pv6
Afronden
op een publiek kapitalisme.
Willem Semeins
Inhoud
zza Afronden
zzb Kwaliteitsborging.
zzc De wereld
waarin en waaruit.
zzd De
taal waarin we leven.
zze Het
gender.
zzf Alles is bedacht.
Afronden. zza
De natuur waarin wij nog maar net niet oplichtten. Met biologische
intelligentie,Waarmee we steeds meer daarvan begrijpen, onze evolutie naar
natuurwetten . Die we leerden benutten voor een evolutie door ons heen van het
materiële. Om ons materieel weten te verlengen. Door de natuur te vermaken tot
cultuur. Nog al rechtlijnig, steriel en andere soorten uitroeiend. Wat we inmiddels ook onszelf dreigt uit te
roeien. Een fase in de evolutie die zich afrondt. Met alleen een goede afloop als
we daarvoor kiezen. Waarin we vrij zijn.
De economie van ons maken en verhandelen met vrije markten. Die uit
komen op kwaliteit. Op wat de markt wil
en kan betalen. Waarvoor die kiest En het
steeds betere, tot op het praktisch
volmaakte. Veel producten die we dan ook als zodanig beleven. Die niet nog veel
beter hoeven. Dat ook niet meer kunnen. Die uitontwikkeld zijn tot op wat die
natuurwetten mogelijk maken. Waarmee we
uitkomen op praktisch volmaakte eindwaarden. Met dan weer de kwaliteit waarvoor
we kiezen.
De kwaliteit van het duurzame ‘kan niet beter’. Het product dat daardoor
lang mee gaat. Dat rijker maakt door minder vaak te hoeven kopen. Waard is om
te behouden, zo nodig te herstellen. Dat tendeert naar generaties bestendig bezit. Dat ook komende generaties
steeds rijker maakt.
En de kwaliteit van ‘de laagste
prijsgarantie’. Het product goedkoper te vervangen dan te herstellen. Het
wegwerp artikel. Dat vervangingsmarkten in stand houdt. Daarmee bedrijven het
beste dient. De groei van de economie bevordert. Een verdienmodel dat de natuur
niet meer aan kan. Die dat laat merken. Waar we van af moeten.
Het actuele discours. Kiezen voor
het duurzame van ‘kan niet beter’. Dat steeds rijker maakt. En dan wel iedereen.
Door de globalisering een internationale opgave.
De keuze voor generaties bestendige eindwaarden. Voor heel van wat we maken al mogelijk. Die rijk maakt.
Resulteert in steeds minder maken en steeds meer bezitten. Di de economie
transformeert van maken en consumeren in bezitten en dat beheren en behouden. Waarmee
het kapitalisme winnaar wordt.
Het autonome proces van de vrije markt. Naar het verhaal van Adam Smith (1723-1790). ‘Ondernemen met als
doel rijk worden. Dat zorgt voor wat we nodig hebben, werk om het te maken en
daarmee lonen om te kopen’. De persoonlijke
hebzucht als goed, een zegen voor de mensheid. Resulterend in het privaat
kapitalisme.
Smith die ook de gevaren daarvan zag, zoals het wegvallen van concurrentie
en daarmee de vrije markt. De autoritair gedicteerde, van de verleiding, misleiding, verslaving. Die daarom al pleitte
voor marktmeesters om zo nodig in te grijpen. Publieke correcties van particulier
monopolies.
Wat resulteerde in een pubbliek kapitalisme met publieke voorzieningen. Die samenlevingen
steedss rijker maakten. Door die collectief te gaan
bezitten. Met ook de liberale gedachte va samen gemaakt dat ook gezamenlijk
bezitten en vererven.
Het privaat kapitalisme dat de
rijken steeds rijker maakt. Vooral zij die erven. Het
verhaal van Thomas Piketty
(1961). De grote vermogens die van zelf groeien. Het eigen huis dat steeds meer
waard wordt. De rijken die zich vooral de bestendige erfenis toe-eigenen. Daar immers
het geld voor hebben. Die hun bezit laten beheren en behouden. De huidige werkgelegenheid. Rijk worden tot in
het extreme . Met het persoonlijk dominante
in economie en publiek. Al naar individuele karakters. Vaak
grensoverschrijdend. De gelijkwaardigheid in samenlevingen aantastend, democratieën bedreigend, oorlogminnend.
Het verhaal van Piketty dat ook op gaat voor een publiek bezitten,
kapitalisme. Dat met de keuze voor het
generaties bestendige en dus steeds minder maken een noodwendigheid wordt.
Waarmee immers de factoor lonen in het verhaal van Adam Smith zich gaat beperkt
tot dat beheren en behouden van bezit. Afnemend met die afronding op generaties
bestendig. De actuele competitie van
landen om deze werkgelegenheid.
Bedrijven die met duurzame productiemiddelen
uiterst concurrerend zijn. Wat expertise vereist, geld en tijd. Waarmee ze een
voorsprong op de markt krijgen. Door andere moeilijk in te halen. De multinationals
met al een eeuwig leven. Waarvan bezitten voor een kwestie is van daarin
beleggen.
Wat ondernemen verlegt naar de factor arbeid van bedrijven,de top
daarvan , het management met z’n staf. Dat die de verantwoordelijkheid voor het
werk weer delegeert naar de werkvloer, naar daar waar gewerkt wordt en de daarvoor
gewenste expertise is Bedrijven waarin het goed werken en leuk tot heel veel verdienen
is.
Bedrijven ongezond en vervuilend zijn al naar gestelde normen en hun
handhaving. Die achter lopend op innovaties te wensen over laat.
Die duurzaam op de agenda hebben. Maar primair winst moeten maken willen
ze overleven. Daarom leveren wat de markt wil. Met een benzineauto benzine, een
zoetverslaving suiker.
Produceren met steeds meer middelen om het effect van arbeid te
versterken, die met ‘AI’ te minimaliseren. Vooral daarin
investeren. Waardoor de rendementen van bedrijven steeds meer gaan naar de
factor kapitaal, de aandeelhouders. Bedrijven die zich vestigen in landen
daarvoor gunstig. De russen die daarvoor in Nederland terecht kunnen.
Arbeid die zich gaat beperken tot wat AI niet aan kan, alleen met handen
kan en biologische intelligentie. Of daarmee goedkoper is. De verhuizing s van maken
naar landen met goedkoop gehouden handen. In rijke landen met arbeidsimmigratie
uit arme landen.
Persoonlijk ondernemen lokaal en op kleine schaal. De economische spil
in heel veel landen. De bakker, slager, groenteboer, klerenmaker, kok. De onmisbare vakmensen voor klusjes. Die in de kringloopeconomie onmisbaar zijn. Waarvoor steeds minder plek is. Die met de
‘goedkoopste prijsgarantie’ van de markt worden gedrukt. Een ondernemen dat we niet alleen aan de markt kunnen over
laten.
Massaal maken met inmiddels apparaten die foutloos produceren. Tot op wat handen niet kunnen. Zoals chips. En heel
goedkoop. Vooral onderdelen te assembleren. Met dan weer zo goedkoop mogelijke
handen.
Waarmee welvaartslanden veel bedrijven daarmee werk zagen. Behalve die
voor het beheer en behoud van zichzelf, openbare voorzieningen, onderwijs,
zorg. Landen met zonnige kusten alleen nog leuk voor de rijken en gepensioneerden.
En verder weinig te verdienen. Die hun expertise zien emigreren. Naar landen daarvoor
aantrekkelijk. Die overvol raken. Die deze immigratie niet aankunnen.
De Europese landen zo in een heiloze competitie met elkaar. Als federatie daarvan bevrijdt. Voor alles dan
voldoende plek en mensen, en één marktmeester.
Het streven naar bestaanszekerheid met
uitkeringen. Of een basisinkomen. Ingeleid al met verzekeringen en pensioenen.
Door te beleggingen in de economie. Met een basisinkomen voor ouderen. Een
fonds voor iedereen mogelijk. Door
collectief te beleggen in het zich ontwikkelend generaties bestendige. Met alle
kansen voor de beoogde transitie. Die niet zonder geld van overheden kan. Die steun
vertalen in aandelen voor dat fonds. Het gemene van de nieuwe energiebronnen, wind, de zon, rivieren, aardwarmte daarmee behouden.
Voor dat fonds. Collectief zonnepanelen en windmolens. Door bedrijven te
beheren. Een publiek bezit van woningen met sociale woningen al aan de orde. Iedereen
dan goedkoop kunnen wonen en niet alleen de bezitters van woningen. Energie die
dan spotgoedkoop wordt. Op vele manieren zo een publiek kapitalisme gestalte
geven.
Herstel van het commune van plek op aarde. Het
gemaakte dat plek nodig heeft. Waarmee
plek een marktwaarde heeft. Al naar z;n schaarste. De prijs van het onroerende
in steden die niets meer te maken heeft met de technische waarde, de bouwkosten
ervan.
Plek dat ter plekke geen concurrentie heeft
en daarmee een monopolie. Met structuren de hoogte en de diepte in te
vermenigvuldigen. Plek daarmee bij uitstek iets om in te beleggen. Een kwestie niet
van maken maar bezitten.Circa vierhonderd niet Schotten die negentig
procent van Schotland bezitten.
Nederland deels gehuurd van buitenlanders.
zzz
De Europese landen met zowel een tekort als
een overschot aan plek. Al naar beleid. gericht op werkgelegenheid en
aantrekkelijkheid voorbedrijven. Mensen met een basisinkomen, gepensioneerd of
van privaat vermogen. Met ook weer z’n
extremen. De te dure zonnige kusten.
Europa dat voor wat nodig is voor een
basisinkomen voor alle Europeanen meer dan genoeg plek heeft. Wat we maken dat zich afrondt op generaties bestendige
eindwaarden. De nog expanderende bedrijven die op gaan in circulatiemarkten. AI
dat eindigt met chips en programmeringen uit op praktisch volmaakte en
bestendige eindwaarden. Een kwestie van vrije
markten binnen publiek daarop gerichte kaders.
Van publieke daarvoor kiezen.. De Europese landen die nog verre daarvan zijn. Die democratisch
niet anders kunnen. Daarin blijven geloven.
Kwaliteit die te borgen is. Door bedrijven ontwikkeld voor het nul
fouten concept. Assemblages met toeleveringen van overal vandaan die alleen
daarmee mogelijk zijn. Mogelijk met die exact
werkende apparaten. Bij goed beheer en behoud, op de werkvloer. Door de
verantwoordelijkheid daarvoor daar te leggen.
Een borging waarmee producten het nu vrijwel altijd doen, ze te
garanderen zijn. Ze zonder afkeur te maken zijn. Fouten die de kranten halen.
De kwaliteit van ‘kan niet beter’ tot op generaties bestendig die dan
ook te borgen valt. Een kwestie van publiek dat als vorm stellen. Met de globalisering een internationaal
verhaal Aan de orde.
Met als noodwendige uitkomst krimp van producties. Minder werk en
daarmee lonen om te kopen. Daarmee met de noodwendigheid van een publiek
kapitalisme. Dat dan iedereen voorziet van een inkomen. Uit publieke beleggingen
in het voor iedereen essentiele. Een publiek vermogen met dat perspectief van
duurzaam tot op generaties bestendig. Die komende generaties steeds rijker
maken.
Minder maken en steeds duurzamer. Al het gemaakte in circulatie brengen
en houden. Daarmee ook de materialen waarmee gemaakt. Apparaten maken die te
herstellen zijn. Onderdelen die verslijten makkelijk te vervangen. Zoveel
mogelijk standaard. Ze daarop ontwerpen. Tot op thuis zelf kunnen doen.
Producten die het gehad hebben geschikt voor hergebruik. Die al voor een groot
deel bestaan uit onverwoestbare onderdeken. Nu in elkaar gezet vaak alleen maar
te slopen. De bergen nauwelijks af te breken afval. Bij falen dus gewoon terug
naar de maker voor hergebruik.
Bestendig bezit eenmaal afbetaald dat z’n
kosten beperkt tot beheer en behoud, B en B. In kringlopen voor prijzen naar
hun schaarste. Meubels al in overvloed die vele honderden gekost voor tientjes
de deur uit gaan. Voor kleding hetzelfde verhaal. De auto die je moeilijk kwijt
raakt. De elektrische eens in overvloed en nog veel bestendiger, die hetzelfde
lot wacht. Die zich leent voor collectief bezitten. Minder auto’s kopen en die
vooral rijden. Voor de kosten van alleen
B en B . De steden daarmee bevrijden van geparkeerd blik. Door publiek te
zorgen plek voor dat collectief bezitten.
