat we daarvan begrijpen met de taal waari
we leven.
Z’n verleden met de verlichting, het vrij mogen
weten van de wereld waarin en waaruit we zijn. Een fase in de geschiedenis van
de mensheid. Die resulteerde in de industriële revolutie naar vrije wetenschappen.
Daarmee het van alles kunnen maken. Een
rationeel technische verhaal dat ons nu beheerst. Dat zich afrondt, tot op de
grenzen daarvan.
De vrije markt die daar noodwendig op afrondt.
Naar het verhaal van Adam Smith
(1723-1790). ‘Ondernemen met als doel rijk te worden, dat zorgt voor wat we
nodig hebben, en werk om het te maken. Daarmee lonen om het te kopen’.
Met de noodwendigheid van kwaliteit. Door concurrentie
met steeds beter. Wat resulteert in het praktisch volmaakte. Veel producten die we al als zodanig beleven. Die niet
nog veel beter hoeven, en dat ook niet meer kunnen. Die uitontwikkeld zijn.
Zijn naar wat natuurwetten technisch mogelijk maken. Die daaraan ook grenzen
stellen.
Kwaliteit is wat de markt wil, én kan betalen. Met daardoor de prijsverschillen tussen
‘kan niet beter’ en ‘de laagste prijsgarantie’. Het product dat lang mee gaat. Dat
rijker maakt door minder vaak te hoeven
kopen. En het zoo goedkoop mogelijke, goedkoper te vervangen dan te herstellen.
Het wegwerpproduct. Waarmee de economie vervangingsmarkten in stand houdt. Wat
vervuilend is, en waar we van af moeten.
Kwaliteit die te borgen valt. Tot op het nul
fouten concept. Producties, assemblages,
met toeleveringen overal vandaan, die alleen daarmee mogelijk zijn. Waarmee producten het ook altijd doen, te
garanderen zijn. Ze met design een ‘willen hebbe ding’ zijn.
Producten naar het materieel mogelijke van de
wereld waarin we zijn. Wetenschappen die ze ons openbaren. Innovatie waarmee we
ze daarmee vervolmaken Tot op de grenzen
ervan. Gesteld door de natuurwetten. De wil in die wereld besloten. En wat de markt wil, wij zinvol vinden
en ons geld waard. Waarmee ze noodwendig uitkomen op voor ons praktisch volmaakte
eindwaarden. Met wel weer de keuze voor duurzaam, zo lang mogelijk mee gaan.
Producten naar wat de wereld voor ons in
petto heeft. En van waaruit we zijn. Die
we steeds meer leren kennen als een universum met eindeloos veel sterren en
planeten. Begonnen met een oerknal, met een evolutie tot op ons er in zijn.
Naar de wil van die natuurwetten die oerknal mee gegeven.
Een evolutie die zich net wat wij maken door
ons heen voortzet. Met wat wij maken, de natuur transformeren in cultuur. De
natuur waarin eens oplichtten.
Een cultuur
die natuur niet meer aan kan. Waarin we ons ontwikkelen als een plaag. Met als
reactie die te bestrijden. Eveneens door ons heen. De aarde al voor heel veel
mensen moeilijk leefbaar. Wat dwingt tot bezinning en verantwoording willen met
ons verhaal verder kunnen.
Door afronding
van die industriële revolutie. Met in zich die noodwendigheid van het praktisch
volmaakte. Daarop inzetten, kiezen. voor dat ‘kan niet beter’. En
afrekenen met die ‘laagste prijs garantie’ en daarmee het wegwerp. Met dan als
uitkomst praktisch volmaakte eindwaarden. Voor veel producten te ontwikkelen
tot op generaties bestendig. Producten die bij vererving rijk maken. Komende
generaties steeds minder hoeven te maken. En steeds meer gaan bezitten. Met
gelijkwaardigheid iedereen steeds rijker.
Minder maken, daarvoor kiezen. Voor een
economie daarop gestoeld. Die noodwendigheid van de vrije markt in die richting dirigeren. Bezitten in gelijkwaardigheid.
Kiezen voor een bestel dat iedereen steeds rijker maakt. Bestaanszekerheid dan niet
meer afhankelijk van alleen werkgelegenheid.
De economie daarmee bevrijden van almaar
moeten groeien om daarin te voorzien. Die te maken krijgt met innovatie die
eens voor gezien heeft.
De transformatie van de economie van maken en
consumeren, verbruiken naar bezitten en dat beheren en behouden. Bezit,
kapitaal dan als bestaanszekerheid voor de bezitter. Het kapitalisme dat de
winnaar wordt. Al manifest met het privaat kapitalisme. De rijken die steeds
rijker worden. Dat zich bewijst als een noodwendigheid.
Dat kapitalisme transformeren in een publiek
kapitalisme. Iedereen rijker en steeds rijker worden. Op basis van samen
gerealiseerd dat ook gezamenlijk bezitten en vererven. In veel landen al
ingeleid met publieke voorzieningen, publiek bezit. Uit te breiden met het voor
het voor iedereen essentiele voor bestaanszekerheid.
Naar wat we collectief weten overeen te
komen. Vrij daarover kunnen beslissen. Met de herontdekking van de democratie,
die van het antieke Griekenland. En met steeds meer mensen mogen stemmen. Vanuit
ons instinkt voor gelijkwaardigheid, gevoel voor empathie, het mee beleven met
anderen. Eigenschappen die eens de homo sapiens mogelijk maakten?
Binnen ieders collectief, inmiddels deel van
een wereldwijd collectief. In competitie met elkaar voor overleven. Met een
geschiedenis van veel geweld. Met wat we daarvoor maken riskant voor het
voortbestaan van onze soort. En daarom te vermijden.
Waarmee nog steeds geschiedenis maken. Het mannelijk
instinct voor geweld, het zich moeten bewijzen als beste. De sterkste en vrij
van empathie gegeven. Gevaarlijk en wreed en geen moeite hebben met doden. Rijk
en voorzien van gardes moeilijk te bestrijden zijn. Met inmiddels ook vele andere
vormen van competitie, die van bedrijven, cultuur en sport, innoverend denken. Waarmee
we veilig zijn over eigen grenzen.
Een collectief dat niet zonder een systeem
van recht en orde kan. Vanuit weten over de wereld waarin we zijn. De waarheden
daarvan willen weten. Begonnen met de logica van oorzaak en gevolg. De
schepping die een schepper bewijst. Met als uikomst het animisme met geesten en
goden. De inleiding van religies. Mede om samenlevingen te ordenen en te beheersen,
te voorzien van normen en waarden. De koning die de berg op klom voor overleg
daar boven. En terug kwam met de geboden en verboden van zijn god. Door zijn horigen
te aanvaarden. En buiten discussie. Met
de opdracht daaraan behoefte je naar boven te sturen. Het autoritaire regimes
biet democratische dat nog steeds niet
zonder religies kan.
Bedenksels met vooral ook kwalijke gevolgen
voor vrouwen. De god naar het evenbeeld van de man, de vader, heer. De vrouw daaraan toegevoegd. In veel landen nog zo.
Religies die het met de verlichting moeilijk
kregen. Met weten gestoeld op feiten. En
steeds beter kunnen waarnemen. De telescoop waarmee Galilei (1564-1642)
de aarde om de zon zag draaien. De wereld z’n onder en boven kwijt raakte. Op
de maan gestaan de aarde aan de hemel zien bewegen in een universum. Met z’n
evolutie van het materiële met energie in ruimte en tijd. Die zich met ons
denken en gedenken door ons heen op aarde voortzet. Van z’n natuur steeds meer
cultuur maakt. Wat die aarde dus niet meer aan kan.
Met als oplossing die noodwendigheid van het praktisch volmaakt
bestendige voor wat we maken. Dat wereldwijd en democratische te benutten. Een
internationale democratie met een mondiale
grondwet. Met instituties om die te handhaven en beveiligen. zo nodig met
geweld.
W niet zonder bezinning kan op wat we zijn,
die naakte aap homo sapiens. Die niet meer zonder z’n gemaakte kan. Dat
wereldwijd als bestaanszekerheid voor iedereen waarmaken. Daarbij afrekenen met
eigen volk eerst. Ontaard in racisme, het bedenksel van rassen zijn. Naar variaties
in uiterlijk. Door inteelt of kleurverschillen door te veel of te weinig zon.
Dat de wezenlijke verschillen zitten in d
taal waarin we leven, die collectief en daarmee vooral lokaal verteld krijgen.
Afhankelijk van z’n geschiedenis. De lokale tradities en geloven die we koesteren.
Die zich steeds meer hebben te verhouden met het mondiale verhaal van onze
soort. Dat met technologie en economisch steeds meer één verhaal wordt. Op
media met muziek, theater, literatuur, beeldende kunsten, sport, spel.
Ons maken afronden voor wat materieel daarvoor
nodig hebben. Mogelijk met wat we weten van de evolutie na die oerknal. De
afronding met die keuze voor duurzaam
Die fase van maken in die evolutie door ons heen daarmee afsluiten.
Verder gaan met vooral het zijn met dat gemaakte. Door er een eigenwaarde
tegenover weten te stellen. De piano zowel hebben als kunnen bespelen. Waarmee
de evolutie door ons heen verder gaat. Zich pas afrondt als onze zon het voor
gezien heeft.
Waarbij we blijven maken. Zoals voor te eten
hebben. Een internationaal verdienmodel. Regio’s met gunstige voorwaarden voor
landbouw en veeteelt. Met de hele wereld als markt. Gecombineerd met lage
lonen, door arbeidsimmigratie en autoritair regimes.
Daarvan af moeten. De huidige landbouw en
veeteelt die een bedreiging is voor de natuur. En daarmee voor onszelf. Met te
veel plek en die vergiftigen. Waarin de mensen klem zitten tussen kapitaal en
afzetmarkten. De boer stalknecht of op een tractor. Vooral vrouwen ermee
doende.
De technologie die het gaat overnemen. Gewassen
telen in kassen niet meer afhankelijk van het klimaat, zuinig met water en
zonder gif. Daar waar gegeten wordt. Met herstel van het commune van plek bevrijd
pacht. Vlees eten met empathie voor dieren. Herstel van de rechten van onze
voorfamilies. Allen op basis van dierwaardige leven. Kweekvlees als een
oplossing voor vlees blijven eten. Landbouw met ook alle benodigde eiwitten. In
de taal daarvoor nodig gaan leven.
Praktisch bruikbaar afronden. zzb
Het actuele discours voor alles wat we maken.
Met door ons heen die noodwendigheid van praktisch volmaakt en op eindwaarden.
En dan de keuze voor duurzaam. Daarmee wat we maken zien af te ronden.
Door alles wat we maken in circulatie zien te
krijgen en houden. Apparaten die te herstelbaar zijn. Onderdelen die verslijten
makkelijk te vervangen. Zoveel mogelijk dus standaard. Nog maar één oplader. Ze
daarop ontwerpen. Tot op thuis zelf kunnen repareren. Producten die het gehad
zoveel geschikt voor hergebruik, daarmee maken tot de toekomstige voorziening
van grondstoffen. Apparaten die voor een groot deel bestaan uit onverwoestbare
onderdeken. Die eenmaal in elkaar gezet vaak alleen maar kapot te maken zijn.
De bergen nauwelijks af te breken afval.
Die terugsturen naar de maker voor hergebruik ervan. Ze daarop gaan
ontwerpen Voor alles z’n kringloop bedenken en verlangen.
De circulatie-economie die op de Europese agenda staat voor 2050. Die vast loopt op de
vrije markt met z’n laagste prijsgarantie. Producten herstellen dat geld kost. Waarop
moet worden bezuinigd. Standaard dat de vrijheid aantast, innovatie belemmert.
Circulatie die vervangingsmarkten aantast. Eb daarmee het voortbestaan van
bedrijven. Belemmeringen die publiek moeten worden weggenomen. Vanuit publieke
solidariteit.
De transitie naar duurzaam die afhankelijk is
van zeldzame en schaarste materialen. Die op termijn niet zonder die circulatie
kan. Landen die wereldwijd de winning
daarvan beheersen. Die deze ommezwaai afhankelijk maken van internationale
solidariteit.
Het product waarin iedereen oplicht. onze
lichamelijkheid. Met voor het overgrote deel een slecht beheer en behoud. Te
dik zijn en slecht eten en drinken. De
supermarkt met voor tachtig procent ongezond voedsel en het gezonde te duur.
Bedreigingen van epidemieën door veehouderij. Dat materiele
voor z;n gegeven tijd gezond zien te houden. Medische wetenschappen die weten
hoe het kan.
Waarvan verdienmodellen niets van willen
weten. Koopgoten die ons vooral aan de koop houden met wegwerp en verkeerd voor
de gezondheid. Die ons geen enkele nieuwe trend en smaak laten missen. Waardoor
we van alles veel te veel hebben. En massaal afdanken. Ook onszelf.