De weldoortimmerde woning die de bezitter heel goedkoop laat wonen. In
overvloed voor iedereen beschikbaar naken. De sociale, het publiek bezit van
woningen ontwikkelen tot een collectief bezit van woningen naar behoefte. Voor dan
alleen de huur van B en B. Daarmee dan
een grote bijdrage in dat basisinkomen.
De mogelijke uitkomst voor alles al hebben en
in overvloed. En door te kiezen voor alleen de kwaliteit van ‘kan niet beter’. Dit bezit in ascese, beperkt tot het zinvolle.
Kleding inmiddels in extreme overdaad gemaakt.
Uitermate vervuilend, dat van vliegen plus scheepvaart overtreffend. Circa
vijftig procent daarvan dat de verkoop niet eens haalt. Die zinvol en duurzaam
gaan bezitten. Maar één klerenkast. Met alleen het betere, mooie en duurzame.
Geschikt om te ruilen. Nieuw alleen nog ‘kan niet beter’. Vooral lokaal
gemaakt, op de huid van de drager. Een lokaal
verdienmodel met enorme perspectieven. Als we daarvoor kiezen en in een taal
daarvoor gaan leven.
De afvalbergen kleding. Die gedumpt in arme landen de lokale
nijverheid ondermijnen. Van moderne vormen van slavernij. De prijzen die niet
waar mogen zijn. Herhaling van de geschiedenis van katoent. Een materiaal met
vele voordelen. Mechanisch te spinnen en weven, goed te verven, bedrukken,
makkelijk te reinigen. Gecombineerd kunststofvezels ijzersterk. Nooit meer
sokken stoppen. Katoen dat in Europa wol en linnen van de markt verdrong. Eens
alleen gemaakt waar de katoenplant groeit. De koloniën van het koloniserende
westen. Tijdens de industrialisatie ontdekt als een uiterst lucratief lucratief.
Met als probleem de grondstof, de katoen. Goed te telen in de pas ontdekte
Amerika’s. Daarbij grondig ontvolkt alleen met slaven. Te oogsten in Afrika. Te
betalen met daar al geliefde katoentjes. Een verhaal waardoor dat westen nog
steeds heel rijk is. Katoen waarmee één klerenkast voldoende kan zijn.
Slavernij die we nu met afschuw herdenken. En weer die prijzen die niet waar mogen zijn. Daarmee domweg
gelukkig in onze koopgoten. ‘Ik dat is wat wij zijn’. In een gaaf land toch.
Wetenschappen die ze bewijzen wat
met de natuur mogelijk is. Met de ruim negentig ons bekende natuurlijke
elementen. De krachten die ze beheersen. Tot op de grenzen daarvan. Gesteld
door de natuurwetten. Tot op niets meer te ontdekken. Al het voor ons praktisch bruikbare verkend is. Dat ze mogelijk afsluiten met kunstmatige
intelligentie.. Innovatie die nu al vooral al variatie is met het vele mogelijke.
De wetenschappen die met ons kunnen begrijpen stranden op het
elementaire van de natuur. Elektronen die we begrijpen als deeltjes zonder
afmeting. dus ondeelbaar. Maar ook a;s een golfverschijnsel. De zwaartekracht die we wel beheersen maar
niet weten wat het is, dat touw waarmee de aarde om de zon draait. Waarmee de
oerknal met z’n begin van ruimte, tijd en energie een mysterie is
geworden. Of het daarin voor ons goed af
loopt een kwestie van geloof.
Voor kunnen bezitten is plek nodig is. De
dakloze die weinig kan bezitten en van z’n leven kan maken. Jongeren zonder
woning die geen gezin kunnen stichten. Lokaal ondernemen waarvoor een
betaalbare die plek nodig is. Publieke voorzieningen die ze bezetten. Landbouw
en veeteelt heel veel.
Plek, grond, bij uitstek een generaties bestendig bezit. Niet te maken maar een
kwestie van bezitten. Met geen kosten van beheer en behoud. Plek met ter plekke geen plek. concurrentie dat
bij schaarste met een monopolie . De prijzen
van onroerend goed in steden met werk
die de lonen afromen. In winkels fors mee betalen aan te hoge
huren. De lokale middenstand die het daardoor aflegt tegen de multinationals
met ‘de laagste prijs garantie.
Plek met structuren de hoogte en de diepte in
te vermenigvuldigen. En daarmee ook dat monopolie. Structuren die uiterst
bestendig kunnen zijn, met weinig kosten van B en B. Het silhouet van veel steden.
Klimaatsveranderingen die boeren dwingt daar
werk te zoeken. De megasteden die publiek niet meer te beheersen zijn, overgelaten
aan jet private tot op het criminele.
Bezit van grond eeuwen geleden door het
sterke zich toegeëigend. Met de uitvinding van landbouw, die bezit van grond en
arbeid vereisten. Beide met geweld te verkrijgen en te handhaven De antieke
roofridder, man, met z’n grond, veroverd
met het zwaard, vrouwen voor z’n nageslacht, zonen, en dochters voor het netwerken,
met andere mannen, ook met zwaarden, te vriend te houden, voor families om bezit daar binnen te houden. En verder
onderdanen, slaven voor het werk.
De gouden tijden voor grootgrond bezittende
elites. Bedacht als door goden daarmee gezegend, belast, van adel. Wat de gelijkwaardigheid
in samenlevingen te niet deed. Tot op heden. Waarin het zwaard vervangen is
door geld. Circa vijfhonderd grootgrondbezitters die zeventig procent van
Nederland bezitten Bezit van grond en
daarmee ook z’n bodemschatten. De superrijken in olielanden. De industrialisatie
met z’n nieuwe gouden elites. Bezit van grond leuk voor recreatie, vermaak, de
jacht, golfen.
Waarop schapen het beter deden dan boeren.
Die verdreven werden naar de steden. Daar goed bruikbaar voor bedrijven.
Het ontstaan van een proletariaat. En ‘dat
mag niet waar zijn’. Het bedenken van
utopieën. Die leidden tot gedirigeerde samenlevingen, dictatoriaal ,
racistisch. Democratisch overeen te komen de huidige moeizame weg naar eerlijk
en gelijkwaardig.
Pubbliek herstel van dat eens commune van
plek op aarde. Essentieel voor het bereiken van
gelijkwaardige samenlevingen. Die
afronding op een publiek kapitalisme. En z’n beheer en behoud. Met te eten en
te drinken hebben, creatief zijn, vermaak, medische zorg en die voor ouderen. Publiek
plek voor tuinbouw daar waar gegeten wordt, de steden. In combinatie met horeca
gezond gaan eten. In China in ontwikkeling. Met Nederlanders die weten hoe het
moet. Een verdienmodel met toekomst voor heelveel boeren.
Plek voor de natuur, planten en dieren, in feite onze voorfamilie. Herstel van troosteloos vergiftigd rechtlijmig
tractorland. waar dieren niets meer te zoeken hebben. Wat wel vooral misbruikt. In de toekomst eens met excuses en te
herdenken.
De mens materieel verlengd inmiddels volledig daarvan afhankelijk. Z’n vacht kwijt geraakt de naakte aap
geworden. Met wel nog de driften en instincten van deze soort. Mede voor z’n
voortplanting. Dat deels het vruchtdragende en voedend en begin beperk tot
zaadgevend. De man met tepels die geen borsten worden. Het gender met versschillen
en variaties als een natuurlijk gegeven.
Het sterk mannelijk dat zich bewijzen wil als het veste. Bij insecten
daarna opgeruimd. Roedels die het perken tot één. Bij de menselijke soort materieel
verlengd en vrij van empathie dominant geworden. Met geen moeite met doden de
bron van het geweld in onze samenlevingen. Mede bepalend voor de positie van vrouwen.
De man die kinderen krijgt.
Beide met moeite mens te worden. Door
door een groeiende behoefte aan vaandeldragers, autoriteit die voorop gaat. Het
geloof in sterke leiders. Waarmee democratieën op de tocht staan. Samenlevingen
die ordening vereisen, te handhaven gedragsregels. Eeuwenoud al het uitgangspunt
voor ze. Binnen het eens nog dominant natuurlijke bedacht vanuit de logica daarvan. De dodelijke
bliksem: het zwaard van Wodan. Het hogere dat het daarin voor het zeggen had. Animisme
resulterend in religies.
Die tevens bewezen als praktisch bruikbaar voor die ordening. De koning
die de berg opklom voor overleg met zijn god. Terug kwam met zijn geboden en
verboden. Door zijn onderdanen maar te aanvaarden. En toch behoefte aan
discussie om ze dan naar boven te sturen. Met recht dus op doden. Autoritaire
regimes die nog steeds niet zonder een religie kunnen. Private belangen en
ideeën die zich er graag mee bevestigen en buiten discussie houden. Waarmee
mannen vrouwen onder de duim houden.
Publieke belangen eerlijk regelen dat alleen democratisch kan. Door de
Grieken al bedacht. Wel alleen voor hen die het voor het zeggen hadden, de
mannen. Overleg met hoor en wederhoor. Alleen mogelijk aan tafels van hooguit
tien. Honderd mensen aan tien tafels. Het principe van verenigingen, partijen,
organisaties. Voor burgerberaad in beraad. Iedereen de kans daaraan mee te
kunnen doen, zich daarop hebben voor te bereiden.
Lokale uitkomsten van overleg gedelegeerd naar hogere niveaus van overleg. Begonnen in zo’n raad, naar de stad, het land, het continent, de Verenigde Naties.
Met vijf niveaus een wereldwijd overleg vanuit de lokale burger. Waarbij wat hoger
is overeen gekomen bindend is voor al het lagere. Met vrijwel algemene stemmen al
iets van mensenrechten
De taal waarin we overleggen. We ook denken. Met het van zelfsprekende van
z’n woorden. Verhalen verteld gekregen. Door het collectief waarin we leven. Het
ik naar z’n wij. Met z’n media met vele meningen. Proefondervindelijk verantwoorden.
Praktisch bruikbaar, verleidend, misleidend. En vragen. Het altijd
betrekkelijke waarmee we ons leven hebben te leiden en verantwoorden.
‘Denken, de enige zekerheid die we hebben’, René Descartes (1596-1650)
met z’n ‘Ik denk dus ik ben’. Waarmee we een ziel hebben, een immateriële
fenomeen. Dat niet ons menselijk materiële is. Net als licht van een lamp, dat niet die lamp is. Wel naar
de aard van die lamp. In zijn tijd nog bedacht als een gave, implantaat van
God.
Met inmiddels andere ideeen, , die van de evolutie. Begonnen met de oerknal, en een wil tot op onze soort. Waarin dat immaterieel fenomeen
oplichtte. Een beleving van de wereld al
ontstaan bij dierlijk leven. Met het vermogen van waarnemen en een brein
om daarop te kunnen reageren. Zich daarin ontwikkelde tot een taal. Dieren die
daarmee al communiceren en mogelijk al denken.
Een fenomeen door wil van de natuur aan zet gezet in die evolutie. Baruch Spinoza (1632-1677), die .geloofde in
een wereldziel. ‘Alles in het universum is één, en dat ene is wat wij God
noemen. En dat ligt besloten in de natuur. Die is zijn wil’. Waarbij wij mensen
daarvan een product zijn, en daarmee middel voor dit goddelijke plan. Waarin die
wil van de natuur oplicht, met ons denken en bedenken. Een verhaal dat ons
fenomeen ‘mens zijn’ herleidt tot een goddelijk gewilde fase in de evolutie.
Die het goede en volmaakte in zich heeft. Waarvoor we al of niet voor kunnen kiezen. Het goede
democratisch. Spinoza was dan ook een
voorvechter daarvan. Wat hem kwalijk werd genomen. Hij uit zijn joodse
gemeenschap werd verbannen.
Onze fase in de evolutie afronden. Op existeren met alles al hebben. Met z’n
onzekerheden en angsten, verkeerd bezig
zijn. Op weg naar een ongewisse toekomst, en nauwelijks nog visies. De volgende
uidaging voor ons er zijn. Met nog vele miljoenen jaren te gaan. Waarbij het
ook zomaar ineens over kan zijn. Die wil van de oerknal die daar geen moeite
mee heeft. Die heelalwijd overvloedig heeft gezaaid en nog zaait voor
dergelijke verhalen. De zon die het eens voor gezien houdt. Die ons dan afrondt
op sterrenstof. Met toch nog ook iets immaterieels? Ons verhaal inmiddels
elektromagnetisch de ruimte in gezonden. Dat in een mogelijk rond heelal
misschien rond blijft zingen. Samen met vele andere? Luisteren of die er zijn. Muziek
die we dan als eerste en het beste zullen begrijpen.
Kwaliteitsborging. zzb
De vrije markt die noodwendig uit komt op kwaliteit. Kwaliteit die te
borgen valt. Door veel bedrijven inmiddels als norm gesteld. Voor de kwaliteit
met nulfouten. Een borging Tijdens de
tweede wereldoorlog in de VS bedacht voor de oorlogsindustrie. Foutloze
reserveonderdelen die op het slagveld altijd pasten. Daarmee bij schade meteen
weer gevechtsklaar. Door William Edwards Deming (1900-19930) bedacht. Die na de oorlog gedetacheerd in Japan daar
vertelde: zo produceren wij in de VS. Gingen de Japanners ook doen. Waarmee ze
de betere én goedkopere auto op de markt brachten. Ook in de VS. Waar ze dit
verhaal allang weer vergeten waren. In Europa de Duitse camera’s van de markt
veegden. Ze de hele wereld bewust maakten van foutloos kunnen produceren.
Inmiddels essentieel voor het wereldwijd elkaar toeleveren van onderdelen voor
vrijwel alles wat we maken. Wat bewijst dat elke gestelde kwaliteit te borgen
valt. Dus ook die van ‘kan niet beter’. De aanzet voor het generaties bestendige.
Kwaliteitsborging kinmiddels voor bedrijven wereldwijd de norm. Het
product dat foutloos is wat de markt is, dat het altijd doet, te garanderen
valt. Daarin falen dat een incident is geworden, de krant haalt.
Produceren niet meer met controles achteraf, eerst maken en dan kijken
wat goed is en dus met uitval. Maar door geen fouten meer te maken. Op de
werkvloer, daar waar immers gemaakt wordt. Daar de kwaliteitscontrole brengen.
En daarmee de verantwoordelijkheid van producties. Binnen gestelde doelen,
zoals voor de kwaliteit.
De werkvloer die ook als eerste ziet wat fout gaat. En dat meldt. Om dat
probleem te laten oplossen. De werkvloer met die mentaliteit. In het belang van
het collectief. Ze bij te brengen door het management.
Op alle niveaus mee beslissen naar gestelde doelen. In die zin
democratisering van het bedrijf. Mogelijk als alle medewerkers daarin ook hun
eigen belang gediend zien. De vele bedrijven waarin de medewerkers geloven.
Een kwaliteitsborging die voor al het rationeel bedachte mogelijk
blijkt. Producties die daardoor ook zo
goedkoop mogelijk worden. Immers zonder afkeur en dus afval. En alleen maar
maken wat de markt wil, wat te verkopen valt.
De vrije markt die bedrijven dwingt tot kwaliteitsborging. Ontbreekt
concurrentie dan is het vaak ook daarmee gedaan.
Kwaliteitsborging betekent voortdurend anders en steeds beter
produceren. Daarmee op weg zijn naar de praktisch volmaakt mogelijk kwaliteit.
Wat expertise vereist, investeren en dus geld om dat te kunnen betalen. Op tijd
daarmee beginnen. Bedrijven die daarin falen die we zien afhaken.
Fouten die te relateren zijn aan de vier M’s: mens, middelen, methode,
materialen. Middelen die gebreken vertonen, beter onderhoud behoeven. Nieuwe
materialen die om een adities.
Bedrijven die zelf een norm voor kwaliteitsborging hebben ontwikkelt .
Die van de International Standard Organisation. Veel bedrijven die eisen dat
hun toeleveranciers daaraan voldoen. Die ze daarop ook mogen controleren. Mee
kijken tot op d e werkvloer of ze aan die norm voldoen. Die begrijpen en aanvaarden
als hun verantwoordelijkheid.
Kwaliteitsborging die leidt tot vervolmaking van wat gemaakt wordt, en ook de middelen
waarmee. Inmiddels met steeds minder mensen en automaten die geen fouten maken,
nooit moe zijn, of even afgeleid. Veel ondernemingen die dat niet kunnen
bijbenen.
Kwaliteitsborging waarin te geloven valt, door alle medewerkers. Daaraan
immers toevertrouwd. Iedereen mede laten
beslissen vanuit z’n vakbekwaamheid. Doelstellingen voor alle medewerkers
aanvaardbaar.
Kwaliteitsborging voor het regeren van landen. Met de gekozen volksvertegenwoordigers
als management. Daarvoor primair verantwoordelijk. Met ambtelijke organisaties
die uitvoeren wat zij willen. Ambtenaren
die zien wat fout gaat. Die dat niet laten gebeuren. Wat de toeslagen affaire
had vermeden. Vermogens terugvorderen van mensen die leven van toeslagen. Wat niet kan, dus fout is, anders moet. Dat melden. Het management dat dan expertise organiseert om met de eigenaren
van deze problemen ze zien op te lossen.
Niet kunnen betalen van boetes beboeten, beboeten. Bestraffen alleen
door rechters binnen het daarvoor overeen
gekomen bestel.
Kwaliteitsborging nergens te vinden in partijprogramma’s of regeringsakkoorden.
Die nog te ontdekken is. De werkvloer in gareel van algoritmen. Ambtenaren die
goed opgeleid zelfstandig kunnen opereren. De meeste te vertrouwen. Kwaliteitsborging dat daarmee kan. Dat zich als een noodwendigheid
manifesteert. ‘AI’, daarvan leidend beginsel zien te blijven. Alleen
mogelijk vanaf de werkvloer.
Kwaliteitsborging bedacht voor wat niet deugd. Mensen die dat menen te
moeten melden. Journalisten, klokkenluiders, actievoerders. Tuig van de richel en belaagd. Niet mee te
praten. Hoe laag kun je gaan.
Waarin en waaruit. zzc
De wereld waarin en waaruit we zijn. Die we beleven vanuit het
vanzelfsprekende van wat we waarnemen, zien, voelen, ruiken. Daarmee naar ons zijn naar die
wereld.
Materie dat voor ons iets korreligs is, deelbaar Kijken d door een glazen ruit zien dat het niets is. Wel te voelen
als een door krachten beheerst stukje ruimte.
Wetenschappen die ons de wereld inmiddels laten begrepen als begonnen
met de oerknal, het uit niets ontstaan van iets. Dat we beleven als materie en
energie in ruimte en tijd. Evoluerend naar natuurwetten die knal meegegeven. Die
deze evolutie en een noodwendigheid geven, een eigen wil.
Die wetten die we leerden te benutten. Isaak Newton (1642-1726) die een
appel zag vallen en toen de
zwaartekracht zag. Bewees dat massa’s materie elkaar aantrekken, en hoe. Een kracht waarmee we aan de aarde hangen.
Kennis waarmee we kanonnen raak laten schieten, de ruimte vullen met
satellieten. Een kracht waarvan we het ‘wat’ nog steeds niet weten. Dat draadje
waarmee de aarde aan de zon hangt, de maan aan de aarde, en die weer rond tolt in
een sterrenstelsel.
Een weten waarmee ieder wetenschappelijk antwoord inmiddels een vraag is
geworden. Wetenschap is als: ‘geef me je vragen dan krijg je de mijne’. Met wel
als opbrengst praktisch bruikbaar weten.
Een kracht bewegen dat energie opwekt. Een klok daarmee voorzien door
een gewicht op te takelen. Bewegen van een magneet en daarmee z’n magnetische veld,
kracht dat energie opwekt, stralingsenergie. De ruimte in snellend met een
driehonderdduizend kilometer per seconde.
De lichtsnelheid genoemd. Licht dat stralingsenergie is.
De ontdekking van de wisselwerking tussen stralingsenergie en elektronen.
Stralingsenergie die elektronen laat bewegen, en daarmee elektriciteit opwekt.
Toegepast met de dynamo. Trillende elektronen die weer een magnetische veld opwekken
en daarmee magnetische krachten. De elektromotor waarmee we elektriciteit omzetten in bewegingsenergie.
Kennis waarmee alles elektrisch kan. Met geen idee wat straling is, iets dat
trilt in de ruimte, of wat elektronen
zijn. Deeltje zonder afmeting,niets korreligs. Ook als iets dat golft in de
ruimte te begrijpen. Zoiets als golven op zee. Met dan de vraag wat golft er in
de ruimte? En wat is dan die ruimte?
De wisselwerking van magnetische velden en elektronen die de computer mogelijk maakte. Het daarmee het
kunnen rekenen, schrijven, verbeelden. Communiceren met de snelheid van magnetische
straling. We tv en internet hebben. Kunstmatige intelligentie ter verlenging
van onze biologische computer. Eveneens daarmee mogelijk.
De wetenschappen die stranden op niet meer begrijpen vanuit het voor ons
vanzelfsprekende. Vanuit immers ons zijn in en naar de wereld. Licht willen
bekijken en dan licht nodig hebben, de wereld en dan ons zelf.
Materie dat zich bewijst als beheersing van de ruimte door krachten.
Ruimte, het voor ons niets, waarin stralingsenergie trilt, elektronengolven. Het voor ons vanzelfsprekende van eeuwigheden.
De hoop op een leven na de dood. De ruimte begonnen met niets die uidijend altijd
eindig blijft. Die geen buitenkant laat zien, in zichzelf gesloten lijkt. Als
een cirkel, het oppervlak van een bol. Waarop elk punt middelpunt daarvan is. De
bol waarop geen rechte lijnen mogelijk zijn
Die zichzelf sluit. De ruimte die mogelijk driedimensionaal rond en gesloten
is.
De tijd die voor ons eeuwig lijkt. Dan wel met een oneindig verleden.
Van waaruit het heden oneindig is en dus nooit te bereiken. De oerknal waarmee
ook de tijd begon.
Ruimte en tijd die met elkaar verweven blijken. Bewegen in de ruimte dat
de tijd laat vertragen. Horloges die dan langzamer lopen. Met vliegen rond de
aarde al bewezen. De tijd met de oerknal op nul, met een begin en een eind,
naar de tijd. Oneindig dan ook met een oneindig verleden. Van waaruit het heden
onbereikbaar is.
In zwarte gaten weer op nul!? Ook een verklaring waarom licht daaruit
niet kan ontsnappen. Krijgt daar de tijd niet voor. Is tijd misschien ook rond
en gesloten?
Deeltjes op grote afstans die verstrengeld zijn. Waarmee de
kwantumcomputer mogelijk is, Wat weer ruimte en tijd ontkent.
Wie een en ander denkt te begrijpen die het niet begrijpt. We zitten in
een wereld waarnaar we zijn en niet uit kunnen. Waarmee we de oerknal en z’n
evolutie inmiddels beleven als een mysterie. Met ons daarin een fase. Met de
beleving van een eigen wil. Naar de wil van dat verhaal?
Woorden lukraak grijpen en rijgen tot verhalen zonder zin. De
natuurkundige Alan Sokal (1955) die zo een artikel schreef met bewust zinloze
beschouwingen. Dat in een gerenommeerd academische tijdschrift gepubliceerd
kreeg. En vervolgens met veel internationale waardering. Dat mysterie niet
durven aanvaarden.
Het begin van ruimte en tijd,
materie en energie, uit niets, op een tijdstip nul. Met de wil van een evolutie
omhoog tot op ons er in zijn. Een bestel beheerst door krachten.
Materie die zwaartekracht opwekt.
Bij die start vooral waterstof. Te begrijpen als een positief geladen
kern. een protoon, waarom een negatief geladen elektron draait. Waterstof met
zelf opgewekte zwaartekracht samengeperst in sterren. Wat resulteert in kernfusie. De productie van nieuwe materie.
Naar dat model van waterstof. Elektronen draaiend rond een kern van protonen,
en neutronen om ze bij elkaar te houden. Tot op de ons bekende ruim negentig
natuurlijke elementen.
De fusie van waterstof naar helium
waarbij energie vrij komt. in de vorm van magnetische straling.
Sterren hun kernfusie voltooit die dan ontploften tot sterrenstof de
ruimte in. Door zwaartekracht weer samen geperst in nieuwe sterren. Omringd
door planeten. Met nu die ruim negentig natuurlijke elementen. Die
stralingsenergie laat evolueren tot moleculen. Van een ster of een hete
kern. Op gunstig gelegen planeten tot op
zichzelf delende moleculen, levende materie. Op aarde tot op intelligent leven.
Waarmee die evolutie uit komt op het immateriële fenomeen van bewustzijn
en denken, bedenken. En daarmee op een evolutie daardoor heen. Naar een daarmee
ontstane wil.