Met perspectieven voor die
circulatie-economie Wat we afdanken voor weinig kosten te verwerven. Kleding
die daarin heel groot kan worden. Nu gemaakt dat al meer dan voldoende is voor
de rijke landen. Bezit daarvan in ascese. Per persoon maar één klerenkast.
Metalleen het betere en met design duurzaam. Geschikt om te ruilen. Met professioneel
georganiseerde kringlopen. Daarmee ook de huidige met spotgoedkoop vormen van
slavernij elimineren. Het maken beperken tot het betere en duurzame. Vooral lokaal,
met design dicht op de huid van consument.
Een verdienmodel met enorme perspectieven.
Als we dat willen, onze stijl van leven daarop aanpassen. Er plek voor vrij
maken. Dat in arme landen al de lokale kledingindustrie bedreigt. De rijke
landen die daar hun afval dumpen. Met grote gevolgen voor de lokale werkgelegenheid.
Het verhaal van katoen. Een product met grote
voordelen. Dat daarmee wol en linnen van de markt heef verdrongen. Het spinnen,
weven, verven ervan eens alleen daar waar de katoenplant groeit. De koloniën
van het koloniserende westen. Bij het begin van de industrialisatie daar ontdekt
als een uiterst lucratief verdienmodel. Met als probleem de grondstof, de
katoen. Uitstekend te kweken in de pas ontdekte Amerika’s.
Daarbij grondig ontvolkt alleen met slaven. Te oogsten in Afrika. Te betalen
met katoentjes. Een verhaal waardoor dat westen nog steeds heel rijk is.
Verhalen, speculaties over hoe te af te
ronden. Met risico’s en transities en dus investeren op lange termijn. Met wat
we wel maar ook niet willen. Regels die z’n vrijheid in de weg staan. De afronding die dan ook publiek te organiseren
is. Publiek kiezen voor oplossingen. Vanuit wat mogelijk is. Door onafhankelijke
instituties aan te dragen. De risico’s dekken en zorgen voor eerlijke speelvelden.
Autoritaire regimes met daarbij het voordeel van snel kunnen beslissen en kunnen
financieren. Verkeerd kunnen kiezen en met negatie van bestaande belangen en
marktverhoudingen. Democratisch met de weerstand daarvan. Maar met daarover te
praten te overbruggen. Een internationaal verhaal gezien ons mondiaal alles
maken en verhandelen. Met ook publiek subsidiëren, investeren. En daarmee
financieel deelnemen. Publiek aandeel kunnen verwerven in van wat we verwachten
dat iedereen rijk kan maken. Door dit niet alleen aan het private te gunnen.
Met nu al het veel te veel van enkelen het tekort van velen. De introductie dus
van een publiek kapitalisme. Iedereen rijk maken. Met weer de problematiek van
het beheren en behouden van dus vooral bezitten. Door internationale
instituties gevrijwaard van lokale politiek van potverteren. Voor Nederland dus
alleen Europees te regelen. En Europees met een grondwet.
Van maken naar bezitten. zzc
Een afronding van maken en verbruiken naar
publiek bezitten en dat beheren en behouden.
Het perspectief van praktisch volmaakte eindwaarden daarvoor gaan
benutten. Met het generaties bestendige dat reikt over de generaties heen. Dat
de bezitters daarvan steeds rijker maakt, en daarmee bestaanszeker biedt. Door
particulier kapitalisme alwaar gemaakt. De nu bezittende klassen. Met een
publiek kapitalisme voor iedereen mogelijk. In rijke democratieën met publieke
voorzieningen al aan de orde.
Duurzaam bezit eenmaal
afbetaald dat ’n kosten beperkt tot beheer en behoud, B en B. Het onroerende dat
zich bij uitstek daarvoor leent. Antiek en gerestaureerd dat al voor vele
eeuwen. Bestendige producten met kringlopen te behouden zijn. Die ze daarop
selecteren. Te koop voor prijzen al naar hun schaarste. Meubels al in overdaad.
Vele honderden gekost die voor tientjes de deur uit. Voor kleding hetzelfde verhaal.
Producten die bij vererving in bezit komen. De auto die je moeilijk kwijt
raakt. De elektrische in overvloed die dat lot wacht. Zich leent voor
collectief gaan bezitten. De weldoortimmerde woningen eens in overvloed. De
eigen woning die wonen heel goedkoop maakt. Met publiek bezit voor iedereen.
De prijs van
producten dan vooral naar hun technische waarde, ban wat het kost om ze te
maken. En eenmaal gefinancierd het B en B.
De vrije markt die
bedrijven het bestendige afdwingt. Die
met productiemiddelen op dat niveau uiterst concurrerend zijn. Wat expertise
vereist en geld om daarin te investeren. Waarmee een voorsprong in de markt val
te realiseren. Door andere moeilijk in te halen. Monopolies en daarmee
aantasting van die vrije markt. De generaties bestendige multinationals die al een
eeuwig leven hebben. Die hun aandeelhouders steeds rijker maken. Steeds meer ook
de pensioenfondsen. Deze fondsen voor een inkomen voor ouderen uitbouwen voor
een basisinkomen voor iedereen. Met eerlijke vererving van dit generaties bestendig
bezit. Daarbij de huidige extremen vereffenen. Alleen internationaal mogelijk.
Eens iedereen alles
al hebben en dat slechts hoeven te
beheren en behouden. Waarmee we uitkomen op het vooral zingevend zijn met de
dingen. Al naar persoonlijke eigenwaarde. De piano zowel bezitten als kunnen
bespelen.
Beheer en behoud
dat de toekomstige werkgelegenheid wordt.
Gewoon dagelijks doen wat daarvoor nodig is. Wat automaten en AI niet
van ons overneemt. Daarvoor een vak beheersen en vaardige handen hebben. Iedereen
mede een MBO opleiding en arbeidsplicht voor wat te doen valt. Het nieuwe
bestel in stand te houden.
Technische
innovaties die het eens gehad hebben. Nu nog essentieel voor de transitie naar
duurzaam. Cultureel blijven we innoveren. Ons ‘mens zijn’ dat zich blijft
evolueren.
Welvaart die geleid
heeft tot bevolkingsexplosies. Die nu leidt tot krimp van de bevolking. De
wereld eens met veel minder mensen. Met dan weer plek voor onze voorfamilies.
Herstel van de natuur. Daarmee samen gelukkig worden. Het dier nu al vaak je
beste vriend.
Het
monopolie van plek. zzd
Bezitten waarvoor
plek nodig is. De dakloze die vrijwel niets kan bezitten. En ook niets van z’n
leven kan maken. Jongeren zonder kans op een huis die gaan gezin kunnen
beginnen. De lokale ondernemer die een betaalbare plek nodig heeft.
Plek op aarde,
grond, bij uitstekgeneraties bestendig
bezit is. Niet te maken maar een kwestie van bezitten. Geen kosten van B en B. Al
vele eeuwen dan ook de basis van leuk leven. Door verpachten. en verhuren.
Plek dat ter plekke geen concurrentie mogelijk
maakt. Dat bij schaarste dan een
monopolie heeft. Door marktmeester te regelen. Die daarin falen. De onbetaalbare
grote steden. Woningen die wel te maken zijn maar waarvoor geen plek is. In
winkels mee betalen aan te hoge huren. De middenstand die het daardoor aflegt tegen
de multinationals.
Plek dat met
structuren de hoogte en de diepte in te is vermenigvuldigen.Met
een monopolie eveneens lucratief voor de bezitters ervan.
Grond al vele
eeuwen een geliefd bezit. Circa vijfhonderd grootgrondbezitters die zeventig
procent van Nederland bezitten. Deels buitenlanders. Ongeveer vierhonderd
vooral buitenlanders die negentig procent van Schotland bezitten.
Bezit van grond eeuwen
geleden heilig verklaard, door goden gegeven. Eens zich door het sterke in de
samenleving toegeëigend. De inleiding van de feodale tijden door de uitvinding
van landbouw en veelteelt. Die bezit van grond en arbeid vereiste. Beide met
geweld te verkrijgen en te beveiligen De antieke roofridder, man, met z’n grond, veroverd met het zwaard,
vrouwen voor z’n nageslacht, zonen, dochters voor het netwerken met andere
mannen, ook met zwaarden. en dus te vriend te houden, om bezit binnen families
te houden, En slaven voor het werk. De gouden tijden voor de grond bezittende
elites. Met land vooral verkregen door vererving. Waarmee de gelijkwaardigheid
in samenlevingen verloren ging. De geschiedenis met vooral oorlogen om bezit
van land. Tot op heden.
Het monopolie van plek regelen door pubbliek
herstel van het eens commune ervan. Essentieel voor een samenleving gebaseerd
op publiek duurzaam bezitten. Schaarste opheffen met publieke structuren de
hoogte in. Generaties bestendig dan een collectief bezit voor vele eeuwen. En
voor alleen B en B.
Het privaat kapitalisme combineren met een
publiek kapitalisme. Noodwendig gezien de noodwendigheid van het generaties
bestendige. Het daarmee door de tijden heen steeds rijker worden. Nu alleen
weggelegd voor het privaat kapitalisme. Met z’n huidige extremen gebaseerd op
het monopolie van plek. bezitten. Daarmee claims op de voor ze werkenden. Vanuit belastingenparadijzen waardoor ze publiek
niet mee hoeven te doen.
Een privaat kapitalisme gestoeld op het verhaal van Adam Smith (1723-1790). ‘Ondernemen met als doel rijk te worden. Dat
zorgt voor wat we nodig hebben, en werk om het te maken. Daarmee lonen om het
te kopen’. De hebzucht als filantropisch geschenk voor de samenleving. Alle
vrijheid dan ook voor deze vrijheid. De neoliberale ideologie gericht op
primair het private verdienbelang. Met het publieke belang daarvan een
afgeleide. Met de speculatie dat het daarmee vanzelf goed komt.
Een verhaal dat een eind maakt aan de
gelijkwaardigheid in samenlevingen. Eens
het einde van de gilde, de collectieve garantie van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid
van producten, met een rechtvaardige prijs. Het opzeggen ook van de filosofie
van solidariteit, de zorg voor de naasten. De eerlijke samenleving waarin men
in de Middeleeuwen nog min of meer op uit was. Naar de normen en waarden van
religies waarin toen werd geloofd.
Aristoteles
(384-322 vCr) die al de gevaren van die menselijke hebzucht zag. Zijn
pleidooi dan ook voor een goed en deugdzaam ondernemen, met rechtvaardige
prijzen en garanties voor betrouwbare producten. Het materiële vooral zien als
middel voor een goed leven. En niet om er zoveel mogelijk winst mee te maken.
Aristoteles die ook de jacht op almaar meer bezit, kapitaal zag ontstaan. Een
particulier kapitalisme gebaseerd op de arbeid van anderen. In zijn tijd vooral
slaven. Tegenwoordig de bevolking van lage lonen landen.
Adam
Smith die eveneens deze gevaren onderkende. Die al pleitte voor marktmeesters.
Om die vrije markt vrij en eerlijk te houden. Monopolies die concurrentie te
niet deden te regelen Met het stellen van normen en waarden in de geest van
Aristoteles. Overheden inmiddels onderkent als marktmeester. Die vanuit publieke belangen steeds
meer grenzen stellen aan die vrijheid. Streven voor een eerlijk speelveld. Die
met publiek ondernemen en investeren een publiek kapitalisme inluiden.
De vrije markt met iedereen z’n ding doen die
inmiddels internationaal is uitgerold. Over alle grenzen heen ondernemen en investeren.
Waarmee we wereldwijd van elkaar a afhankelijk zijn geworden, en welvarender. Met
wel grote verschillen in welvaart. En
daardoor ook grote verschillen in individuele macht. Alles winnen en verliezers elimineren. Autoritaire leiders die afrekenen met democratieën. Die
oorlogen niet schuwen. Criminaliteit die niet meer te beheersen is.
Met een inmiddels een groeiend besef dat het
anders moet en beter kan. Willen we niet aan dit verhaal ren onder gaan.
Waarin
en waaruit. zze
Waarin en waaruit we zijn. Geopenbaard door
wetenschappen. Vrij denken naar het voor ons feitelijke. Vanuit de taal waarin
we leven, het voor ons vanzelfsprekende van wat we waarnemen.
Inmiddels begrepen als begonnen met de
oerknal, het uit niets ontstaan van iets. Dat we begrijpen als materie en
energie in ruimte en tijd. Evoluerend naar natuurwetten dat meegegeven. Waarmee
die evolutie en een noodwendigheid heeft, een eigen wil.