Stralingsenergie, de motor van de evolutie. Van de natuurlijke elementen
tot op leven. Planten die daarmee de atmosfeer op aarde eens ontdeden van een veel
te veel CO2. En voorzagen van zuurstof. Het proces van fotosynthese.
Zonlicht dat in bepaalde cellen elektronen laat bewegen, elektriciteit opwekt.
Die in andere cellen water splitst in waterstof en zuurstof, het proces van
elektrolyse. De waterstof die de zuurstof uit de CO2 verdringt en
zich verbindt met de koolstof tot koolwaterstoffen, suikers. Met als bijproduct
zuurstof. Planten die zo dierlijk leven mogelijk maakten. Dat zich voedt met
die koolwaterstoffen. Ze met zuurstof weer verbrandt tot CO2.
Voeding weer voor planten. Een natuurlijke kringloop in de natuur. Die wij
verstoren door voedsel te verhandelen. Met daardoor overschotten en te korten
in die balans.
Moleculen waarmee de evolutie DNA schrijft. Een code voor cellen hoe
zich te ontplooien. Met een geschiedenis. De worm die al zeventig procent van
de menselijke genen heeft. De aap vrijwel alle.
Straling die ons met z’n variaties voorziet van informatie, gegevens,
data. Licht waarmee we zien. Met ogen voorzien van zenuwcellen die elektrisch
reageren op z’n variaties in frequenties.
Die variëren van 380 - rood - tot
750 – violet - nanometer. Materie die we zien in de kleur die het niet
absorbeert. Informatie elektrisch
gestuurd naar ons brein, Die ons daarin
een soort radio en tv laat beleven. Dat brein inmiddels begrepen als een biologische
computer met programmeringen.
Het verhaal ook voor onze media. Geluid, trillingen en daarmee
bewegingen van lucht, energie. Die omzetten in elektriciteit. Door daarmee een
magneet op het membraam van een microfoon te laten trillen in een spoeltje.
Daarin zo elektriciteit opwekken. Met de frequentie van dat geluid. Die
versterkt weer straling produceert, radiogolven de ruimte in, door kabels,
glasvezels. Op te vangen en weer om te zetten in elektriciteit. Die versterkt
het membraam van een geluidsbox laat trillen. Met de frequenties van dat
geluid. Het principe van radio, tv, internet, de computer, het mobieltje
Leven dat zo waarneent. Planten elektrisch via schimmeldraden, dieren
met zintuigen en een brein. Dat elektrisch werkt en dus straalt. Op de
frequentie van z’n activiteiten. Op te vangen door daarop afgestelde
antennes. Dieren met al iets van internet? Die mogelijk op die manier ook
informatie uitwisselen. Elkaar zo voorzien van software, en updaten. De
hardware, het brein, dat materieel met DNA te verklaren is. Maar die software,
hoe een nest weten te bouwen? De poes die voelt dat het baasje voor de deur
staat. De evolutie die gaat tot op het gaatje van wat mogelijk is. Mensen die
soms ervaringen van anderen denken mee te beleven. De elektriciteit van
hersenen die te meten is.
De biologische computer die we inmiddels kunnen combineren met de
kunstmatige. Biologische intelligentie daarmee met kunstmatige te versterken. ‘AI’
dat veel van ons denken en bedenken kan overnemen.
Bewustwording, beleving van de wereld waarin we zijn. Een immaterieel
fenomeen. Dat al oplicht bij de eerste diersoorten. Fossielen daarvan met al
een holte voor een brein. Geprogrammeerd om op die beleving te reageren. Het
begin van dat immaterieel fenomeen.
Dieren die geluiden ontwikkelden om met elkaar te kunnen communiceren.
Daarmee geluiden bedachten voor
samenwerking, talen. Waarmee denken en bedenken mogelijk werd. En daarmee het
maken van middelen voor overleven en er mee zijn. De aapachtige soorten vingers daarin het
meest vaardig. Van waaruit zich de mensachtige soorten ontwikkelden. Met
uiteindelijk de homo sapiens als overwinnaar. De soort waarin zich dat
immateriële denken en bedenken verder ontwikkelde. Daarvan steeds afhankelijker
werd. Een praatgrage soort waardoor die
evolutie zich op aarde voortzette.
In de taal waarin die leeft. Eveneens een product van evolutie, van z’n
denken en bedenken. Waarmee het z’n brein programmeert. Met elektronen en dus materieel.
Die taal die dus mede een vorm van materiële verlenging is. Naar wat de wil van
de oerknal mogelijk maakt. Een noodwendigheid besloten in die wil? Met een
eigen wil. En dus moeten kiezen voor die
evolutie door ons heen. In die taal waarin we leven.
De taal waarin we leven. zzd
‘Denken, de enige zekerheid die
we hebben’, René Descartes (1596-1650) met z’n ‘Ik denk dus ik ben’. Waarmee we
een ziel hebben, een immateriële fenomeen. Dat niet ons menselijk materiële is.
Net als licht van een lamp dat niet die
lamp is. Maar wel naar de aard van die lamp. Volgens Descates een gave,
implantaat van God. Met inmiddels andere gedachten daarover.
Denken in de taal waarin we leven. Die we verteld krijgen. Waarmee we ons bewust worden,
mens zijn. Dat bij kinderen pas ontstaat na het vertellen van verhalen.
Een taal naar z’n evolutie, geschiedenis van denken en bedenken. Van het
collectief waarin we leven. Inmiddels de hele wereld. Verhalen met woorden, die
weer verhalen zijn. Verhalen met diepgang al naar men kan lezen en begrijpen. Gekleurd door tradities, ingevuld met eigen belevingen.
In verwarring met elkaar, van wat is waar of fictie. Woorden die mensen uit elkaar spelen, tot op genocide toe. De
politiek die in woorden verzandt. Woorden die verbinden. Die van muziek, kunst,
literatuur. Van sporten en spelen waarmee we elkaar uitdagen en waarderen.
De verhalen met hun vragen. De natuurwetenschappen die stranden op die
van de elementaire deeltjes en ruimtelijke krachten. Waarmee de vanzelfsprekendheden van onze taal onzeker worden.
Het praktisch bruikbare van wetenschappen waarmee we ook op één noemer komen.
De media waardoor we steeds meer van elkaar w eten en voelen. Een wereldwijd
discours daarover hebben. Met vele benaderingen.
‘De mens wordt vrij geboren, maar leeft geketend naar de algemene wil
van het volk’. Jean- Jaques Rousseau (1712-1778). De mens die niets is zonder
de medemens, bestaat bij de gratie daarvan. Zich daarmee dus heeft te
verhouden. Op een rechtvaardige manier. Naar een ‘contract social’. Gebaseerd op de soevereiniteit en
gelijkheidwaardigheid van mensen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met die
noodwendig van die ketenen van z’n geschiedenis. Voor Rousseau naar een hogere
wil besloten in de schepping. Waaraan het volk maar had te gehoorzamen. Maar
wel met democratisch gekozen heersers.
Deze hogere wil die was af te leiden uit door de mens heen ontstane
kennis en ervaring. Het verhaal van de mensheid. Die hij samen met Denis
Diderot (1713-1784) noteerde in hun encyclopedie. Bedoeld als document ter
bevrijding van het volk. Inmiddels het internet geworden. Een diepzee van
verhalen. De bron voor onze huidige taal. Te bezien als een publiek bezit,
publiek te beheren en behouden.
Gottlob Frege (1848-1925) die de filosofie de linguïstische wending gaf.
Het voor ieder mens ‘er zijn’ in de eigen taal. ‘We zijn naar onze nationale
verhalen’. Een woord, een zin krijgt z’n betekenis, wordt begrepen naar de taal
waarin men leeft, die men spreekt.
En wanneer is een zin waar’? Het denken over anders, beter, in de
techniek, de politiek, over wat nog niet is maar misschien eens mogelijk. Het
zomaar wat verzinnen. Het zogenaamd betekenisvol praten over dingen die niet
bestaan, maar die we wel weten bedenken. Een eenhoorn, kwakzalverij,
complotten, angst voor straling, het neushoornhoornsyndroom dat neushoorns
uitroeit.
Ferdinand de Saussure (1857-1913)
zag de taal vooral als een systeem van tekens met betekenissen. Waarmee
we met elkaar communiceren. Verhalen die ons maken tot betekenisdrager met ons
daarmee denken.
De mens als object bekijken, wetenschappelijk bestuderen, wordt zo het
bestuderen van z’n taal. Saussure maakt daarbij een onderscheid tussen de
structuur, het gebouw van de taal, de ‘langue’, en het spreken, het ‘parole’,
het in dat gebouw met elkaar zijn en er zelf mee verkeren. En dan te bedenken
dat we leven in een wereld met talen in vele uitvoeringen elk met eigen
nuances.
Deze linguïstische wending die de focus van de filosofie van het wezen
van de dingen verlegde naar het wezen van de mens als denkend wezen. Te bezien
vanuit de taal van z´n collectief. De inleiding ook van de sociologie, de
studie naar de relaties tussen mensen in een samenleving naar het discours, van
hoe gepraat wordt, de daaruit volgende moraal. De geloven die ze dicteren.
‘Samenlevingen worden bijeengehouden door morele regels.’ Emile Durkheim
(1858-1917) Hij zag de evolutie van die moraliteit van primitief naar complex,
van gericht op het collectieve naar het individuele. Traditionele samenlevingen
die stoelden op één moraal voor handelen en denken. Bevestigd door religies en
met straffen voor afwijkend gedrag. De moderne samenlevingen met tolerantie voor
individuele verschillen in moraal, denken, geloven. De cultus van gelijke rechten
voor iedereen. Met als probleem de plichten.
De erosie daardoor van samenlevingen. ‘Want met alleen egoïsten geen
samenleving’. De huidige zoektocht naar een moraal met rechten en plichten
waarbinnen iedereen vrij blijft.
De relatie tussen taal, gedachte
en werkelijkheid. De taal als verbinding daar tussen. De zoektocht van
Ludwig Wittgenstein (1889-1951). ‘Taal is de waarneembare vorm van ons denken.
De logica van zinnen moet een afbeelding, afspiegeling zijn van de
werkelijkheid. Alles dat over iets in die zin gezegd kan worden kan helder
worden gezegd. En zo niet, dan is het beter daarover te zwijgen’.
De problematiek van wat we vinden van de wereld. Zijn verbazing dat die
wereld er is en er niet niet is. Zijn streven naar vernietiging van de westerse
metafysicacultuur, het bedacht hogere achter de dingen, een te gehoorzamen
buitenmenselijke ethiek.
‘De mens is genetisch bepaald een praatgraag dier. Kinderen leren als
vanzelf praten, hebben daarvoor een aangeboren aanleg.’ Avram Noam Chomsky
(1928). We beginnen niet met een schone lei. Een brein met het vermogen tot
bewust denken. Dat we programmeren met het vanzelfsprekende van de alledaagse
werkelijkheid. De meeste mens die daarnaar deugen. En daarmee al naar hun samenleving deugt. Uitsluiting,racisme,
adel, te bedenken als een nationale deugd.
Schrijven, het noteren van denken in tekens met betekenis, maakt de mens
bewust van z’n falen in dat denken, van niet anders dan met de eigen
woordenschat kunnen denken. De filosoof, wetenschapper, kunstenaar die worstelt
met z’n gedachten, als die ze probeert te verwoorden. Dat soms leidt tot nieuwe
woorden en daarmee tot de evolutie van de taal. Die niet zonder boeken, en
mensen die ze lezen.
Claude Levy-Strauss (1908).
Culturen zijn naar hun mythe. Die geven samenlevingen structuur, een ‘langue’
voor het actueel met elkaar praten en verkeren Met individueel verschillende
inhouden, opvattingen, het persoonlijke ‘parole’. Maar wel binnen die
gemeenschappelijke structuur . Een structuur die onderhevig is aan een
constante evolutie, aanpassing aan veranderingen van opvattingen, kennis en
ervaring. De mythe die dan ook niet tijdloos is maar naar opeenvolgende steeds
nieuwe paradigma’s, wezenlijk andere visies op een cultuur. De fase waarin we
nu zitten. Net als een slang ons zien te bevrijden van verouderde paradigma’s.
‘Denken van onder af, het actueel gebeuren, de blikseminslagen nu’. Het
ineens zien van het universele in het toevallige. De enkeling die nieuwe
mogelijkheden bedenkt en daarmee die actuerl geüniformeerde mythe verandert.
Michel Foucault (1926-1984). ‘Wat en hoe is de relatie tussen persoonlijke
kennis met die van de heersende machten? Hoe bepalend zijn hun verhalen die we
verteld krijgen voor ons denken? Is wetenschappelijke kennis niet meer dan een
middel tot sociale controle?’ En van
autoritaire regimes en religies, ideologieën. In zijn tijd volop aan de orde.
De opvattingen over waanzin in de achttiende eeuw, toen een motief om
iedereen die slecht mee kwam in de maatschappij te weren, op te sluiten en te
behandelen als verdoemd. Nieuwe inzichten die gevangenissen de rol van
executies lieten overnemen. Het controleren en beïnvloeden van de geest als een
beter middel dan straffen. Het blijven geloven in mensen. En ze zo nodig
begeleiden.
‘De concepten waarmee we onszelf begrijpen en verantwoorden. Voor wat we
vinden dat normaal is, hoe het hoort. Die naar de actuele mythe’. Voortdurend
onderhevig aan veranderingen. ‘Die niet gericht zijn op vooruitgang. Maar naar
de behoefte van machten om het gedrag van individuen te reguleren en te
controleren. De mythes van het nationalisme, neoliberalisme, dictators,
kwakzalvers’. Een pessimistische verhaal, bedoeld om een en ander te
ontmaskeren en te veranderen. Uiterst actueel ook in deze tijd.
‘In de mens vallen de structuren van taal, spreken en denken samen. Elk
woord is een verhaal en daarmee verbonden, verweven met de actuele structuur
van denken. Het woord bacterie is gekoppeld aan de actuele kennis daarvan, het
woord ‘oerknal’ aan de opvattingen daarover. De waarheid is de illusie van de
filosofie waarin men gelooft. Het idee dat de mens greep heeft op eigen taal,
en daarmee een rationeel autonoom denkend wezen is, vergeet het maar’. Jacques
Derrida (1930) Onze kijk op de wereld is
altijd subjectief, reikt niet verder dan de actuele taal, de mythe die we
hebben meegekregen en waarmee we dan ook hebben te leven. Een mythe die
evolueert en dus leidt tot steeds andere mensen. En of die beter zijn? Vergeet
ook dat maar;
Een visie die elke objectieve structuur voor die mythe ontkent. Derrida
ondergraaft daarmee ook het idee van de mens als rationeel bewust z’n denken
beheersend subject. Iedereen is naar de relativiteit van zijn tijd en met z’n
mythen. Met uiteraard z’n consequenties voor samenlevingen. Corona dat maar een
griepje is. Dat we worden omvolkt.
Standvastig in geloof, stellig van overtuigingen, zelfverzekerd van
standpunten. Bevestigd met rituelen en vertoon. Willen we naar de dam; dan gaan
we! Die zwarte knecht, een traditioneel recht. Het debat om gelijk te krijgen.
Gelijk hebben komt later wel. Die kerncentrales sluiten, of juist niet. Die
terroristen gaan we uitroeien. Die zichzelf beleven als verzetshelden.De
dialoog op zoek naar overeenstemming, polderen. Slappe knieën krijgen,
ideologische veren verliezen. Jezelf steeds weer opnieuw moeten uitvinden.
Met voor iedereen het vermogen zich van verstarring en verstoffing los
te maken. Door vragen blijven stellen en vrij te denken. Een moeizaam verhaal.
De politiek van wel anders, vernieuwing,
maar niet weten hoe.
De gave van ons vermogen tot een zuivere rede, door Immanuel Kant (1724-1804) bedacht. Denken en bedenken
naar eigen ingeving, vrij van het vertelde, de gebaande paden. De mens die
daarmee een innovatief moment is in de evolutie. De mens die zich daarmee vrij
maakte van de blinde natuur, een eigen cultuur schiep. Die daardoor sneller werd
dan alle dieren, hoger kon vliegen dan de vogels, het meest dodelijke en wrede dier
werd. Die de mensheid zowel kan verheffen als uitroeien. Mensen inzetten als
middel om idealen te verwezenlijken. Die zuivere rede die tot op alle uitersten
gaat.
De taal van de wiskunde als de meest logische en ondubbelzinnige. Bertrand
Russell (1872-1970). D ie altijd begint met axioma’s, niet te
bewijzen stellingen. Zoals de kortste verbinding tussen twee punten is een
rechte lijn. Die in een kromme ruimte die niet mogelijk zijn. Waarvoor dan ook
weer een wiskunde is te bedenken. Wel weer vanuit axioma’s. We zitten in een
wereld waar we ook met deze taal niet uit kunnen.
Kennis en inzicht wordt verkregen door de wetenschap. Francis Bacon
(1561-1626). ‘Geef dus het woord aan rationele denkers en doeners. De verhalen
van Plato en Aristoteles; spinsels aan de binnenkant van het hoofd. Laat de
dingen van de wereld hun verhaal vertellen. Door er steeds beter naar te
luisteren. Objectief waarnemen en thesen proefondervindelijk, empirisch
trachten te bewijzen. De uitkomsten nooit absoluut nemen, maar ze steeds weer
proberen te weerleggen, almaar blijven zoeken naar de vraag in het antwoord.
Waarbij we ook daarmee alleen begrijpen vanuit de taal waarin we leven.
Het voor ons vanzelfsprekende. We het daarmee moeten doen, met het voor ons
praktisch bruikbare van die kennis.
Ons fenomeen ‘mens zijn’ dat we fundamenteel nooit zullen doorgronden.
Met een evolutie zolang onze planeet die mogelijk maakt.
Het
gender. zze
Leven dat z’n voorplanting regelt met mannelijk en vrouwelijk. Planten
die beide combineren, en met seks via insecten. Dieren met gescheiden functies.
Mensen die daarbij weer het een en ander bedachten. En dat maatschappelijk bevestigeden.
‘Prehistorische mannen die hun
vrouwen aan het werk zagen. Hun kinderen, huisdieren, akkers verzorgend. De
willige akkers van hun zaad. Wachtend tot het eten klaar was en ze konden
mee-eten. Alle tijd hadden om daarover te filosoferen. Te concluderen dat het
zo goed geregeld was. Kennelijk de wil van hogere machten.’ Uit een les op
school, van een man.
Waarmee een man en vrouw zijn was bedacht. Bevestigd door te bedenken religies, Eva uit een rib
van Adam. Die hem z’n paradijs kostte. Met nog steeds rampzalige gevolgen voor
vrouwen.
Een bevruchting die resulteert in een embryo met de potentie voor beide geslachten. Waarbij
die met het chromosoom XX zich voltooid
tot het vrucht kunnen dragen en voeden, het vrouwelijk. De complete benutting
dus van die potentie. Terwijl dat met chromosoom XY, een X met een poot er af,
zich beperkt tot het zaadgevend
mannelijk. Een deels gemankeerd vrouwelijk. Mannen met in aanzet tepels, die
zich niet tot borsten ontplooiden. Plus een drift zich te willen bewijzen als
het beste en sterkste. Het mannelijk elkaar bestrijdend tot op doden. Dat daar
geen moeite mee hebben.
Een ontwikkeling van een embryo met variaties. De regenboogvlag. Waarmee
de geschiedenis moeite mee heeft. Dat niet past in religies. Wat het mannelijk ondermijnt.
Trots op eervol sterven in de strijd. Welke dan ook. Knokploegen ter begeleiding van sport. Crimineel
mannelijk met geen enkele moeite met moord. Geweld achter de voordeur.
Beperkt tot een klein deel van het mannelijk. Wel maatschappelijk
dominant. Met het de rest vooral willig in gelid. Door veel vrouwen instinctief
geambieerd. Dat ons mens zijn, vrouwelijk noch mannelijk, in de weg staat. Het
zich met vertoon nog altijd als man of vrouw presenteren.
Belet dat vrouwen mens worden. Laat ze vooral niet gaan denken’. Mary
Wollstonecraft (1759-1797), die deze mannelijke
strategie aan de orde stelde. Begreep hoe opvoeding en onderwijs hun ontplooiing
onderdrukten. Vrouwen die niet mochten
studeren, schrijven, schilderen, componeren. Met seks alleen om de kinderen
te krijgen voor mannen. Hun stambomen alleen volgens de mannelijke lijn.
Simone de Beauvoire (1908-1986). ‘Men wordt niet als vrouw geboren maar
gemaakt’. Naar de cultuur van mannen. Vrouwen die wakker moesten worden. Die te
veel en te gedwee met dat mannelijk verhaal mee gingen. Seks hebben om mannen
hun plezier daarin te gunnen.
Schrijfster Virginia Woolf (1982-1941) die zich afvroeg waarom er
nauwelijks vrouwelijke schrijvers waren geweest. ‘Vrouwen hadden daarvoor geen
geld, eigen plek, geen tijd als mevrouw van een meneer, met de zorg van zijn kinderen,
op tijd te eten hebben, z’n huis poetsen. Zowel mannen als vrouwen met wel dat vermogen
van denken en bedenken. Rn daarmee ‘mens zijn’.
Vrouwen die door de glazen plafonds heen breken. Die het op school vaak beter doen. Die financieel
vrij en onafhankelijk worden. Het
huwelijk niet meer zo nodig re hebben. Met ook gevoel voor zakelijkheid, misschien
wel beter in beheren en behouden. Die de toekomst voor ons bestel mogelijk gaan
bepalen!? Met het mannelijk op z’n retour. Met reacties van vettoon, geweld,
snorren en baarden. Wat heeft ze nu weer aan. En wat hij draagt dat niet kan.
Per week een vermoorde vrouw in Nederland.
Alles
is bedacht. zzf
De wereld die we beleven naar ons daarin zijn met ons denken en
bedenken. In de taal waarin we leven. Iets pas zien als we het woord wetten, De
taal waarmee we geschiedenis zijn en schrijven. Met wereldwijd vele talen. Vooral
naar verhalen van religies. Steeds meer op één noemer door wat we maken en
verhandelen.
De geschiedenis als erfzonde te verantwoorden. Inmiddels sorry voor de
slavernij. De laagste prijsgarantie die moet mogen. Daardoor willen vluchten
weer niet.
De bedachte waarheden. Die van religies met normen en waarden voor een
te verantwoorden leven en
geboden en verboden voor een gedicteerd. Van wetenschappen naar het
feitelijke van wat we waarnemen. Resulterend in het praktisch bruikbaar.
Waarmee we aan zet e in een evolutie. Wel
praktisch te begrijpen maar als fase daarin nooit fundamenteel.
Met steeds meer beheersing van z’n mogelijkheden, van het materiële tot
z’n op de elektronen. Praktisch volmaakte en in overdaad. Waaraan we verslaafd
raken. Op zoek moeten naar een ascese, collectief in gelijkwaardigheid.
De relativiteit van die beheersing, naar de taal waarin we leven. Met ook
weer z’n bedenken, de media. Wetenschap
als ook maar een mening. De Holocaust ontkennen en bevestigen met ‘from the
River to the sea’. ‘Dat nooit meer’ en toch weer oorlog in Europa. Radicaal
echts met linkse thema’szodat links rechts stemt. Rechters,die niet deugen, het
nepparlement, vaccins een complot, journalisten; tuig van de richel.
Het fundamenteel onzekere in alles wat we bedenken. En de behoefte aan zekerheden.
Geloof in mensen die ze menen te kunnen bieden. Het graag volgen van vaandel-
fakkeldragers, dictators. Het verleden willen
vergeten. Dat vertelt waarop dat meestal
uitkomt. De in feite nog maar prille democratie
met z’n rechtssystemen. daarmee in op spel zetten.
Leven in verhalen van verwarring. Jean Boudrillard (1927-2007). ‘We zijn
op weg naar parallelle van elkaar gescheiden samenlevingen. De architecten die
de steden opdelen in af te sluiten ruimten voor soort zoekt soort. De
consumptiemens levend in de schijnwereld van reclames, het almaar verleidelijk
verwarrend anders, met de verveling van in feite steeds hetzelfde en niks
nieuws. Het ontbreken van visies en daarmee perspectieven. Versluierd door de
spektakels van het dagelijks nieuws. Politieke deformatie van waarheden en
scheldend inspelen op tegenspelers. De actuele verwarring van zin en onzin in
een zich wel vervolmakende wereld. De nieuwe generatie die daarmee staat voor
een mondiale breuk, z’n filosofen opnieuw heeft te herlezen. Om zich daarmee
een geschiedenis te geven en zo die kloof te overbruggen. Die door lering en
verdieping een opnieuw en anders beginnen en elan te geven. Met echt zicht op
beter. Welke personen zijn in staat de fakkels van onze filosofen over te
nemen? En zijn dat er voldoende als tegenwicht tegenover de huidige media. De
daardoor vooral boze burger’?