Isaak Newton (1642-1726) die een appel zag vallen en toen de zwaartekracht zag. Bewees
dat massa’s materie elkaar aantrekken, en hoe. Een kracht waarmee we aan de
aarde hangen. Kennis waarmee kanonnen laten raak schieten. De ruimte vol raakt
met satellieten. Een kracht waarvan we het wat nog steeds niet weten.
Waarmee ieder wetenschappelijk antwoord een
vraag is geworden. Wetenschappen en spel van ‘geef me je vragen dan krijg je de
mijne’. Met wel als uitkomst praktisch bruikbaar weten.
Een kracht bewegen dat energie oplevert. Een
klok daarmee voorzien door een gewicht op te takelen. Bewegen van een magneet
en daarmee z’n magnetische kracht wat stralingsenergie produceert. De ruimte in
snellend met een snelheid van driehonderdduizend kilometer per seconde.
De ontdekking van de wisselwerking tussen die
stralingsenergie en elektronen. Stralingsenergie die elektronen laat bewegen,
en daarmee elektriciteit opwekt. Toegepast met de dynamo. Trillende elektronen
die weer een magnetische straling opwekken en daarmee magnetische krachten. De
elektromotor die zo elektriciteit om zet in beweging. Kennis waarmee alles
elektrisch kan. Met z’n vragen zoals wat is een elektron. Te begrijpen als een
deeltje zonder afmeting. Dus niet deelbaar. Ook als iets dat golft te
begrijpen. Als golven op zee. Met de vraag wat golft er dan?
Een
deeltje met een negatieve lading. Die de chip met wel of geen een lading
mogelijk maakte. Het daarmee tweetallig rekenen,
schrijven, verbeelden. Communiceren met de snelheid van die magnetische
straling. Waarmee we tv en internet hebben. Kunstmatige intelligentie ter
verlenging van onze biologische. De laatste fase van ons geopenbaard krijgen?
De wetenschappen die stuiten op niet meer
kunnen begrijpen. Vanuit het voor ons vanzelfsprekende. Vanuit ons zijn in en
naar de wereld. Daarmee net als licht willen bekijken en dan licht nodig
hebben.
Het voor ons korrelige van materie dat de
elementaire deeltjes bewijzen als beheersing van de ruimte met krachten. Die we
net als de zwaartekracht wel ervaren maar niet weten te verklaren. Kijkend door
een glazen ruit zien dat materie niets is. Met voelen die kracht beleven.
Feiten te begrijpen vanuit het voor ons
vanzelfsprekende. Ruimte die voor ons niets is.
Waarin stralingsenergie trilt, golft. De elementaire deeltjes die geen
deeltjes zijn, niks van dat korreligs hebben waarmee wij materie begrijpen.
Het voor ons vanzelfsprekende van
eeuwigheden. Evenwijdige rechte lijnen die elkaar nooit snijden. De hoop op een
eeuwig leven na de dood. De ruimte die begon met niets, die uitdijend maar altijd
eindig blijft. Die geen buitenkant laat zien, in zichzelf gesloten lijkt. Als
een cirkel, het oppervlak van een bol. Waarop elk punt middelpunt daarvan is.
De ruimte die mogelijk ook driedimensionaal gesloten is. De tijd die voor ons
eeuwig lijkt. Dan met een oneindig verleden. Van waaruit het heden oneindig is
en dus nooit te bereiken. De oerknal waarmee ook de tijd is begonnen.
Ruimte en tijd die met elkaar verweven lijken.
Bewegen in de ruimte dat de tijd laat vertragen. Horloges die dan langzamer
lopen. Met vliegen rond de aarde al bewezen. De tijd met de oerknal op nul. In
zwarte gaten weer op nul!? Ook een verklaring waarom licht daaruit niet kan
ontsnappen. Krijgt daar de tijd niet voor. Is tijd misschien ook rond en gesloten?
Deeltjes op grote afstans die verstrengeld zijn. Waarmee de kwantumcomputer
mogelijk is, Wat ruimte en tijd ontkent.
Wie een en ander denkt te begrijpen die het
niet begrijpt. We zitten in een wereld waarnaar we zijn en niet uit kunnen. Waarmee
we de oerknal en z’n evolutie inmiddels beleven als een mysterie. Waarin wij een
fase zijn. Met de beleving van een eigen wil.
In onze diepdonkere diepzee van woorden, ze lukraak grijpen en rijgen tot verhalen
zonder zin. De natuurkundige Alan Sokal (1955) die zo
een artikel schreef met bewust zinloze beschouwingen. Dat in een gerenommeerd
academische tijdschrift gepubliceerd kreeg. En vervolgens met veel internationale
waardering. Dat mysterie niet durven erkennen.
De evolutie zzc
Het begin
van ruimte en tijd, materie en energie, uit niets, op een tijdstip nul. Met de
wil van een evolutie omhoog tot op ons er in zijn.
Een bestel beheerst door krachten. Materie die
zwaartekracht opwekt. Bij die start vooral
waterstof. Begrepen als een positief geladen kern. een protoon, waarom een negatief
geladen elektron draait. Deze waterstof met zelf opgewekte zwaartekracht
samenperst in sterren wat leidt tot kernfusie, de productie van nieuwe materie.
Helium. Naar dat model van waterstof. Twee elektronen rond een kern van twee
protonen, en een neutronen om ze bij elkaar te houden. Verder fuserend tot de
ons bekende ruim negentig natuurlijke elementen. Alle naar dit principe.
Bij die fusie van waterstof naar helium komt energie vrij in de vorm van magnetische
straling. Met die snelheid van driehonderdduizend kilometer per seconde. De
lichtsnelheid genoemd. Licht dat mede stralingsenergie is.
Sterren eenmaal hun kernfusie voltooit die
dan ontploften tot sterrenstof. Door zwaartekracht weer samen geperst in nieuwe
sterren. Omringd door planeten. Met nu die ruim negentig natuurlijke elementen.
Die stralingsenergie laat evolueren tot moleculen. Van een ster of een hete
kern. Op gunstig gelegen planeten tot op
zichzelf delende moleculen, levende materie. Op aarde tot op intelligent leven.
Waarmee die evolutie uit komt op het
immateriële fenomeen van bewustzijn en denken, bedenken. En daarmee op een evolutie
daardoor heen. Stralingsenergie, de motor van de evolutie. Van de natuurlijke
elementen tot op leven. Planten die daarmee de atmosfeer op aarde ontdeden van
een eens veel te veel CO2. En voorzagen van zuurstof. Het proces van
fotosynthese. Zonlicht dat in bepaalde cellen elektronen laat bewegen,
elektriciteit opwekt. Die in andere cellen water splitst in waterstof en
zuurstof, het proces van elektrolyse. De waterstof die de zuurstof uit de CO2
verdringt en zich verbindt met de koolstof tot koolwaterstoffen, suikers. Met
als bijproduct zuurstof. Planten die zo dierlijk leven mogelijk maakten. Dieren
die zich voeden met die koolwaterstoffen. Ze met zuurstof weer verbranden tot
CO2. Voeding weer voor planten. Een natuurlijke kringloop in de
natuur.
Die wij verstoren door voedsel te verhandelen.
Met daardoor overschotten en te korten in die balans. Import van voedsel dat
leidt tot te veel mest en de behoefte aan kunstmest.
Moleculen waarmee de evolutie DNA schrijft.
Een code voor cellen hoe zich te ontplooien. Met z’n geschiedenis. De worm die
al zeventig procent van de menselijke genen heeft.
Straling die ons met z’n variaties voorziet
van informatie, gegevens, data. De golflengten van licht die variëren van 380 -
rood - tot 750 – violet - nanometer.
Licht waarmee we zien. Met ogen voorzien van zenuwcellen die elektrisch
reageren op die variaties in frequenties. Materie die we daardoor zien in de
kleur die het niet absorbeert. Informatie die gestuurd naar ons brein ons daarin een soort radio en tv laat beleven.
Dat breinwe inmiddels begrijpen als een biologische computer
met programmeringen.
Geluid, trillingen en daarmee bewegingen van
lucht, energie. Die omzetten in elektriciteit. Door daarmee een magneet op het
membraam van een microfoon te laten trillen, in een spoeltje. Daarin zo trillende
elektriciteit opwekken. Met de frequentie van dat geluid. Die versterkt weer
straling produceert, radiogolven de ruimte in, door kabels, glasvezels. Op te
vangen en weer om te zetten in elektriciteit. Die versterkt het membraam van
een geluidsbox kan laten trillen. Met de frequenties van dat geluid. Het
principe van radio, tv, internet. Al onze zintuigen die min of meer naar dit
verhaal te begrijpen zijn.
Leven dat zo kon waarnemen. Planten d via
schimmeldraden, dieren met zintuigen en een brein. Dat elektrisch werkt en dus
straalt. Op de frequentie van z’n activiteiten. Op te vangen door daarop
afgestelde antennes. Dieren met al
iets van internet? Die mogelijk op die manier
ook informatie uitwisselen. Elkaar zo voorzien van software en updaten. De hardware,
het brein, dat materieel met DNA te verklaren is. Maar die software, hoe een
nest weten te bouwen? De poes die voelt dat het baasje voor de deur staat. De
evolutie die gaat tot op het gaatje van wat mogelijk is. Mensen die soms ervaringen
van anderen denken mee te beleven. De activiteiten van hersenen die te meten
zijn.
De biologische computer die we inmiddels
kunnen combineren met de kunstmatige. Biologische intelligentie daarmee met
kunstmatige te versterken. AI dat veel van ons denken en bedenken kan gaat
overnemen.
Bewustwording, beleving van de wereld waarin
we zijn. Een immaterieel fenomeen dat al oplicht bij de eerste diersoorten.
Fossielen daarvan die al een holte
hebben voor een brein. Een brein geprogrammeerd om op de beleving te reageren.
Dieren die geluiden bedachten om daarover met elkaar te communiceren. Talen
ontwikkelden voor samenwerking. Talen waarmee ook denken en bedenken mogelijk
werd. En daarmee het maken van middelen voor overleven en er mee zijn. De aapachtige soorten met handen en vingers
daarin het meest vaardig. Van waaruit zich de mensachtige soorten ontwikkelden.
Met uiteindelijk de homo sapiens als overwinnaar. De soort waarin zich dat
immateriële denken en bedenken zich verder ontwikkelde. Waarmee die steeds
afhankelijker werd van dat maken, zich materieel verlengen. Die daardoor z’n
vacht verloor, een naakte aap. wordt. Een
praatgrage soort werd Waardoor die evolutie zich voortzette.
In dus de taal waarin we leven. Waarmee we
denken en bedenken. Eveneens een product van evolutie, van os denken en
bedenken. Waarmee we ons brein programmeren. Met elektronen en dus materieel.
Dus mede een vorm van materiële verlenging.
Die we als rij beleven. Met de vraag of ook
die niet is naar de wil de oerknal meegegeven. En met voor die noodwendigheid
van het bedenken van het praktisch volmaakte. Waarmee we ons verlengen. En dat
zich afrondt. Met het besef van bij voorkeur door ons heen. Naar wat we
daarvoor weten te bedenken.
De taal waarin we leven. zzf
Onze immateriële beleving van de wereld en
van ons zelf. Ons daarover denken en bedenken.‘Denken, de enige zekerheid die
we hebben’, René Descartes (1596-1650) met z’n ‘Ik
denk dus ik ben’. Waarmee we een ziel
hebben, een immateriële fenomeen. Apart gedacht van het menselijk materiële. Voorhem
nog een gave van God. Met inmiddels andere inzichten. In ons materiële oplichtend
als licht in een lamp.
Denken in de taal waarin we leven, waarmee een
praatgrage soort zijn. Een taal naar z’n evolutie, de geschiedenis van denken
en bedenken. Van het collectief waarin we leven. Inmiddels de hele wereld. Verhalen
met woorden, die ook weer verhalen zijn. Verhalen met diepgang al naar men kan lezen
en begrijpen. Gekleurd door tradities,
vertekent door eigen meningen. In verwarring
met elkaar, van wat is nog waar? Woorden die mensen uit elkaar spelen tot op genocide toe. De
politiek die in woorden verzandt. Woorden die verbinden. Die van muziek, kunst,
literatuur. Van sporten en spelen waarmee
we elkaar waarderen.
De verhalen met hun vragen. De natuurwetenschappen
die stranden op die van de elementaire deeltjes en natuurlijke krachten.
Waarmee onze vanzelfsprekendheden onzeker worden.
Verhalen waarmee we op één noemer komen. Die
van de wetenschap. Waarmee maken en vervolmaken. Waarmee we steeds meer van
elkaar w eten. Een wereldwijd discours hebben over onze problemen. Van die
evolutie door ons heen. Op te lossen met dat immaterieel fenomeen van denken en
bedenken. En z’n geschiedenis. Met al heel veel bedacht.
‘De
mens wordt vrij geboren, maar leeft geketend naar de algemene wil van het
volk’. Jean- Jaques Rousseau
(1712-1778). De mens die niets is zonder de medemens, bestaat bij de gratie daarvan.
Zich daarmee dus heeft te verhouden. Op een rechtvaardige manier. Naar een
‘contract social’.
Gebaseerd op de soevereiniteit en gelijkheidwaardigheid van mensen.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met die noodwendig van die ketenen van
z’n geschiedenis. Voor Rousseau naar een hogere wil
besloten in de schepping. Waaraan het volk maar had te gehoorzamen. Maar wel
met democratisch gekozen heersers.
Deze hogere wil die was af te leiden uit door
de mens heen ontstane kennis en ervaring. Het verhaal van de mensheid. Die hij
samen met Denis Diderot (1713-1784) noteerde in hun
encyclopedie. Bedoeld als document ter bevrijding van het volk. Inmiddels het
internet geworden. Een diepzee van verhalen. De bron voor onze huidige taal. Te
bezien als een publiek bezit, publiek te beheren en onderhouden.
Gottlob Frege (1848-1925) die de filosofie
de linguïstische wending gaf. Voor ieder mens het ‘er zijn’ in de eigen taal en
de daarmee geschreven verhalen. ‘We zijn naar onze nationale verhalen’. De
wereld van natiestaten en met moeite, onwil elkaar te verstaan.
‘Een woord, een zin krijgt betekenis, valt
alleen te begrijpen naar de taal waarin die gesproken wordt. Maar wanneer is
een zin waar’? Denken over anders, beter, in de techniek, de politiek, over wat
nog niet is maar misschien eens mogelijk. Het zomaar wat verzinnen. Het
zogenaamd betekenisvol praten over dingen die niet bestaan, maar die we wel
weten bedenken. Zoals een eenhoorn, kwakzalverij, complotten, angst voor
straling, het neushoornhoornsyndroom dat neushoorns
uitroeit.
Ferdinand de Saussure
(1857-1913) zag de taal vooral als een
systeem van tekens met betekenissen waarmee we met elkaar communiceren en
denken. Verhalen die ons maken tot betekenisdrager met ons daarin denken. De
mens als object bekijken, wetenschappelijk bestuderen, wordt zo het bestuderen
van z’n taal. Saussure maakt daarbij een onderscheid
tussen de structuur, het gebouw van de taal, de ‘langue’,
en het spreken, het ‘parole’, het in dat gebouw met elkaar
zijn en er zelf mee verkeren. En dan te bedenken dat we leven in een wereld met
talen in vele uitvoeringen elk met eigen nuances.
De linguïstische wending die de focus van de
filosofie van het wezen van de dingen verlegde naar het wezen van de mens als
denkend wezen. Vooral te bezien vanuit z’n taal binnen z´n collectief. De
inleiding ook van de sociologie, de studie naar de relaties tussen mensen in
een samenleving naar het discours, van hoe gepraat wordt, de daaruit volgende
moraal.
‘Samenlevingen worden bijeengehouden door
morele regels.’ Emile Durkheim (1858-1917) Hij zag de
evolutie van die moraliteit van primitief naar complex, van gericht op het
collectieve naar het individuele. Traditionele samenlevingen die stoelden op
één moraal voor handelen en denken. Bevestigd door religies en met straffen
voor afwijkend gedrag. De moderne samenlevingen met tolerantie voor het
individueel verschillen in moraal, denken, geloven. De cultus van gelijke
rechten voor iedereen. Met als probleem de plichten. De erosie daardoor van samenlevingen. ‘Want
met alleen egoïsten geen samenleving’. De huidige zoektocht naar een moraal met
rechten en plichten waarbinnen iedereen vrij blijft.
De relatie tussen taal, gedachte en werkelijkheid. De taal als verbinding daar
tussen. De zoektocht van Ludwig Wittgenstein
(1889-1951). ‘Taal is de waarneembare vorm van ons denken. De logica van zinnen
moet een afbeelding, afspiegeling zijn van de werkelijkheid. Alles dat over
iets in die zin gezegd kan worden kan helder worden gezegd. ‘En zo niet, dan is
het beter daarover te zwijgen’.
De problematiek van vertellen van wat we
vinden van de wereld. Zijn verbazing dat die wereld er is en er niet niet is. Zijn streven naar vernietiging van de westerse
metafysicacultuur, het bedacht hogere achter de dingen, een te gehoorzamen
buitenmenselijke ethiek.
‘De mens is genetisch bepaald een praatgraag
dier. Kinderen leren als vanzelf praten, hebben daarvoor een aangeboren
aanleg.’ Avram Noam Chomsky (1928). We beginnen niet met een schone lei. Een
brein met het vermogen tot bewust denken. Dat we programmeren met onze
vanzelfsprekende van de alledaagse werkelijkheid. De meeste mens die daarnaar
deugen. En daarmee al naar hun
samenleving deugt. Uitsluiting, racisme, kasten, adel als een nationale deugd.
Schrijven, het noteren van denken in tekens
met betekenis, maakt de mens bewust van z’n falen in dat denken, van niet
anders dan met de eigen woordenschat kunnen denken. De filosoof, wetenschapper,
kunstenaar die worstelt met z’n gedachten, als die ze probeert te verwoorden.
Dat soms leidt tot nieuwe woorden en daarmee tot de evolutie van de taal.
Claude Levy-Strauss (1908) Culturen zijn naar hun mythe.
Die geven samenlevingen structuur, een ‘langue’ voor
het actueel met elkaar praten. Met individueel verschillende inhouden, opvattingen,
het persoonlijke ‘parole’. Maar wel binnen die
gemeenschappelijke structuur . Een structuur die onderhevig is aan een
constante evolutie, aanpassing aan de ontwikkeling van opvattingen, kennis en
ervaring. De mythe die dan ook niet tijdloos is maar naar opeenvolgende steeds
nieuwe paradigma’s, wezenlijk andere visies op een cultuur. De fase waarin we
nu zitten.
‘Denken van onder af, het actueel gebeuren,
de blikseminslagen nu’. Het ineens zien van het universele in het toevallige.
De enkeling die nieuwe mogelijkheden bedenkt en daarmee die actuele
geüniformeerde mythe verandert. Michel Foucault
(1926-1984). ‘Wat en hoe is de relatie tussen persoonlijke kennis met die van
de heersende machten? Hoe bepalend zijn hun verhalen die we verteld krijgen
voor ons denken? Is wetenschappelijke kennis niet meer dan een middel tot
sociale controle?’
De kennis over waanzin in de achttiende eeuw,
toen een motief om iedereen die slecht mee kwam in de maatschappij te weren, op
te sluiten en te behandelen als verdoemd. Nieuwe inzichten die gevangenissen de
rol van executies lieten overnemen. Het controleren en beïnvloeden van de geest
als een beter middel dan straffen. Het blijven geloven in mensen. En ze zo
nodig begeleiden.
‘De concepten waarmee we onszelf begrijpen en
verantwoorden. Voor wat we vinden dat normaal is, hoe het hoort. Die zijn naar
de actuele mythe’. En daardoor voortdurend onderhevig aan veranderingen. ‘Die
niet gericht zijn op vooruitgang. Maar naar de behoefte van machten om het
gedrag van individuen te reguleren en te controleren. De mythes van het
nationalisme, neoliberalisme, van dictators, kwakzalvers’. Een pessimistische
verhaal, bedoeld om een en ander te ontmaskeren en te veranderen.
‘In de mens vallen de structuren van taal,
spreken en denken samen. Elk woord is een verhaal en daarmee verbonden,
verweven met de actuele structuur van denken. Het woord bacterie is gekoppeld
aan de actuele kennis daarvan, het woord ‘oerknal’ aan de opvattingen daarover.
De waarheid is de illusie van de filosofie waarin men gelooft. Het idee dat de
mens greep heeft op eigen taal, en daarmee een rationeel autonoom denkend wezen
is, vergeet het maar’. Jacques Derrida (1930) Onze kijk op de wereld is altijd subjectief,
reikt niet verder dan de actuele taal, de mythe die we hebben meegekregen en
waarmee we dan ook hebben te leven. Een mythe die evolueert en dus leidt tot
steeds andere mensen.
Een visie die elke objectieve structuur voor
die mythe ontkent. Derrida ondergraaft daarmee ook
het idee van de mens als rationeel bewust z’n denken beheersend subject.
Iedereen is naar de relativiteit van zijn tijd en met z’n mythen. Met uiteraard
z’n consequenties voor samenlevingen. Corona dat maar een griepje is. Dat we
worden omvolkt. De mens naar de dictatuur van waarin
die gelooft.
Standvastig in het geloof, stellig van
overtuigingen, zelfverzekerd van standpunten. Bevestigd met rituelen en vertoon.
Willen we naar de dam; dan gaan we! Die zwarte knecht, een traditioneel recht.
Het debat om gelijk te krijgen. Gelijk hebben komt later wel. Die kerncentrales
sluiten, of juist niet. De terroristen gaan we uitroeien. Die zichzelf beleven
als verzetsheldeDe dialoog op zoek naar
overeenstemming, polderen. Slappe knieën krijgen, ideologische veren verliezen.
Jezelf steeds weer opnieuw moeten uitvinden.
Met voor iedereen het vermogen zich van
verstarring en verstoffing los te maken. Door vragen blijven stellen en vrij te
denken. Een moeizaam verhaal. De politiek van wel anders, vernieuwing, maar niet weten hoe.
Wel willen weten hoe. De gave van ons
vermogen tot een zuivere rede, door Immanuel Kant (1724-1804) gedacht. Denken en bedenken
naar eigen ingeving, vrij van het vertelde, de gebaande paden. De mens die
daarmee een innovatief moment is in de evolutie. De mens die zich daarmee vrij
maakte van de blinde natuur, een eigen cultuur schiep. Die daardoor sneller werd
dan alle dieren, hoger kon vliegen dan de vogels, het meest dodelijke dier werd.
Die de mensheid zowel kan verheffen als uitroeien. Mensen die bedacht werden
als middel om idealen te verwezenlijken. Die zuivere rede die tot op alle
uitersten gaat.
De taal van de wiskunde als de meest logische
en ondubbelzinnige. Bertrand Russell (1872-1970). Maar die altijdn
begint met axioma’s, niet te bewijzen stellingen. Zoals de kortste verbinding
tussen twee punten is een rechte lijn. Die in een kromme ruimte die niet mogelijk
zijn. Waarvoor dan ook weer een wiskunde is te bedenken. Wel weer vanuit
axioma’s. We zitten in een wereld waar we ook met deze taal niet uit kunnen.
Kennis en inzicht wordt verkregen door de
wetenschap. Francis Bacon (1561-1626). ‘Geef dus het woord aan rationele
denkers en doeners. De verhalen van Plato en Aristoteles; spinsels aan de
binnenkant van het hoofd. Laat de dingen van de wereld hun verhaal vertellen.
Door er steeds beter naar te luisteren. Objectief waarnemen en thesen
proefondervindelijk, empirisch trachten te bewijzen. De uitkomsten nooit absoluut
nemen, maar ze steeds weer proberen te weerleggen, almaar blijven zoeken naar
de vraag in het antwoord.
Waarbij we ook daarmee alleen begrijpen
vanuit de taal waarin we leven. Het voor ons vanzelfsprekende. We het moeten
doen met het voor ons praktisch bruikbare van kennis.
Ons fenomeen ‘mens zijn’ dat we nooit
helemaal zullen doorgronden. Met een evolutie zolang onze planeet die mogelijk
maakt. Een fenomeen met op andere planeten in het heelal een andere evolutie?
Kwaliteitsborging. zzh
De vrije markt die noodwendig uit komt op
kwaliteit. Leveren wat de markt wil, en kan betalen. Het praktisch bruikbare zo
volmaakt en goedkoop mogelijk. Concurrentie die dat afdwingt. Kaliteit dat we publiek willen, met elkaar overeenkomen dat
dus ook te borgen is,.
Kwaliteit met het nulfouten concept, in de
tweede wereldoorlog in de VS bedacht voor de oorlogsindustrie. Reserveonderdelen
die op het slagveld altijd moesten passen om bij schade meteen weer
gevechtsklaar te zijn. Ze daarop borgen
Door William Edwards Deming (1900-19930) bedacht. Die na de oorlog
gedetacheerd in Japan daar vertelde: zo produceren wij in de VS. Gingen de Japanners
ook doen. Waarmee ze de betere en goedkopere auto op de markt brachten. Ook in
de VS. Waar ze dit verhaal allang weer vergeten waren. In Europa de Duitse
camera’s van de markt veegden. Ze de hele wereld bewust maakten van foutloos te
kunnen produceren. Inmiddels essentieel voor het wereldwijd elkaar toeleveren
van onderdelen voor vrijwel alles wat we maken.