‘Is het zinkende schip nog te redden of bevindt het zich al in de staat
van de Titanic?’ Geert Mak in een college tour in 2016. ‘Onderin zien we immers
al velen opgesloten door hekken verdrinken. De rijken die als ratten het schip
het eerst verlatend’.
Peter Sloterdijk (1947) ‘Onze
grote thema’s zijn niets anders dan ontwijkingen en halve waarheden. De huidige
westerse maatschappij is vooral gebaseerd op nihilisme, met als antwoord
cynisme. We moeten op zoek naar methoden om ons opnieuw te temmen, te oefenen
voor het leven, te ontworstelen aan het lot. Het lot dat iedereen opzadelt met
een toevallig en vaak invalide begin. Om vervolgens daarmee wat van het leven
zien te maken. Waarin velen maar beperkt in slagen. Wat zich manifesteert in de
anarchie van de volkswil vanuit woede over het lot getrokken en de onmacht om
daarmee te leven. Met kwalijke politieke consequenties, de boze burger die
vooral nee wil zeggen. En daarmee de werkelijke thema’s ontwijkend. Met de
vraag wat daaraan te doen, hoe nieuwe generaties te trainen voor het ongewisse
van de moderne wereld, die elk geloof in het hogere of wijze meesters heeft
afgezworen en alle moraal als vrijblijvend beschouwt. Een wereld waarin zij die het wel even maken
geen visies meer hebben, vooral afwachten wat er komt en bekijken hoe daarop
adequaat te reageren. Het veel te veel almaar laverend naar daarvoor veilige
havens. De winnaars die het leven beleven als een bevrijding. Verliezers die op
zoek gaan naar troost en daardoor makkelijk prooi worden van schijnzekerheden en drugs. Speculeren over de
toekomst. Wat gaat die worden, zou die moeten worden? Daarover denken.
Persoonlijk en maatschappelijk. Vanuit verwachtingen op visies inzetten en zien
of het goed uit pakt. Met wel de vraag
van wat is goed en voor wie? De geschiedenis
van ons denken herbedenken’.
Onze filosofen herlezen. Met hun idealen en falen. Van wat waar is dat
niet mag mogen of juist wel. Dat anders moet of beter Dat bedenken.
En dan verdwalen in noodwendigheden van fictieve idealen. Thomas More
(1478-1535), bewogen door de
verpaupering in zijn land Engeland, door de privatisering van de gemene
gronden. Waarop schapen beter rendeerden dan boeren. Die verjaagd naar de
steden daar goedkoop bruikbaar waren voor de opkomende industrie. Goedkoper nog
dan te kopen en onderhouden slaven.
‘Dit moet anders en kan beter, eerlijker’. Die een soort christelijk
communistisch samenleven bedacht. Naar verhalen over indianen die alles samen
deden en deelden. Een simpele en autoritaire samenleving. Zonder persoonlijk
bezit en met iedereen sober gekleed, gehuisvest in uniforme steden. Voor allen
gelijke regimes van arbeid. Met lijfeigenen, mensen die straf verdienden. Saai
en nauwelijks menswaardig. Waarin More zeker niet zou passen. Een visie die
zijn bestel niet zag zitten. Dat hem dan ook de kop koste. Het lot van veel
sociale bewogen mensen tot op heden.
Karl Marx (1818-1883), eveneens door maatschappelijke ellende sociaal
bewogen, die ook zo’n verhaal bedacht, in zijn boek ‘Das Kapitaal’ uitgewerkt.
Met de mens als noodlotsfiguur in de evolutie. Gevangen en verpauperd in structuren
en systemen van privaat bezit en productieverhoudingen. Een fatale antithese,
die vroeg om een verlossende these, en uitzicht op een eindsynthese. Een
volmaakte voltooiing die iedereen vrij en gelukkig zou maken.
Met wel de mens als middel, materiaal voor dit bedachte. In praktijk
gebracht met als eindspel maatschappelijke
nachtmerries, tot op heden. De verklaring van de actuele huiver voor
bedachte samenlevingen. En de voorkeur voor het ‘laisser faire laisser aller’,
Die evolutie door ons heen gewoon z’n gang laten gaan. En niet verstoren met
dergelijke onmogelijke utopieën.
‘Al het bedacht dat begint met
een these, een idee. Die zien te bewijzen als praktisch bruibaar’. Het verhaal
van innovaties met thesen, antithesen en synthesen. Met het praktisch volmaakte
als eindsynthese.
‘Naar de een noodwendigheid, de wil van de wereld waarin we zijn. En wat
wij willen’. Het verhaal van George Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). ‘Er is
een ultieme waarheid, een wereldziel. die zich door de tijd heen openbaart en
waar maakt. Naar een dialectisch proces. Waarin contradicties noodwendig leiden
tot nieuwe ideeën, en wel steeds betere’. Het idee, de these die z’n antithese
bewijst, z’n gebreken en onvolkomenheden. Die leiden tot het zoeken naar een
synthese, de eliminatie ervan. Een synthese die weer een these is, met z’n
antithese, enzovoort. Die almaar oplossen. Tot op het bereiken van de
eindsynthese. De voltooiing van dit proces tot op de eindwaarden van die
wereldziel. Door hem bedacht voor de samenleving. Waarbij Hegel het Duitse
keizerrijk zag als een eindsynthese.
Karl Marx die de dialectiek van Hegel betrok op zijn noodlotsgeschiedenis
van het proletariaat. Een verhaal dat zich bewijst met de noodwendige uitontwikkeling
van producten tot op praktisch volmaakt eindwaarden.
‘De mens is aan zet in de evolutie. Waar we niet onder uit komen’.
Baruch Spinoza (1632-1677), die eveneens geloofde in een wereldziel. ‘Alles in
het universum is één, en dat ene is wat wij God noemen. En dat ligt besloten in
de natuur. Die is zijn wil. En is uit op het goede. Waarbij wij mensen ook een
product zijn van die natuur, en daarmee middel voor dit goddelijke plan. We
hebben daarin dan ook geen vrije wil. We denken wel vrij te zijn maar zijn ons
alleen maar bewust van ons denken en het daarnaar handelen. Waarin die wil van
de natuur in ons oplicht.
Een verhaal dat ons fenomeen ‘mens zijn’ herleidt tot een goddelijk
gewilde fase in de evolutie. Die het goede en volmaakte in zich heeft. Maar wel
door ons mensen waar te maken, daarvoor al of niet te kiezen.
Democratisch. Spinoza was dan ook een
voorvechter van de democratie. Wat hem hoogst kwalijk werd genomen.
De stijl van zijn van Diogenes (400-325
vCr). Zijn keuze voor een sober leven, in een ton. Die al het bestaande met
cynisme bezag. Als overbodig en zinloos. Hij was leuk noch gezellig. Het agressief
alternatieve van denken voorop te lopen, maar in feite alleen te dwalen. Het
zich boven het gewone te wanen, maar daardoor er buiten staan, door er binnen
niets te betekenen. Gelijk krijgen dat belangrijker is dan gelijk hebben. De
eigen mening als een fundamenteel recht.
‘Elk mens begint onbeholpen en moet net als
lopen ook leren leven en denken. In de daarvoor gegeven tijd, met mede z’n
verdorvenheden’. Soren Kierkegaard
(1813-1855), de vader van het existentialisme, de stroming die de individuele
vrijheid, de persoonlijke verantwoordelijkheid primair stelt. ‘Ieder mens is
uniek en verantwoordelijk voor z’n daden, lot en ethos’.
‘Wat ons tijdperk mist is niet bespiegeling maar passie. En dan niet
voor iets metafysisch maar voor een
waardig leven en sterven. Vanuit persoonlijke kracht, van binnen uit en naar
eigen beleving. Niet naar de rede, het verhaal immers van anderen. Of een te
gehoorzamen god, te dienen ideologie, te volgen visie, oproep tot voltooiing
van de wil van de schepping’.
Zijn reactie op de in zijn tijd maatschappelijke minachting voor het
individu. En op de vragen van de verlichting, het idee van alles eens te weten,
.‘Is er een wereld apart van de bewuste toeschouwer, en hoe dan? Terwijl
die zich alleen daarin manifesteert, naar wat daarvan wordt begrepen.’ Zonder ons zelfbewustzijn is er geen
bewustzijn van het zijn. Met dus de vraag wat is dan dat zijn, en dat
zelfbewustzijn in dat zijn? Waarom is er iets en niet niets.? Vragen waarmee iedereen zou moeten beginnen.
Vragen waarop Martin Heidegger (1889-1976) door ging. ‘Vanuit een door
iedereen beleefd iets, het daarin zijn, een Dasein, een centrum van handelen in
de tijd’. Een Dasein dat de dingen primair ziet als gereedschap en beoordeelt
op bruikbaarheid. Zo dit Dasein maakt
tot zinvol en doelgericht, voor de tijd dat ‘Dasein’ gegeven. Het zinvol zijn
met de dingen.
Ieders ‘er zijn’ dat op die manier een manifestatie is in de evolutie
van het zijn. Heidegger verwerpt daarmee ook een wereld apart van een bewuste
toeschouwer. Het cartesiaanse dualisme met het naast elkaar bestaan van subject
en object. Het geloof in een onafhankelijke ziel in de lichamelijke mens.
‘Iaren we mens zijn, nu. naar ons vermogen tot creativiteit. Met kunst,
verhalen schrijven, muziek maken. Zonder enige verzanding in eindwaarden of
voltooiingen’.
Het zijn en het niet zijn, ‘L étre et le néant’, het thema van Jean-Paul
Sartre (1905-1980). ‘Onze existentie
gaat vooraf aan onze essentie, we beginnen zonder doel en definitie. Die
krijgen we pas met het leven dat we leiden en waarvoor we kiezen, dat het beste
past bij onze existentie, ons noodwendig bepaald ‘er zijn’. Daarbij zijn altijd
vrije keuzes te maken. Waarbij er vaak sprake is van sociale dwang. Een keuze die
nooit daarop valt af te schuiven, altijd is ter eigen verantwoording. Iedereen
bepaalt zelf z’n zin voor de samenleving.
‘Wat leidt tot angst voor die opgave, tot vergetelijkheid om die te
ontlopen, tot wanhoop. Omdat we bij die keuzes nergens houvast vinden dan
alleen in eigen essentie, existentie’. De mens veroordeeld tot absolute
vrijheid en die zelf z’n lot moeten bepalen. Een voortdurend gevecht tussen
obsceniteit en beter willen, gemakzucht en doorzetten, begrijpen en
vervreemden. ‘Zo een onrustig ‘niet materieel ding’ zijn. In de moderne
bodemloze wereld op zoek naar dingen
voor zelfverwerkelijking.’
Op vele manieren probeerde Sartre zelf als bodemloze voet aan de grond
te krijgen. Door zich te engageren met ideologieën als het marxisme, met zijn
verhalen over eigen keuzes en zingeving, in vele boeken en geschriften. In de
tijd van vooral ideologische verwarring.
‘We proberen zin te geven aan het iets van een op zich zinloze wereld’.
De mens als zingevend element in de onredelijke stilte van een absurde wereld’.
Albert Camus (1913-1960). ‘We leven zonder iets te bereiken. Als Sisyphus duwen
we een steen een berg op, zodat die op de top gebracht weer terug kan rollen.
Het genie van de mens gedoemd om ten onder te gaan met de dood van ons
zonnestelsel. ‘Waarom dan nu al niet zelfmoord plegen? Of moeten we rebelleren,
leven tot op het maximale?’ In zijn boek ‘De pest’ doet de mens gewoon wat te
doen valt, anderen bijstaan. Daarbij zou zelfmoord plegen een nederlaag
betekenen, de ontkenning van de menselijke
existentie, met z’n zowel angst als vrijheid, beide te beleven naar
eigen vrije keuze.
Het verhaal van een beleving van de absurditeit van de wereld. Waarin
overvloedig wordt gezaaid, maar met kansen voor slechts enkelen om te
ontkiemen. Het uitzichtloze van mensen die in het hier en nu niet meekomen,
werkloos zijn, worden verstoten, vervolgd, gediscrimineerd, geëlimineerd. De periode tussen de eerste en de tweede
wereldoorlog. De derde die al dreigt te beginnen.
Maurice Merleau-Ponty (1908-1961). De dubbelzinnigheid van de
waarneming, de directe en die van het intuïtieve. Iets zien en vervolgens
daarbij iets beleven. Begeerte, angst, vreugde. De existentiële waarneming, het
van hoe de dingen bewust worden en te verantwoorden zijn’. De mens die binnen
een op zich absurd en zinloos ‘er zijn’, die de vrijheid heeft om z’n bestaan
naar eigen ethiek en zin te geven. De schepping die op zich geen zin heeft.’