Foutloos produceren inmiddels wereldwijd de
norm is. Het product dat het altijd doet en daardoor te garanderen valt. Fouten
maken dat een incident is geworden, de krant haalt.
Niet te borgen met controles achteraf, eerst
maken en dan kijken wat goed is en dus met afval. Maar gewoon door geen fouten meer te maken.
Op de werkvloer, daar waar immers gemaakt
wordt. Daar de kwaliteitscontrole brengen. De werkvloer die als eerste ziet wat
fout gaat. En dat meldt. Om dat probleem te laten oplossen. De werkvloer met de
mentaliteit daarvoor. Die dat besluiten mag. In het belang van het collectief.
Ze bij te brengen door het management. Met dus deze visie op borging. In staat
die over te brengen op z’n medewerkers. In die zin democratisering van het bedrijf.
Waarin de medewerkers geloven.
Een borging die voor al het rationeel
bedachte mogelijk blijkt. Producties die
daardoor ook zo goedkoop mogelijk worden. Immers zonder afkeur en dus
afval. En alleen maken wat de markt wil, wat te verkopen valt.
De vrije markt die bedrijven dwingt tot
kwaliteitsborging. Ontbreekt concurrentie dan is het vaak ook daarmee gedaan.
Kwaliteitsborging betekent voortdurend anders
en steeds beter gaan produceren. Op weg zijn naar het praktisch volmaakte. Wat
expertise vereist en investeren, geld dus om dat te kunnen betalen. En op tijd
daarmee beginnen. Bedrijven die daarin falen die we zien afhaken.
Fouten die te relateren zijn aan de vier M’s:
mens, middelen, methode, materialen. Middelen die gebreken vertonen, beter
onderhoud behoeven. Nieuwe materialen die om een andere methode van verwerking
vragen, de mens die geregeld moet worden bijgeschoold.
Daarbij gaat het primair om de chronische
fouten, die continu gemaakt worden, dagelijks schade veroorzaken en geld
kosten. Die te maken hebben met we doen het al zolang zo, ingeslepen gewoontes,
tradities.
Bedrijven die zelf een norm voor kwaliteitsborging
hebben ontwikkelt . Die van de International Standard Organisation.
Veel bedrijven die eisen dat hun toeleveranciers daaraan voldoen. Die ze daarop
ook mogen controleren. Mee kijken tot op d e werkvloer of ze aan die norm
voldoen. Die begrijpen en aanvaarden als hun verantwoordelijkheid.
Kwaliteitsborging die leidt tot vervolmaking van wat gemaakt wordt, en ook de middelen
waarmee. Inmiddels met steeds minder mensen en automaten die geen fouten maken,
nooit moe zijn, of even afgeleid. Veel ondernemingen die dat niet kunnen bijbenen.
Kwaliteitsborging die een management vereist
dat daarin geloofd. Die van boven af moet komen. Die dat geloof op de werkvloer
weet te brengen. Die borging aan de werkers kan toevertrouwen. Die mede beslissend
en sturend worden vanuit hun vakbekwaamheid. Bedrijven met daarmee een iedereen
mee laten denken en beslissen, vanuit de doelstellingen ervan.
Kwaliteitsborging voor het regeren van een
land. Met de volksvertegenwoordigers als management. Daarvoor immers verantwoordelijk.
Met ambtelijke organisaties die uitvoeren
wat zij willen. Ambtenaren die zien wat fout gaat. Die dat niet laten gebeuren.
De toeslagen affaire die dan was. Vermogens terugvorderen van mensen die leven
van toeslagen. Wat niet kan, dus fout is. Die dat melden. Het management die expertise organiseert om met deze eigenaren
van problemen ze op te lossen.
Kwaliteitsborging nog nergens te vinden in partijprogramma’s
of regeringsakkoorden. Partijen die kwaliteitsborging nog moeten ontdekken. Als
redding van de democratie. Die nu hun mensen op de werkvloer niks toevertrouwen,
wantrouwen. Bevelen als de Bulgaren gaan alles terug betalen. Wat resulteert in
bureaucratie, met algoritmen om mensen in het gareel houden. Die goed opgeleid
zelfstandig weten te handelen. De meeste die ook te vertrouwen zijn.
Kwaliteitsborging voor de democratie. Die duidelijk
aan transitie toe is.
Het gender. zzi
Leven dat z’n voorplanting regelt met
mannelijk en vrouwelijk. Planten die beide combineren, en met seks via insecten.
Dieren met gescheiden mannelijk en vrouwe;ijk. Mensen die daarbij weer het een
en ander bedachten.
‘Prehistorische mannen die hun vrouwen aan het
werk zagen. Hun kinderen, huisdieren, akkers verzorgen . De willige akkers van
hun zaad. Wachtend tot het eten klaar was en ze konden mee-eten. Alle tijd
hadden om daarover te filosoferen. Te concluderen dat het zo goed geregeld was.
Kennelijk de wil van hogere machten.’ Uit een les van mijn HBS, van een man.
Waarmee de vrouw was bedacht. Bevestigd door bedachte religies, Eva uit een rib van
Adam. Die hem z’n paradijs kostte. Met nog steeds rampzalige gevolgen voor
vrouwen. Het bedachte huwelijk voor het krijgen van kinderen, door mannen. Een
heilig verklaard verbond, voor vrouwen altijd monogaam.
Een bevruchting die resulteert in een
embryo met de potentie voor beide geslachten.
Waarbij die met het chromosoom XX zich voltooid
tot het vrucht kunnen dragen en voeden vrouwelijk genoemd. De complete
benutting dus van die potentie. Terwijl dat met chromosoom XY, een X met een
poot er af, zich beperkt tot het
zaadgevende mannelijk. Een deels gemankeerd vrouwelijk. Mannen met in aanzet
tepels, die zich niet tot borsten ontplooien. Plus een drift zich willen
bewijzen als het beste voor bevruchting. Wilde dierenfilms die een en ander
goed illustreren. Mannetjes die elkaar bestrijden, tot op doden.. Die daar geen
moeite mee hebben. Ook niet met niet eigen jongen Die zich beperken tot het
door vrouwtjes incidenteel gewilde seks. Het roedel, de kudde met maar één mannetje
die andere op afstand houdt.
De ontwikkeling van een embryo met variaties.
Vanuit XY dat valt op mannen, zich als vrouwelijk beleefd. Vrouwen die zich
mannelijk voelen. Veel mannen die maar matig mannelijk zijn. De regenboogvlag.
Waarmee men moeite heeft, dat niet past in religies.
Waar de doodstraf staat. Het agressief mannelijk waarmee onze geschiedenis is geschreven,
en daarmee de taal waarin we leven.
‘Belet dat vrouwen mens worden. Laat ze
vooral niet gaan denken en bedenken’. Mary Wollstonecraft (1759-1797) die deze mannelijke strategie aan de orde
stelde. Begreep hoe opvoeding en onderwijs hun ontplooiing onderdrukten.
Vrouwen die niet mochten studeren,
schrijven, schilderen, componeren. Met seks alleen om de kinderen te krijgen
voor mannen. Hun stambomen alleen volgens de mannelijke lijn.
Simone de Beauvoire
(1908-1986). ‘Men wordt niet als vrouw geboren maar gemaakt’. Naar de cultuur
van mannen. Vrouwen die wakker moesten worden. Die te veel en te gedwee met dat
mannelijk verhaal mee gingen. Seks hebben om mannen hun plezier daarin te
gunnen.
Schrijfster Virginia Woolf
(1982-1941) die zich afvroeg waarom er nauwelijks vrouwelijke schrijvers waren
geweest. ‘Vrouwen hadden daarvoor geen geld, eigen plek, tijd als mevrouw van
een meneer, de zorg van zijn kinderen, op tijd te eten hebben, z’n huis poetsen.
Mannen en vrouwen die ook mensen zijn. Met
dat vermogen van denken en bedenken.
Het doden ter bevestiging van mannen.
Koningen die daaraan hun gezag ontlenen,
die niet zonder oorlogen kunnen. Het waardig sterven voor mannen op het
slachtveld.
Doden als vernaak gedacht. In arena’s met
gladiatoren en het voeren van wilde dieren met mensen. De knokploegen ter begeleiding
van sport. Corrupt en crimineel mannelijk met geen enkele moeite met moorden.
Veel mannelijk dat zich bewijst als levensgevaarlijk. Het geweld achter de
voordeur.
Vrouwen die door de glazen plafonds heen
breken. Het op school vaak beter doen.
Die financieel vrij en onafhankelijk worden.
Het huwelijk niet meer zo nodig re hebben. Met ook gevoel voor
zakelijkheid, misschien wel beter in
beheren en behouden. Die de toekomst voor ons bestel mogelijk gaan bepalen!?
Met het mannelijk op z’n retour. Met reacties van vettoon, geweld, snorren en
baarden. Per week een vermoorde vrouw in Nederland. Wat heeft ze nu weer aan.
En wat hij draagt dat niet kan.
En dan verder. zzj
De evolutie die zich niet laat afronden. Die
voor ons door gaat naar de taal waarin we in leven, waarin we denken en de
toekomst bedenken. In ons heden steeds
meer aangereikt door de media van ons heden. Vrijwel alle in private handen en
met private belangen. Met onze toekomst, de jeugd, verslaafd aan het mobieltje
in de netten daarvan gevangen.
’ Jean Boudrillard
(1927-2007). ‘We zijn op weg naar parallelle van elkaar gescheiden
samenlevingen. De architecten die de steden opdelen in af te sluiten ruimten voor
soort zoekt soort. Terwijl achtig procent loopt en
fiets ingericht voor de auto. De consumptiemens levend in de schijnwereld van
reclames, het almaar verleidelijk verwarrend anders, met de verveling van in
feite steeds hetzelfde en niks nieuws. Het ontbreken van visies en daarmee perspectieven.
Versluierd door de spektakels van het dagelijks nieuws. Politieke deformatie
van waarheden en scheldend inspelen op tegenspelers. De actuele verwarring van
zin en onzin in een zich wel vervolmakende wereld’. ‘De nieuwe generatie die
daarmee staat voor een mondiale breuk, z’n filosofen opnieuw heeft te herlezen.
Om zich daarmee een geschiedenis te geven en zo die kloof te overbruggen. Die
door lering en verdieping tot een opnieuw en anders beginnen en elan te geven.
Met echt zicht op beter. Of dat met onze jeugd deze eeuw gaat lukken?
‘Welke personen zijn in staat de fakkels van
onze filosofen over te nemen? En zijn dat er voldoende als tegenwicht tegenover
de huidige media. De daardoor vooral boze burger?
‘Is het zinkende schip nog te redden of
bevindt het zich al in de staat van de Titanic?’
Geert Mak in een college tour in 2016. Onderin zien we immers al velen
opgesloten door hekken verdrinken. De rijken die als ratten het schip het eerst
verlatend.
Peter Sloterdijk
(1947) ‘Onze grote thema’s zijn niets
anders dan ontwijkingen en halve waarheden. De huidige westerse maatschappij is
vooral gebaseerd op nihilisme, met als antwoord cynisme. We moeten op zoek naar
methoden om ons opnieuw te temmen, te oefenen voor het leven, te ontworstelen
aan het lot. Het lot dat iedereen opzadelt met een toevallig en vaak invalide begin.
Om vervolgens daarmee wat van het leven zien te maken. Waarin velen maar
beperkt in slagen. Wat zich manifesteert
in de anarchie van de volkswil vanuit woede over het lot getrokken en de
onmacht om daarmee te leven. Met kwalijke politieke consequenties, de boze
burger die vooral nee wil zeggen. En daarmee de werkelijke thema’s ontwijkend.
Met de vraag wat daaraan te doen, hoe nieuwe
generaties te trainen voor het ongewisse van de moderne wereld, die elk geloof
in het hogere of wijze meesters heeft afgezworen en alle moraal als
vrijblijvend beschouwt. Een wereld
waarin zij die het wel even maken geen visies meer hebben, vooral afwachten wat
er komt en bekijken hoe daarop adequaat te reageren. Het veel te veel almaar
laverend naar daarvoor veilige havens. De winnaars die het leven beleven als
een bevrijding. Verliezers die op zoek gaan naar troost een makkelijk prooi
worden van schijnzekerheden en drugs.
Speculeren over de toekomst. Wat gaat die
worden, zou die moeten worden? Daarover denken en bedenken. Persoonlijk en
maatschappelijk. Vanuit verwachtingen daarop inzetten en zien of het goed uit pakt. Met wel de vraag van wat
is goed en voor wie? De geschiedenis van
ons denken herbedenken.
Onze filosofen herlezen. Met hun idealen en
falen. Van wat waar is dat niet mag mogen of juist wel. Dat anders moet of
beter Dat bedenken en dan verdwalen in dictaten van fictieve idealen.
Thomas More (1478-1535), bewogen door de verpaupering in zijn land Engeland, door
de privatisering van de gemene gronden. Waarop schapen beter rendeerden dan
boeren. Die verjaagd naar de steden daar goedkoop bruikbaar waren voor de
opkomende industrie. Goedkoper nog dan te kopen en onderhouden slaven.
‘Dit moet anders en kan beter, eerlijker’.
Die een soort christelijk communistisch samenleven bedacht. Naar verhalen over
indianen die alles samen deden en deelden. Een simpele en autoritaire
samenleving. Zonder persoonlijk bezit en met iedereen sober gekleed, gehuisvest
in uniforme steden. Voor allen gelijke regimes van arbeid. Met lijfeigenen,
mensen die straf verdienden. Saai en nauwelijks menswaardig. Waarin More zeker
niet zou passen. Een idee dat zijn bestel niet zag zitten. Dat hem dan ook de
kop koste. Het lot van veel sociale bewogen mensen tot op heden.
Karl Marx (1818-1883), eveneens
door maatschappelijke ellende sociaal bewogen, die ook zo’n verhaal bedacht, in
zijn boek ‘Das Kapitaal’ uitgewerkt. Met de mens als noodlotsfiguur in de
evolutie. Gevangen en verpauperd in structuren en systemen van bezit en
productieverhoudingen. Een fatale antithese, die vroeg om een verlossende
these, en uitzicht op een eindsynthese. Een volmaakte voltooiing die iedereen
vrij en gelukkig zou maken.
Met wel de mens als middel, materiaal voor
dit bedachte. In praktijk gebracht met als eindspel maatschappelijke nachtmerries, tot op heden. De verklaring van
de actuele huiver voor bedachte samenlevingen. En de voorkeur voor het ‘laisser
faire laisser aller’, Die evolutie door ons heen gewoon z’n gang laten gaan, En
niet verstoren met dergelijke onmogelijke utopieën.
‘Al
het bedacht dat begint met een these, een idee. Die zien te bewijzen als
praktisch bruibaar’. Het verhaal van innovaties met thesen, antithesen en synthesen.
Met het praktisch volmaakte als eindsynthese.
‘Naar de een noodwendigheid, de wil van de
wereld waarin we zijn. En wat willen’. Het verhaal van George Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). ‘Er is een ultieme
waarheid, een wereldziel. die zich door de tijd heen openbaart en waar maakt.
Naar een dialectisch proces. Waarin contradicties noodwendig leiden tot nieuwe
ideeën, en wel steeds betere’. Het idee, de these die z’n antithese bewijst,
z’n gebreken en onvolkomenheden. Die leiden tot het zoeken naar een synthese,
de eliminatie ervan. Een synthese die weer een these is, met z’n antithese,
enzovoort. Die alsmaar oplossen. Tot op het bereiken van de eindsynthese. De
voltooiing van dit proces tot op de eindwaarden van die wereldziel.
Door hem bedacht voor de samenleving. Waarbij
Hegel het Duitse keizerrijk zag als een eindsynthese.
Karl Marx die de dialectiek van
Hegel betrok op zijn noodlotsgeschiedenis van het proletariaat. Een verhaal dat
zich bewijst met de uitontwikkeling van producten tot op praktisch volmaakt en
op eindwaarden.
‘De mens is aan zet in de evolutie. Waar we
niet onder uit komen’. Baruch Spinoza
(1632-1677) die eveneens geloofde in een wereldziel. ‘Alles in het universum is
één, en dat ene is wat wij God noemen. En dat ligt besloten in de natuur. Die
is zijn wil. En is uit op het goede. Waarbij wij mensen ook een product zijn van
die natuur, en daarmee middel voor dit goddelijke plan. We hebben daarin dan
ook geen vrije wil. We denken wel vrij te zijn maar zijn ons alleen maar bewust
van ons denken en het daarnaar handelen. Waarin die wil van de natuur in ons
oplicht.
Een verhaal dat ons fenomeen ‘mens zijn’
herleidt tot een goddelijk gewilde fase, moment in de evolutie. Die het goede en
volmaakte in zich heeft. Maar wel door ons mensen waar te maken, daarvoor al of
niet te kiezen. Democratisch. Spinoza was dan ook een voorvechter van de democratie. Wat
hem hoogst kwalijk werd genomen.
Kiezen. Het verhaal van Diogenes
(400-325
vCr). Zijn keuze voor een sober
leven, in een ton. Die al het bestaande met cynisme bezag. Als overbodig
en zinloos. Hij was leuk noch gezellig. Het agressief alternatieve van denken
voorop te lopen, maar in feite alleen te dwalen. Het zich boven het gewone te
wanen, maar daardoor er buiten staan, door er binnen niets te betekenen. Gelijk
krijgen dat belangrijker is dan gelijk hebben. De eigen mening als een
fundamenteel recht.
‘Elk mens begint onbeholpen en moet
net als lopen ook leren leven en denken. In de daarvoor gegeven tijd, met mede
z’n verdorvenheden’. Soren
Kierkegaard (1813-1855), de vader van het
existentialisme, de stroming die de individuele vrijheid, de persoonlijke
verantwoordelijkheid primair stelt. ‘Ieder mens is uniek en verantwoordelijk
voor z’n daden, lot en ethos’.
‘Wat ons tijdperk mist is niet bespiegeling
maar passie. En dan niet voor iets
metafysisch maar voor een waardig leven en sterven. Vanuit persoonlijke
kracht, van binnen uit en naar eigen beleving. Niet naar de rede, het verhaal
immers van anderen. Of een te gehoorzamen god, te dienen ideologie, te volgen
these, oproep tot voltooiing van de wil van de schepping’.
Zijn reactie op de in zijn tijd maatschappelijke
minachting voor het individu. En op de vragen van de verlichting, het idee van
alles eens te weten,
.‘Is er een wereld apart van de bewuste
toeschouwer, en hoe dan? Terwijl die zich alleen daarin manifesteert, naar wat
daarvan wordt begrepen.’ Zonder ons
zelfbewustzijn is er geen bewustzijn van het zijn. Met dus de vraag wat is dan
dat zijn, en dat zelfbewustzijn in dat zijn? Waarom is er iets en niet
niets.? Vragen waarmee iedereen zou
moeten beginnen.
Vragen waarop Martin Heidegger
(1889-1976) door ging. ‘Vanuit een door iedereen beleefd iets, het daarin zijn,
een Dasein, een centrum van handelen in de tijd’. Een
Dasein dat de dingen primair ziet als gereedschap en
beoordeelt op bruikbaarheid. Zo dit Dasein maakt tot zinvol en doelgericht, voor de tijd dat ‘Dasein’ gegeven. Het zinvol zijn met de dingen.
Ieders ‘er zijn’ dat op die manier een
manifestatie is in de evolutie van het zijn. Heidegger
verwerpt daarmee ook een wereld apart van een bewuste toeschouwer. Het
cartesiaanse dualisme met het naast elkaar bestaan van subject en object. Het
geloof in een onafhankelijke ziel in de lichamelijke mens. ‘Iaren
we mens zijn, nu. naar ons vermogen tot creativiteit. Met kunst, verhalen schrijven,
muziek maken. Zonder enige verzanding in eindwaarden of voltooiingen’.
Het zijn en het niet zijn, ‘L étre et le néant’,
het thema van Jean-Paul Sartre
(1905-1980). ‘Onze existentie gaat
vooraf aan onze essentie, we beginnen zonder doel en definitie. Die krijgen we
pas met het leven dat we leiden en waarvoor we kiezen, dat het beste past bij
onze existentie, ons noodwendig bepaald ‘er zijn’. Daarbij zijn altijd vrije
keuzes te maken. Waarbij er vaak sprake is van sociale dwang. Een keuze die nooit
daarop valt af te schuiven, altijd is ter eigen verantwoording. Iedereen bepaalt
zelf z’n zin voor de samenleving.
‘Wat leidt tot angst voor die opgave, tot
vergetelijkheid om die te ontlopen, tot wanhoop. Omdat we bij die keuzes nergens
houvast vinden dan alleen in eigen essentie, existentie’. De mens veroordeeld
tot absolute vrijheid en die zelf z’n lot moeten bepalen. Een voortdurend
gevecht tussen obsceniteit en beter willen, gemakzucht en doorzetten, begrijpen
en vervreemden. ‘Zo een onrustig ‘niet materieel ding’ zijn. In de moderne
bodemloze wereld op zoek naar dingen
voor zelfverwerkelijking.’
Op vele manieren probeerde Sartre zelf als bodemloze voet aan de grond te krijgen.
Door zich te engageren met ideologieën als het marxisme, met zijn verhalen over
eigen keuzes en zingeving, in vele boeken en geschriften. In de tijd van vooral
ideologische verwarring.
‘We proberen zin te geven aan het iets van
een op zich zinloze wereld’. De mens als zingevend element in de onredelijke
stilte van een absurde wereld’. Albert Camus (1913-1960).
‘We leven zonder iets te bereiken. Als Sisyphus duwen
we een steen een berg op, zodat die op de top gebracht weer terug kan rollen.
Het genie van de mens gedoemd om ten onder te gaan met de dood van ons
zonnestelsel. ‘Waarom dan nu al niet zelfmoord plegen? Of moeten we rebelleren,
leven tot op het maximale?’ In zijn boek ‘De pest’ doet de mens gewoon wat te
doen valt, anderen bijstaan. Daarbij zou zelfmoord plegen een nederlaag
betekenen, de ontkenning van de menselijke
existentie, met z’n zowel angst als vrijheid, beide te beleven naar
eigen vrije keuze.
Het verhaal van een beleving van de absurditeit
van de wereld. Waarin overvloedig wordt gezaaid, maar met kansen voor slechts
enkelen om te ontkiemen. Het uitzichtloze van mensen die in het hier en nu niet
meekomen, werkloos zijn, worden verstoten, vervolgd, gediscrimineerd,
geëlimineerd. De periode tussen de
eerste en de tweede wereldoorlog. De derde die al dreigt te beginnen.
Maurice Merleau-Ponty
(1908-1961). De dubbelzinnigheid van de waarneming, de directe en die van het
intuïtieve. Iets zien en vervolgens daarbij iets beleven. Begeerte, angst,
vreugde. De existentiële waarneming, het van hoe de dingen bewust worden en te verantwoorden
zijn’. De mens die binnen een op zich absurd en zinloos ‘er zijn’, die de
vrijheid heeft om z’n bestaan naar eigen ethiek en zin te geven. De schepping
die op zich geen zin heeft.’
Een wereld die er voor die perceptie al is en
onafhankelijk daarvan. ‘Ons innerlijk ‘er zijn’ dat niet boven of buiten die
wereld opereert maar er in zit en er mee is. Veroordeeld tot zelf zin te geven
aan die wereld, tot persoonlijk beslissen en verantwoorden’. De wereld primair
beoordelen op z’n bruikbaarheid voor overleven en leuk, interessant kunnen
leven.
Een wereld die daardoor voor ons nooit
kenbaar wordt. Altijd is naar die persoonlijke zingeving en beoordeling op
bruikbaarheid. Waarnemen is daardoor altijd geloven en verklaren vanuit de
wijze waarop we in de wereld zijn, de taal waarin weleven.
Merleau-Ponty leefde in de tijd van heftig botsende
ideologieën: marxisme, kapitalisme, liberalisme, conservatisme. Daarbij wees
hij elke absolute waarheid, iedere stellingname af, zag
hij ze alle als betrekkelijk en te falsificeren.
‘Verwerp de noodwendigheid van het
dialectisch denken, de wil van de geschiedenis of het bovennatuurlijke. Blijf
vragen stellen zoals Socrates deed. Wat zijn de doelen en is de zin van een
standpunt, wat zijn de mogelijke middelen om het waar te maken, en naar welke
politiek?’.
Een beleving van de wereld als vreemd en
volop twijfels. De materiële wereld waarin we zijn, ‘je en suis’. Met al die
anderen waarmee we communiceren; In de door ons geschapen menselijke ruimte,
‘waarmee we samen zijn’. Ons discours over de dingen, onbepaald ,tot we samen
het woord weten, we ze daarmee samen bepalen, zin weten te geven. De woorden
van het alledaags vanzelfsprekende, ‘des parole parlé’. En de woorden die nog zin en betekenis zoeken ‘des parole parlant’. Het samen zoeken
naar de taal voor ons ‘er zijn’ in de wereld.
Arthur Schopenhauer (1788-1860) was getuige van de
ontreddering van Europa na de slag van Waterloo, van het debacle van de revolutie
en het herstel van het feodalisme. De republiek der Nederlanden die degradeerde
tot een absoluut koninkrijk. De revolutie was dood en Europa verwoest door
rondtrekkende en plunderende legers. ‘Het resultaat van ‘de wil’ die wereld
regeert, weerspiegeld in de chaos van een heelal zonder een god en hemelse
verwachtingen.