Een wereld die er voor die perceptie al is en onafhankelijk daarvan.
‘Ons innerlijk ‘er zijn’ dat niet boven of buiten die wereld opereert maar er
in zit en er mee is. Veroordeeld tot zelf zin te geven aan die wereld, tot
persoonlijk beslissen en verantwoorden’. De wereld primair beoordelen op z’n
bruikbaarheid voor overleven en leuk, interessant kunnen leven.
Een wereld die daardoor voor ons nooit kenbaar wordt. Altijd is naar die
persoonlijke zingeving en beoordeling op bruikbaarheid. Waarnemen is daardoor
altijd geloven en verklaren vanuit de wijze waarop we in de wereld zijn, de
taal waarin weleven.
Merleau-Ponty leefde in de
tijd van heftig botsende ideologieën: marxisme, kapitalisme, liberalisme,
conservatisme. Daarbij wees hij elke absolute waarheid, iedere stellingname
af, zag hij ze alle als betrekkelijk en te falsificeren.
‘Verwerp de noodwendigheid van het dialectisch denken, de wil van de
geschiedenis of het bovennatuurlijke. Blijf vragen stellen zoals Socrates deed. Wat zijn de doelen en is de zin van een
standpunt, wat zijn de mogelijke middelen om het waar te maken, en naar welke
politiek?’.
Een beleving van de wereld als vreemd en volop twijfels. De materiële
wereld waarin we zijn, ‘je en suis’. Met al die anderen waarmee we
communiceren; In de door ons geschapen menselijke ruimte, ‘waarmee we samen
zijn’. Ons discours over de dingen, onbepaald ,tot we samen het woord weten, we
ze daarmee samen bepalen, zin weten te geven. De woorden van het alledaags
vanzelfsprekende, ‘des parole parlé’. En de woorden die nog zin en betekenis
zoeken ‘des parole parlant’. Het samen zoeken naar de taal voor ons ‘er zijn’
in de wereld.
Arthur
Schopenhauer (1788-1860) was getuige van de ontreddering van Europa na de slag
van Waterloo, van het debacle van de revolutie en het herstel van het
feodalisme. De republiek der Nederlanden die degradeerde tot een absoluut
koninkrijk. De revolutie was dood en Europa verwoest door rondtrekkende en
plunderende legers. ‘Het resultaat van ‘de wil’ die wereld regeert,
weerspiegeld in de chaos van een heelal zonder een god en hemelse
verwachtingen.
‘Het
leven is kort, maar de waarheid leeft lang. Laten we die dus spreken.’ Zijn
inspiratie voor zijn ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’, een boek dat je
volgens hem een aantal keren te lezen om het goed te kunnen begrijpen.
‘De
uitwendige wereld is naar wat onze geest zich daarvan verbeeldt. Een geest die
is naar een ‘universele wil. Die de
wereld regeert en onze geest dicteert. Daarbij is ons bewustzijn slechts de
korst op ons onbewuste gedirigeerde willen. Een vitale kracht in ons door
driften en instincten gestuurd. ‘Wil je iemand overtuigen, speel dan in op z’n
begeerten’. Het verstand is niet meer dan een uitvoerend orgaan om gewilde
verhoudingen naar die kracht met de buitenwereld te regelen. Onze vrij wil is
slechts een illusie’.
‘Onbewust
zijn is de natuurlijke toestand van alle dingen. Planten zijn zich nog volkomen
onbewust. Met het dierlijke ontwikkelt zich daarop die korst van bewustzijn. De
natuurlijke wil van leven is dat zo volkomen mogelijk te leven. Daarbij ook de
dood willen overleven, met de begeerte tot voortplanting, van seks moeten. De
organen daartoe als tegenpool van het verstand. Die voortplanting bereikt en
seks niet verder mogelijk zien velen het leven als beëindigd, worden mensen
levensmoe, dementeren ze.’
‘Alleen
in ruimte en tijd lijken we vrije en individuele wezens. Maar in feite zijn we
onderdeel van een soort die de ‘universele wil’ in stand wil houden. Had een in de ruimte geworpen steen
bewustzijn dan zou die denken zich uit vrije wil te bewegen. Maar niets in die
steen noch in de mens is naar een persoonlijk vrij willen’.
‘De
wereld van deze wil is er een van vooral lijden. Want de begeerte is eindeloos
en de bevrediging altijd beperkt, is nooit helemaal naar het verbeelde. Het
gewaande ideaal maakt nooit volmaakt gelukkig, introduceert daardoor steeds
nieuw lijden, door de prikkel van steeds nieuwe begeerten. Aristoteles zei het al: De wijze zoekt niet
het geluk maar de bevrijding van zorg en smart. Wees dus tevreden met het betrekkelijk
goede. En dat eenmaal bereikt, blijft over de verveling’. Schopenhauer had net
geld genoeg om zich een arbeidsloos bestaan te kunnen veroorloven, kon zich dus
eindeloos te vervelen.
‘Hoger
ontwikkelde dieren worden steeds gevoeliger voor smart. Insecten voelen
nauwelijks pijn, zoogdieren al veel meer. Kennis vermeerdert smart, maakt
gevoeliger voor kwaad en ellende. Daarbij is de gedachte aan de dood pijnlijker
dan de dood zelf. Aan het eind van het leven wijs en berustend geworden wacht
de almaar naderende terechtstelling. Talmt de dood dan is dat als het spelen
van de kat met een hulpeloze muis. Zelfmoord lost dit probleem niet op,
elimineert wel de individuele wil, maar niet die van de soort’.
‘Wijsheid
kan verlossing bieden. Openbaart bijvoorbeeld
het nutteloze van de begeerte naar het stoffelijke. Hoe het streven naar
rijkdom verzandt in te veel overbodig bezit. Beperk dat tot wat je zinvol weet
te maken, waarmee je wat kunt doen, dat je opbeurt. Bevredig vooral de
geestelijke behoeften, want rijkdom resulteert slechts in verveling. En alleen
wijsheid is de ware weg om daaraan te ontsnappen. Hoe beter we onze
hartstochten kennen des te beter kunnen we ze temmen’.
‘Het
genie is de hoogste vorm van willoze kennis. Manifest in het schone en ware van
geniale kunstenaars. Niet kennis maar zuiver voelen weet ons te bevrijden, mooie muziek maakt mensen blij’.
‘Het
Christendom komt met z’n erfzonde dicht bij de waarheid, het kwaad van die
universele wil. Dat mensen almaar verleidt tot begeren. Oosterse religies laten
met hun streven naar onthechting, ultiem in het nirwana, begeerten verdampen.
Bieden zo een bevrijding van de soort’. De wereld primair zien als in wezen
innerlijk en intuïtief en niet uitwendig en intellectueel. Eens de verlossing
voor het rationele westen?
‘De
voortplanting is vooral van de schuld van de vrouw, die als ze jong is daartoe
verleidt. Welke misdaad hebben kinderen begaan dat ze geboren moeten worden?’
Is de vrouw eenmaal bevrucht en heeft ze haar nest vol, dan verliest ze ook
haar schoonheid’. Schopenhauer haatte zijn moeder, die na de dood van zijn
vader rijk en van aanzien, sociaal volop wist te genieten van haar begeerten.
‘Vrouwen zijn geneigd tot buitensporigheden en moeten dan ook goed in het
gareel worden gehouden. En des te minder we met ze te maken hebben des te
beter’. Hij bleef dan ook zijn hele leven vrijgezel.
Het
verhaal van het klaagzieke en vermoeide Europa. Dat met het herstel van de oude
regimes al z’n idealen van de revolutie kwijt was. Van de pessimistische
cynische en eenzame mens, de verbitterde romanticus die z’n verwachtingen zag
verpulveren in afbraak en ellende, waarvoor miljoenen het leven hadden gelaten.
De negentiende eeuw, een dieptepunt in de menselijke beschaving. De inleiding
van de volgende met nog meer oorlogen.
Friedrich Nietzsche (1844-1900) die positief bleef, op een niet altijd
goed begrepen manier. ‘Wat is het wezen van de mens en wat wil die met al dat
praktisch bruikbare van ons weten en maken?’ De mens tot dan toe vooral middel,
materiaal voor vervolmaking van grote verhalen, van naties, religies,
economieën.
‘De mens, een tijdelijk middelpunt van een eigen belevingen in het
universum. Voorzien van middelen om van dat tijdelijke iets te maken’.
Nietzsche die uitdaagt tot
geestelijke zelfgeboorte via zelfkennis tot zelfverwerkelijking. ‘Met iedereen
in zich de wil tot eigen vervolmaking, het verlangen naar ‘Übermensch, al het
zich verbeelde externe te willen beheersen’. Meester zijn over eigen lot,
passies. ‘Der Wille zur Macht’. ‘Bevestig het leven met ja! En niet met een
slavenmoraal die religies prediken, de wrok van de zwakken tegen de sterken.
Het ja van het fysiek sterke van de creatieve elite. Noodzakelijk voor de
evolutionaire vooruitgang van de mensheid. Wees in die zin een deugdzaam mens,
met grote levensvormen, goed voor de samenleving en de zwakken.’
De supersterren in cultuur, wetenschappen, politiek, sport, vermaak,
vertier, glamour. Die de ficties over voltooide filosofieën en versteende
religies een nieuw elan geven. De mens
als vrij en zingevend moment, zelf scheppend en zich verantwoordend.
Zijn vooral geloof in het positieve verhaal. Van Schopenhauer ontleende
hij de wil die de mens aandrijft, het idee van de Übermensch van Darwin, dat
het sterke overwint. Goed is wat overleeft en slecht wat de strijd opgeeft
en verliest. Een verhaal dat de zedenleer van vooral goed zijn voor de
kudde opzij schoof. ‘Geef de in ieders leven besloten wil alle kansen. De wil
tot strijd, macht en daarmee beheersing van de evolutie naar hoger en steeds
volmaakter’. Met een basis van bestaanszekerheid, een platform waarmee een
daarmee beginnen mogelijk is.
De mens die daardoor ook het wreedste dier werd, voor de natuur en
zichzelf. ‘Aan de sterken, een elite om ook dat dierlijke in het gareel te houden’.
De wreedheid als vreugde en verrukking van de mens in de oudheid, het met genoegen martelen in de Middeleeuwen,
de huidige onverschilligheid over het lot van dieren voor de slacht, mensen in
sloppenwijken. Op sociale media leven in een beerput van bedorven denken. ‘Doe
daar wat aan, verhef jezelf met je talenten!’
Is de schepping doelgericht, en uit op een ideale samenleving? Volgens
Henry Louis Bergson (1859-1941) beslist niet. Hij zag daarin twee
conflicterende krachten. Een diversifiërende kracht , die van de materie,
entropie, het alles eens uniform. Het universum dat daarmee uitdijend tot op
z’n warmtedood. En een schepende levenskracht, een ‘élan vital’, het tijdelijk
leven eigen. Die de materie dwingt tot die evolutie daardoor heen omhoog. Die ons stimuleert tot continue
innovatie, het almaar willen vernieuwen. Het élan vital waarmee we ook zoeken
en streven naar onze bestemming.
De entropie die zich manifesteert in dictaturen, die dat elan verbieden,
proberen ui te roeien. Het anti-intellectualisme dat iedereen op één noemer
wil, die van een economie van alleen maar dom rijk zijn en alles hebben. Versus
het menselijk elan gericht op zich onderscheiden in de schoonheid, door creativiteit in kunst en cultuur. De
economie van welvaart uitgedrukt in statistieken en geld versus die van
persoonlijk welzijn en geluk. Het domweg stom consumeren of zinvol bezig zijn
met wat we hebben. Het leven beantwoorden met ja, ik wil het.
‘Producties van goederen en diensten vereisen een systeem van ordelijke
distributie en zelfvoorziening’. Robert
Heilbroner (1918-2005). ‘Een sociale orde veilig gesteld door disciplinering en
overeengekomen gedragsregels. En dan ook nakomen wat samen is afgesproken.
Eeuwenoud het uitgangspunt voor heerlijkheden, steden, naties met ruilhandel
van producten en diensten.
Verstoord door de opkomst van het kapitalisme met markten en
concurrentie van producten en arbeid. Voor velen met verlies van het recht op
overleven, door het ieder voor zich en het wegvallen van wederkerigheid. Het
begin van een langdurige strijd zowel daartegen als voor het behoud daarvan.