‘Het leven is kort, maar de waarheid leeft lang.
Laten we die dus spreken.’ Zijn inspiratie voor zijn ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’, een boek dat je
volgens hem een aantal keren te lezen om het goed te kunnen begrijpen.
‘De uitwendige wereld is naar wat onze geest zich
daarvan verbeeldt. Een geest die is naar
een ‘universele wil. Die de wereld regeert en onze geest dicteert. Daarbij is
ons bewustzijn slechts de korst op ons onbewuste gedirigeerde willen. Een
vitale kracht in ons door driften en instincten gestuurd. ‘Wil je iemand
overtuigen, speel dan in op z’n begeerten’. Het verstand is niet meer dan een
uitvoerend orgaan om gewilde verhoudingen naar die kracht met de buitenwereld
te regelen. Onze vrij wil is slechts een illusie’.
‘Onbewust zijn is de natuurlijke toestand van alle
dingen. Planten zijn zich nog volkomen onbewust. Met het dierlijke ontwikkelt
zich daarop die korst van bewustzijn. De natuurlijke wil van leven is dat zo
volkomen mogelijk te leven. Daarbij ook de dood willen overleven, met de
begeerte tot voortplanting, van seks moeten. De organen daartoe als tegenpool
van het verstand. Die voortplanting bereikt en seks niet verder mogelijk zien
velen het leven als beëindigd, worden mensen levensmoe, dementeren ze.’
‘Alleen in ruimte en tijd lijken we vrije en
individuele wezens. Maar in feite zijn we onderdeel van een soort die de
‘universele wil’ in stand wil houden.
Had een in de ruimte geworpen steen bewustzijn dan zou die denken zich
uit vrije wil te bewegen. Maar niets in die steen noch in de mens is naar een
persoonlijk vrij willen’.
‘De wereld van deze wil is er een van vooral lijden.
Want de begeerte is eindeloos en de bevrediging altijd beperkt, is nooit helemaal
naar het verbeelde. Het gewaande ideaal maakt nooit volmaakt gelukkig,
introduceert daardoor steeds nieuw lijden, door de prikkel van steeds nieuwe
begeerten. Aristoteles zei het al: De
wijze zoekt niet het geluk maar de bevrijding van zorg en smart. Wees dus
tevreden met het betrekkelijk goede. En dat eenmaal bereikt, blijft over de
verveling’. Schopenhauer had net geld genoeg om zich een arbeidsloos bestaan te
kunnen veroorloven, kon zich dus eindeloos te vervelen.
‘Hoger ontwikkelde dieren worden steeds gevoeliger
voor smart. Insecten voelen nauwelijks pijn, zoogdieren al veel meer. Kennis
vermeerdert smart, maakt gevoeliger voor kwaad en ellende. Daarbij is de
gedachte aan de dood pijnlijker dan de dood zelf. Aan het eind van het leven
wijs en berustend geworden wacht de almaar naderende terechtstelling. Talmt de
dood dan is dat als het spelen van de kat met een hulpeloze muis. Zelfmoord
lost dit probleem niet op, elimineert wel de individuele wil, maar niet die van
de soort’.
‘Wijsheid kan verlossing bieden. Openbaart
bijvoorbeeld het nutteloze van de
begeerte naar het stoffelijke. Hoe het streven naar rijkdom verzandt in te veel
overbodig bezit. Beperk dat tot wat je zinvol weet te maken, waarmee je wat
kunt doen, dat je opbeurt. Bevredig vooral de geestelijke behoeften, want
rijkdom resulteert slechts in verveling. En alleen wijsheid is de ware weg om
daaraan te ontsnappen. Hoe beter we onze hartstochten kennen des te beter
kunnen we ze temmen’.
‘Het genie is de hoogste vorm van willoze kennis.
Manifest in het schone en ware van geniale kunstenaars. Niet kennis maar zuiver
voelen weet ons te bevrijden, mooie
muziek maakt mensen blij’.
‘Het Christendom komt met z’n erfzonde dicht bij de
waarheid, het kwaad van die universele wil. Dat mensen almaar verleidt tot
begeren. Oosterse religies laten met hun streven naar onthechting, ultiem in
het nirwana, begeerten verdampen. Bieden zo een bevrijding van de soort’. De
wereld primair zien als in wezen innerlijk en intuïtief en niet uitwendig en
intellectueel. Eens de verlossing voor het rationele westen?
‘De voortplanting is vooral van de schuld van de
vrouw, die als ze jong is daartoe verleidt. Welke misdaad hebben kinderen
begaan dat ze geboren moeten worden?’ Is de vrouw eenmaal bevrucht en heeft ze
haar nest vol, dan verliest ze ook haar schoonheid’. Schopenhauer haatte zijn
moeder, die na de dood van zijn vader rijk en van aanzien, sociaal volop wist
te genieten van haar begeerten. ‘Vrouwen zijn geneigd tot buitensporigheden en
moeten dan ook goed in het gareel worden gehouden. En des te minder we met ze
te maken hebben des te beter’. Hij bleef dan ook zijn hele leven vrijgezel.
Het verhaal van het klaagzieke en vermoeide Europa.
Dat met het herstel van de oude regimes al z’n idealen van de revolutie kwijt
was. Van de pessimistische cynische en eenzame mens, de verbitterde romanticus
die z’n verwachtingen zag verpulveren in afbraak en ellende, waarvoor miljoenen
het leven hadden gelaten. De negentiende eeuw, een dieptepunt in de menselijke
beschaving. De inleiding van de volgende met nog meer oorlogen.
Friedrich Nietzsche
(1844-1900) die positief bleef, op een niet altijd goed begrepen manier. ‘Wat
is het wezen van de mens en wat wil die met al dat praktisch bruikbare van ons
weten en maken?’ De mens tot dan toe vooral middel, materiaal voor vervolmaking
van grote verhalen, van naties, religies, economieën.
‘De mens, een tijdelijk middelpunt van een
eigen belevingen in het universum. Voorzien van middelen om van dat tijdelijke
iets te maken’. Nietzsche die uitdaagt tot geestelijke zelfgeboorte via zelfkennis tot
zelfverwerkelijking. ‘Met iedereen in zich de wil tot eigen vervolmaking, het
verlangen naar ‘Übermensch, al het zich verbeelde externe te willen beheersen’.
Meester zijn over eigen lot, passies. ‘Der Wille zur
Macht’. ‘Bevestig het leven met ja! En niet met een slavenmoraal die religies
prediken, de wrok van de zwakken tegen de sterken. Het ja van het fysiek sterke
van de creatieve elite. Noodzakelijk voor de evolutionaire vooruitgang van de
mensheid. Wees in die zin een deugdzaam mens, met grote levensvormen, goed voor
de samenleving en de zwakken.’
De supersterren in cultuur, wetenschappen,
politiek, sport, vermaak, vertier, glamour. Die de ficties over voltooide filosofieën
en versteende religies een nieuw elan
geven. De mens als vrij en zingevend moment, zelf scheppend en zich
verantwoordend.
Zijn vooral geloof in het positieve verhaal.
Van Schopenhauer ontleende hij de wil die de mens aandrijft, het idee van de
Übermensch van Darwin, dat het sterke overwint. Goed is wat overleeft en slecht
wat de strijd opgeeft en verliest. Een
verhaal dat de zedenleer van vooral goed
zijn voor de kudde opzij schoof. ‘Geef de in ieders leven besloten wil alle
kansen. De wil tot strijd, macht en daarmee beheersing van de evolutie naar
hoger en steeds volmaakter’. Met een basis van bestaanszekerheid, een platform
waarmee een daarmee beginnen mogelijk is.
De mens die daardoor ook het wreedste dier
werd, voor de natuur en zichzelf. ‘Aan de sterken, een elite om ook dat
dierlijke in het gareel te houden’. De wreedheid als vreugde en verrukking van
de mens in de oudheid, het met genoegen
martelen in de Middeleeuwen, de huidige onverschilligheid over het lot van
dieren voor de slacht, mensen in sloppenwijken. Op sociale media leven in een
beerput van bedorven denken. ‘Doe daar wat aan, verhef jezelf met je talenten!’
Is de schepping doelgericht, en uit op een
ideale samenleving? Volgens Henry Louis Bergson
(1859-1941) beslist niet. Hij zag daarin twee conflicterende krachten. Een
diversifiërende kracht , die van de materie, entropie, het alles eens uniform.
Het universum dat daarmee uitdijend tot op z’n warmtedood. En een schepende
levenskracht, een ‘élan vital’,
het tijdelijk leven eigen. Die de materie dwingt tot die evolutie daardoor heen omhoog. Die ons stimuleert tot continue
innovatie, het almaar willen vernieuwen. Het élan vital waarmee we ook zoeken en streven naar onze
bestemming.
De entropie die zich manifesteert in dictaturen,
die dat elan verbieden, proberen ui te roeien. Het anti-intellectualisme dat
iedereen op één noemer wil, die van een economie van alleen maar dom rijk zijn
en alles hebben. Versus het menselijk elan gericht op zich onderscheiden in de
schoonheid, door creativiteit in kunst
en cultuur. De economie van welvaart uitgedrukt in statistieken en geld versus
die van persoonlijk welzijn en geluk. Het domweg stom consumeren of zinvol
bezig zijn met wat we hebben. Het leven beantwoorden met ja, ik wil het.
‘Producties van goederen en diensten vereisen
een systeem van ordelijke distributie en zelfvoorziening’. Robert Heilbroner
(1918-2005). ‘Een sociale orde veilig gesteld door disciplinering en
overeengekomen gedragsregels. En dan ook nakomen wat samen is afgesproken.
Eeuwenoud het uitgangspunt voor heerlijkheden, steden, naties met ruilhandel
van producten en diensten.
Verstoord door de opkomst van het kapitalisme
met markten en concurrentie van producten en arbeid. Voor velen met verlies van
het recht op overleven, door het ieder voor zich en het wegvallen van
wederkerigheid. Het begin van een langdurige strijd zowel daartegen als voor
het behoud daarvan.
Een Amerikaans econoom met een sombere kijk
op de huidige onorde. Toch ook met een geloof in een
betere. Zelfs met behoud van het kapitalisme. ‘We zijn op weg en moeten zoeken
naar nieuwe wegen, proberen die te vinden. Met wat we maken en
verhandelen. De meerwaarde daarvan maken
tot culturele waarden. Altijd het product van arbeid. Met als oud liberaal
principe dat die meerwaarde de maker, de arbeid ten goede komt.
Die dus niet meer zien als een product van de
markt. Die alles wat economisch faalt elimineert. Bedrijven die verlies maken
die failliet gaan. Mensen die niet meekomen met hetzelfde lot. Hebzucht is
goed. De actuele moreel van het huidige particuliere kapitalisme.
Geen hogere doelen stellen dan het aandeelhoudersbelang.
Het gedachtegoed van Milton Friedman
(1912-2006). Beloond met een Nobelprijs. Het neoliberalisme dat gaat tot op het
gaatje van wat legaal is. Waarbij globalisering
vrijwel alles legaal maakt.
Optimaal produceren. Kapitaalintensief en met
zo laag mogelijke lonen. Kapitaal dat het effect van arbeid versterkt, die
overneemt. Wat al het ambachtelijke elimineert. Landen daarmee goed in landbouw
en veeteelt die elders boeren van de markt af vegen. De lage lonen landen voor
alles wat we maken. Het
aandeelhoudersbelang dat mede het publieke belang moet worden.
Terug naar antieke ideeën. Die van
Aristoteles. ‘Een samenleving moet eerlijk zijn’. John Rawls (1921- 2002) ‘Die niet funderen op
menselijke driften en instincten maar op
wat we willen verantwoorden. Met een
ethiek gericht op het welzijn voor iedereen’. Het sociaal liberale contract
denken in de VS, in Europa de sociaal democratie.
‘De mens naar z’n natuur is oneerlijk bedeeld.
Naar z’n geboorte eveneens. De politiek die daarvoor kiest, die dat ziet als
een natuurlijk gegeven of gods wil, die tolereert een
economie voor alleen sterke, slimme, rijk geboren mensen. Rawls keuze voor een politiek die iedereen
het recht geeft op autonoom zich zelf zijn naar eigen vrije rede en aanleg.
Optimaal gevarieerd, maar onder voorwaarde dat die autonomie mede die van alle
anderen ten goede komt, dat deze ongelijkheid tevens uitpakt in het voordeel
van de minder bedeelden. Het in Nederland betalen voor de verzorgingsstaat naar
inkomen. De chirurg die rijk mag worden van de medische pech van anderen omdat
we die kosten samen verzekeren. Publiek onderwijs tot op het hoogste niveau,
dat met studiebeurzen geen talenten verloren laat gaan. Een bestelniet naar de
natuur maar naar cultuur.
Talenten en plek van geboorte zijn nooit eerlijk verdiend. Mogen dus niet
de rechtvaardigheid van een maatschappij bepalen. ‘Leg bij de bepaling van het
sociale contract een sluier van onwetendheid over de persoonlijke willekeur van
het lot. Maak dat zo neutraal en daarmee rechtvaardig.’ Ter correctie van de
natuurlijke desinteresse vanuit ieders eigenbelang. Ter erkenning van de basiswaarde
voor iedereen.
De vrije markteconomie die zich na de tweede
wereldoorlog wereldwijd als winnaar bewees. Niet zonder problemen, maar met het
idee dat democratie ze de baas kon blijven. De vorige eeuw die op weg leek naar
een werelddemocratie, met een rechtsorde en vredevoor iedereen. Voor heel veel
mensen dan ook een boeiende en vaak mooie tijd, met welvaart voor steeds meer
,mensen. Zelfs even bedacht als het einde van de geschiedenis. Francis Fukuyama (1952). Het einde van de geschiedenis, met het
kapitalisme als uiteindelijke winnaar. Tot in New York twee vliegtuigen de twintorens in vlogen, in 2008 heel onvoorzien een bank
omviel, en daarna meerdere.
‘Ben bijzonder geschokt, kan het haast niet
geloven. Er moet een fout zitten in onze speculatie dat de vrije markt zichzelf
altijd beter reguleert dan enige overheid’. De getuigenis van Alan Greenspan (1987- 2006), voor een commissie van
het congres in 2008, naar aanleiding van deze kredietcrisis. De man die
verantwoordelijk was voor de centrale bank van de VS.
Een bewonderaar en ondersteuner van de
filosofie van de schrijfster Ayn Rand (1905-!982). Filosoof van het omgekeerde
idee van Kant, dat altruïsme een deugd is en zelfzucht een kwaad. ‘Door alle
eeuwen heen zijn het de Atlassen, de elitaire vrije en creatieve geesten, die
de lasten moesten torsen voor het overleven en verheffen van de mensheid. Aan
ons de taak ze van die last te bevrijden en vrij laten zijn in waar ze zo goed
in zijn’. De super rijken in de VS die het commando van de staat over nemen, de
democratie bestormen.
Geboren in St. Petersburg vluchtte ze voor de
ideologie van de Russische Republiek naar de VS. Van plan daar een groot
schrijver en denker te worden. Gebaseerd op de filosofie van het objectivisme,
de ideologie van individualisme met als deugd het egoïsme.
‘Laat iedereen de wereld alleen voor
zichzelf beleven. Deze natuurlijke wereld
is een persoonlijke realiteit en we hebben onze rede om die naar onze hand te
zetten, zo te streven naar een gelukkig leven. We dienen te handelen met het
oog op ons eigen geluk. Met respect voor anderen. Moeten daarbij wel redelijk
blijven, zodat we datzelfde streven van anderen niet in de weg staan. Handelend
naar dit principe hebben we dan ook geen andere morele codes nodig. Altruïsme
komt dit streven zeker niet ten goede, verleidt slechts tot daarvan afwijken’.
Het communisme dat ze daaraan ten onder zag gaan.
Haar verhaal van een ijskoud hyperindividualisme.
Dat het politieke debat in haar nieuwe vaderland kleurt. Waar ze haar romans
graag lezen. Waarin mensen primair functioneren vanuit hun natuurlijke staat,
hun instinct tot overleven. De ‘tea party’ die haar
visies predikt. De Republikeinse Partij in de VS die ze bevrijdde van elk
gevoel voor solidariteit. De rijken belastingen, een vorm van diefstal. ‘Gaan
we ze teruggeven. Lees mijn lippen, geen belastingen’.
De samenleving naar hoe de dobbelstenen
rollen. Het lot van de mens in het zijn van de wereld besloten. Dat maar hebben
te aanvaarden. De mens in een voort tollende revolutie zonder enige moraal. Het negatief liberalisme met een
afkeer voor visies. Met de zegen van de dominante religie. Gods zegene het.
Terug naar het middelpunt van het heelal, de
individuele mens. ‘Met z’n rechten,. Waarop niets en niemand inbreuk mag
maken.’ Robert Nozick
(1938 ). Het individu is volledig eigenaar van zichzelf en van wat het
daaraan weet toe te voegen. Omdat dit recht individueel moeilijk is te
beveiligen vraagt het altijd om een
contract met anderen om dat samen te doen. Beperkt, alleen om dit recht te
handhaven, het persoonlijk eigendommen te verdedigen, ieders autonomie te
waarborgen. Politiek de minimale staat. Want meer overheid leidt automatisch
tot dwang. Belasting laat je werken voor anderen en is dan ook een vorm van
slavernij. Mensen zelf laten kiezen voor een beschermingsconstructie, die ze
persoonlijk het best past en het minst kost. Compounds, enclaves, waarin ze
veilig zijn. Eigen volk eerst. Vrijheid om dit allemaal zelf te regelen, je
eigen fort te bouwen en dat te mogen verdedigen. Tegen hen die buiten de boot
vallen, zich niet weten te redden. ‘De
Mexicanen gaan zelf de muur betalen.’ De minimale staat gebaseerd op dit
individuele natuurrecht. Met nauwelijks
plichten voor het publieke. Een verhaal wel democratisch te bevestigen. Door
hem bezien als een gedachte-experiment.
Met bijval. New Orleans
in 2005 getroffen door een orkaan. De burgermeester die de publieke bruggen
over de Mississippi afsloot om het hoog gelegen en rijke deel van z’n stad te
beschermen tegen vluchtelingen. Daarvoor geprezen. De megasteden die niet meer
te beheersen zijn. Met voor iedere kaste z’n wijk, zelf beveiligde compounds.
Door vooral criminelen. De ‘no go’ wijken.
Pakistan dat onder water staat door welvaart
elders. En dat het zelf mag uitzoeken. De vluchtelingen die niet moeten
vluchten. De zeespiegelstijging die dat verhaal van New Orleans
op vele manieren gaat herhalen. Met daarna allen nog mensen die hoog en droog
zitten.
Hanna Arendt
(1906-1975 ) moest als Jodin ook vluchten voor zo’n ideologische ontsporing, de
obsessie haar volk te willen vernietigen, en eveneens naar Amerika. Na de
oorlog volgde zij het proces tegen Eichmann, de uitvoerder van de Holocaust. En noteerde de
banaliteit van het kwaad, de onverschilligheid van mensen, die anderen compleet
aan hun lot kunnen overlaten, hun problemen bagatelliseren, negeren, ontkennen.
Hoe dit leidde tot het verzaken van de democratie.
Die het gevaar zag van heerschappij van de
stem van het volk. Die wil van de meerderheid was voor Arendt
dan ook een gruwel. De politiek moest zich nooit baseren op ideologieën als
socialisme, liberalisme. Diende uit te gaan van de pluraliteit van een
gemeenschap, z’n de menselijke diversiteit, de minderheden, en de gegeven
historische situatie. Hoe en met wat voor democratie, dat wist zij niet nader
uit te werken. In elk geval weg met de tirannie van kijkcijfers en
opiniepijlers, de uitslagen van enquêtes en referenda, de stem van de angst en
de roep om verlossing.
Ernst Bloch (1885-1977). ‘De mens is filosoof naar hij of zij wil
zijn’. Ook hij moest als Jood vluchten, naar de VS. Daar bleef hij utopisch.
Zodat hij na de oorlog terugkeerde naar het marxisme van Oost Duitsland. Maar
vrijheidslievend blijvend vluchtte hij al snel naar West Duitsland. Waar hij
hardnekkig bleef hopen op eens een betere wereld, ‘Wat is kan niet, mag niet
waar zijn’. De mens als een kraamkamer voor het nieuwe en betere. Met in zich
de schemering van de weg naar vooruitgang. Speculaties die betere werkelijkheden
afdwingen. Zijn denken naar Schopenhauer en Nietzsche.
De hopende mens zich bewust van het nog niet
zijn dat moet komen. Daarmee de drijvende kracht in de evolutie van de
mensheid. Dromend van warme krachten die strijden tegen de ijskoude. Als
filosoof van de hoop trok Bloch vooral ook lering uit
het verleden. ‘Religie is mede hopen en een atheïst is dan ook vaak een
gelovige’. Met als kanttekening dat de atheïstische verlichting de kracht van
het kwaad enorm had onderschat.
Hij wilde twee utopieën, een sociale en een
rechtvaardige. Een die de noden opheft en waarin men gelukkig kan zijn. En een
die de vernedering opheft en veiligheid en geborgenheid garandeert. Tot aan
zijn dood bleef hij geloven in een soort communisme als omega. Met een accent
op fantasie en verbeelding, en dan niet alleen vanuit rationeel wetenschappelijk
denken. Een exponent van ‘dit mag niet de waarheid zijn’ en van het willen
blijven geloven en hopen in ‘het zal en moet anders en beter’; . De
geschiedenis herlezen voor de toekomst. Vooral van mensen die daarin geloven.
Galilei (1564-1642) die met een telescoop de planeten om de zon
zag draaien. Waarmee de wereld z’n onder en boven kwijt raakte. Wat uitdaagde
tot nieuwe verhalen. Speculeren
en filosoferen over onze toekomst. Daarmee het heden op spel zetten. Met geen
weg terug. Stippen blijven zetten op onze horizon van nog vele miljoenen jaren te
gaan. En dan koers zien te houden door die geregeld bij te stellen.
Nog vele miljoenen jaren te gaan. Het ook zomaar
ineens over kan zijn. De wil van de oerknal die daar geen moeite mee heeft. Die
heelalwijd overvloedig heeft gezaaid. De zon die het eens voor gezien houdt. We
dan afronden op sterrenstof. Met ook iets immaterieels. Ons verhaal, inmiddels
elektromagnetisch de ruimte in gezonden. Dat in een rond heelal misschien
blijft rondzingen. Samen met vele andere? Daarnaar gaan luisteren. Muziek die
we dan als eerste en het beste zullen begrijpen.
Willem Semeins,
2024.
Vrij ontleend aan:
R.M. Albéres – Sartre.
Hannah Arendt –
Oordelen.
Hans Achterberg – de utopie van de vrije
markt.
R.Bakker – Merleau – Ponty.
W.S van de Erve. – Le
Corbusier.
Jean Baudrillard en
Jean Nouvel- Filosofie in dialoog.
Sven Beckert –
Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie.
H van den Berg – Metabletica.of
de leer van de veranderingen.
Gegory Bergman – Filsofie voor in
bed, op het toilet, of in bad.
C.P.Bertels en E.J.Petersma –
Filosofen van de twintigste eeuw.
Ap Dijksterhuis – Het slimme onderbewuste.
Rutger
Bregman _ De meeste mensen deugen.
Martijn van Calmthout
– Echt quantum.
Richard Dawkins –
Onze zelfzuchtige genen
Bernard Delfgaauw –
De jonge Marx
W.Durant – In den hof der wijsbegeerte.- Van Socrates
tot Bergson.
Filosofen van het hedendaags liberalisme.
Redactie P.B.Cliteur en en
C.A. van der List.
Filosofen van de 20e eeuw. Redactie van C.P.Bertels
en E.J.Petersma.
Peter Frankopan – De zijdenrouten.
Erich Fromm – Escape
from freedom.
Michel Foucault –
De woorden en de dingen.
Daniel Guérin – Het
anarchisme.
Arbold Heertje – Echte economie.
Jonathan Holslag – Vrede en oorlog.
Roel Jansen – Gokkers en graaiers.
Victor Lamme – De vrije wil bestaat niet.
A.E.Loen – Inleiding tot de wijsbegeerte.
J.Luyendijk – Dit kan niet waar zijn.
Ruben Mersch -
Oogkleppen.
Friedrich Nietzsche
– Der Antichrist.
Thomas Piketty- Een
kleine geschiedenis van de gelijkheid.
C,A. van Peursen - Ludwig Wittgenstein.
Kate Raworth – Doughnut economics.
Maarten van Rossem – Kapitalisme zonder
remmen.
Stephen Schneider – Het laboratorium aarde.
Rupert Sheldrake – De wedergeboorte
van de natuur.
Peter Sloterdijk –
Filosofische temperamenten. Je moet je leven veranderen.
Spinoza – Ethica . door Maarten van Buuren.
Philip Stokes –
Filosofie. 100 essentiële denkers.
Dick Swaab – Wij
zijn ons brein.
A.Vloemans – Leven en leer der grote denkers. - Aristeia.
Frans de Waal – Een tijd voor empathie.
Gary Zukav – De
dansende Woe-Li meesters.