Een Amerikaans econoom met een sombere kijk op de huidige onorde. Toch
ook met een geloof in een betere. Zelfs met behoud van het kapitalisme. ‘We
zijn op weg en moeten zoeken naar nieuwe wegen, proberen die te vinden. Met wat
we maken en verhandelen. De meerwaarde
daarvan maken tot culturele waarden. Altijd het product van arbeid. Met als oud
liberaal principe dat die meerwaarde de maker, de arbeid ten goede komt.
Die dus niet meer zien als een product van de markt. Die alles wat
economisch faalt elimineert. Bedrijven die verlies maken die failliet gaan.
Mensen die niet meekomen met hetzelfde lot. Hebzucht is goed. De actuele moreel
van het huidige particuliere kapitalisme.
Geen hogere doelen stellen dan het aandeelhoudersbelang. Het
gedachtegoed van Milton Friedman (1912-2006). Beloond met een Nobelprijs. Het
neoliberalisme dat gaat tot op het gaatje van wat legaal is. Waarbij
globalisering vrijwel alles legaal
maakt.
Optimaal produceren. Kapitaalintensief en met zo laag mogelijke lonen.
Kapitaal dat het effect van arbeid versterkt, die overneemt. Wat al het
ambachtelijke elimineert. Landen daarmee goed in landbouw en veeteelt die
elders boeren van de markt af vegen. De lage lonen landen voor alles wat we maken. Het aandeelhoudersbelang dat
mede het publieke belang moet worden.
Terug naar antieke ideeën. Die van Aristoteles. ‘Een samenleving moet
eerlijk zijn’. John Rawls (1921-
2002) ‘Die niet funderen op menselijke driften en instincten maar op wat
we willen verantwoorden. Met een ethiek gericht op het welzijn voor
iedereen’. Het sociaal liberale contract denken in de VS, in Europa de sociaal
democratie.
‘De mens naar z’n natuur is oneerlijk bedeeld. Naar z’n geboorte
eveneens. De politiek die daarvoor kiest, die dat ziet als een natuurlijk
gegeven of gods wil, die tolereert een economie voor alleen sterke, slimme,
rijk geboren mensen. Rawls keuze voor
een politiek die iedereen het recht geeft op autonoom zich zelf zijn naar eigen
vrije rede en aanleg. Optimaal gevarieerd, maar onder voorwaarde dat die
autonomie mede die van alle anderen ten goede komt, dat deze ongelijkheid
tevens uitpakt in het voordeel van de minder bedeelden. Het in Nederland
betalen voor de verzorgingsstaat naar inkomen. De chirurg die rijk mag worden
van de medische pech van anderen omdat we die kosten samen verzekeren. Publiek
onderwijs tot op het hoogste niveau, dat met studiebeurzen geen talenten
verloren laat gaan. Een bestelniet naar de natuur maar naar cultuur.
Talenten en plek van geboorte
zijn nooit eerlijk verdiend. Mogen dus niet de rechtvaardigheid van een
maatschappij bepalen. ‘Leg bij de bepaling van het sociale contract een sluier
van onwetendheid over de persoonlijke willekeur van het lot. Maak dat zo
neutraal en daarmee rechtvaardig.’ Ter correctie van de natuurlijke
desinteresse vanuit ieders eigenbelang. Ter erkenning van de basiswaarde voor
iedereen.
De vrije markteconomie die zich na de tweede wereldoorlog wereldwijd als
winnaar bewees. Niet zonder problemen, maar met het idee dat democratie ze de
baas kon blijven. De vorige eeuw die op weg leek naar een werelddemocratie, met
een rechtsorde en vredevoor iedereen. Voor heel veel mensen dan ook een
boeiende en vaak mooie tijd, met welvaart voor steeds meer ,mensen. Zelfs even
bedacht als het einde van de geschiedenis. Francis Fukuyama (1952). Het einde
van de geschiedenis, met het kapitalisme als uiteindelijke winnaar. Tot in New
York twee vliegtuigen de twintorens in vlogen, in 2008 heel onvoorzien een bank
omviel, en daarna meerdere.
‘Ben bijzonder geschokt, kan het haast niet geloven. Er moet een fout
zitten in onze speculatie dat de vrije markt zichzelf altijd beter reguleert
dan enige overheid’. De getuigenis van Alan Greenspan (1987- 2006), voor een commissie van
het congres in 2008, naar aanleiding van deze kredietcrisis. De man die
verantwoordelijk was voor de centrale bank van de VS.
Een bewonderaar en ondersteuner van de filosofie van de schrijfster Ayn
Rand (1905-!982). Filosoof van het
omgekeerde idee van Kant, dat altruïsme een deugd is en zelfzucht een kwaad.
‘Door alle eeuwen heen zijn het de Atlassen, de elitaire vrije en creatieve
geesten, die de lasten moesten torsen voor het overleven en verheffen van de mensheid.
Aan ons de taak ze van die last te bevrijden en vrij laten zijn in waar ze zo
goed in zijn’. De super rijken in de VS die het commando van de staat over
nemen, de democratie bestormen.
Geboren in St. Petersburg vluchtte ze voor de ideologie van de Russische
Republiek naar de VS. Van plan daar een groot schrijver en denker te worden.
Gebaseerd op de filosofie van het objectivisme, de ideologie van individualisme
met als deugd het egoïsme.
‘Laat iedereen de wereld alleen voor zichzelf beleven. Deze natuurlijke wereld is een
persoonlijke realiteit en we hebben onze rede om die naar onze hand te zetten,
zo te streven naar een gelukkig leven. We dienen te handelen met het oog op ons
eigen geluk. Met respect voor anderen. Moeten daarbij wel redelijk blijven,
zodat we datzelfde streven van anderen niet in de weg staan. Handelend naar dit
principe hebben we dan ook geen andere morele codes nodig. Altruïsme komt dit
streven zeker niet ten goede, verleidt slechts tot daarvan afwijken’. Het
communisme dat ze daaraan ten onder zag gaan.
Haar verhaal van een ijskoud hyperindividualisme. Dat het politieke
debat in haar nieuwe vaderland kleurt. Waar ze haar romans graag lezen. Waarin
mensen primair functioneren vanuit hun natuurlijke staat, hun instinct tot
overleven. De ‘tea party’ die haar visies predikt. De Republikeinse Partij in
de VS die ze bevrijdde van elk gevoel voor solidariteit. De rijken belastingen,
een vorm van diefstal. ‘Gaan we ze teruggeven. Lees mijn lippen, geen
belastingen’.
De samenleving naar hoe de dobbelstenen rollen. Het lot van de mens in
het zijn van de wereld besloten. Dat maar hebben te aanvaarden. De mens in een
voort tollende revolutie zonder enige
moraal. Het negatief liberalisme met een afkeer voor visies. Met de
zegen van de dominante religie. Gods zegene het.
Terug naar het middelpunt van het heelal, de individuele mens. ‘Met z’n
rechten,. Waarop niets en niemand inbreuk mag maken.’ Robert Nozick (1938 ). Het individu is volledig eigenaar
van zichzelf en van wat het daaraan weet toe te voegen. Omdat dit recht
individueel moeilijk is te beveiligen vraagt het altijd om een contract met anderen om dat
samen te doen. Beperkt, alleen om dit recht te handhaven, het persoonlijk
eigendommen te verdedigen, ieders autonomie te waarborgen. Politiek de minimale
staat. Want meer overheid leidt automatisch tot dwang. Belasting laat je werken
voor anderen en is dan ook een vorm van slavernij. Mensen zelf laten kiezen
voor een beschermingsconstructie, die ze persoonlijk het best past en het minst
kost. Compounds, enclaves, waarin ze veilig zijn. Eigen volk eerst. Vrijheid om
dit allemaal zelf te regelen, je eigen fort te bouwen en dat te mogen
verdedigen. Tegen hen die buiten de boot vallen, zich niet weten te redden. ‘De Mexicanen gaan zelf de muur
betalen.’ De minimale staat gebaseerd op dit individuele natuurrecht. Met nauwelijks plichten voor het publieke.
Een verhaal wel democratisch te bevestigen. Door hem bezien als een
gedachte-experiment.
Met bijval. New Orleans in 2005 getroffen door een orkaan. De
burgermeester die de publieke bruggen over de Mississippi afsloot om het hoog
gelegen en rijke deel van z’n stad te beschermen tegen vluchtelingen. Daarvoor
geprezen. De megasteden die niet meer te beheersen zijn. Met voor iedere kaste
z’n wijk, zelf beveiligde compounds. Door vooral criminelen. De ‘no go’ wijken.
Pakistan dat onder water staat door welvaart elders. En dat het zelf mag
uitzoeken. De vluchtelingen die niet moeten vluchten. De zeespiegelstijging die
dat verhaal van New Orleans op vele manieren gaat herhalen. Met daarna allen
nog mensen die hoog en droog zitten.
Hanna Arendt (1906-1975 ) moest als Jodin ook vluchten voor zo’n
ideologische ontsporing, de obsessie haar volk te willen vernietigen, en eveneens
naar Amerika. Na de oorlog volgde zij het proces tegen Eichmann, de uitvoerder van de Holocaust. En
noteerde de banaliteit van het kwaad, de onverschilligheid van mensen, die
anderen compleet aan hun lot kunnen overlaten, hun problemen bagatelliseren,
negeren, ontkennen. Hoe dit leidde tot het verzaken van de democratie.
Die het gevaar zag van heerschappij van de stem van het volk. Die wil
van de meerderheid was voor Arendt dan ook een gruwel. De politiek moest zich
nooit baseren op ideologieën als socialisme, liberalisme. Diende uit te gaan
van de pluraliteit van een gemeenschap, z’n de menselijke diversiteit, de minderheden,
en de gegeven historische situatie. Hoe en met wat voor democratie, dat wist
zij niet nader uit te werken. In elk geval weg met de tirannie van kijkcijfers
en opiniepijlers, de uitslagen van enquêtes en referenda, de stem van de angst
en de roep om verlossing.
Ernst Bloch (1885-1977). ‘De mens is filosoof naar hij of zij wil
zijn’. Ook hij moest als Jood vluchten, naar de VS. Daar bleef hij utopisch.
Zodat hij na de oorlog terugkeerde naar het marxisme van Oost Duitsland. Maar
vrijheidslievend blijvend vluchtte hij al snel naar West Duitsland. Waar hij
hardnekkig bleef hopen op eens een betere wereld, ‘Wat is kan niet, mag niet waar
zijn’. De mens als een kraamkamer voor het nieuwe en betere. Met in zich de
schemering van de weg naar vooruitgang. Speculaties die betere werkelijkheden
afdwingen. Zijn denken naar Schopenhauer en Nietzsche.
De hopende mens zich bewust van het nog niet zijn dat moet komen.
Daarmee de drijvende kracht in de evolutie van de mensheid. Dromend van warme
krachten die strijden tegen de ijskoude. Als filosoof van de hoop trok Bloch
vooral ook lering uit het verleden. ‘Religie is mede hopen en een atheïst is
dan ook vaak een gelovige’. Met als kanttekening dat de atheïstische
verlichting de kracht van het kwaad enorm had onderschat.
Hij wilde twee utopieën, een sociale en een rechtvaardige. Een die de
noden opheft en waarin men gelukkig kan zijn. En een die de vernedering opheft
en veiligheid en geborgenheid garandeert. Tot aan zijn dood bleef hij geloven
in een soort communisme als omega. Met een accent op fantasie en verbeelding,
en dan niet alleen vanuit rationeel wetenschappelijk denken. Een exponent van ‘wat
is mag niet de waar, moet en kan anders en beter’. Daarop steeds weer afronden, en dan verder.
Willem Semeins, 2024.
Vrij ontleend aan:
R.M. Albéres – Sartre.
Hannah Arendt – Oordelen.
Hans Achterberg – de utopie van de vrije markt.
R.Bakker – Merleau – Ponty.
W.S van de Erve. – Le Corbusier.
Jean Baudrillard en Jean Nouvel- Filosofie in dialoog.
Sven Beckert – Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie.
H van den Berg – Metabletica.of de leer van de veranderingen.
Gegory Bergman – Filsofie voor in bed, op het toilet, of in bad.
C.P.Bertels en E.J.Petersma – Filosofen van de twintigste eeuw.
Ap Dijksterhuis – Het slimme onderbewuste.
Rutger Bregman _ De meeste mensen
deugen.
Martijn van Calmthout – Echt
quantum.
Richard Dawkins – Onze zelfzuchtige genen
Bernard Delfgaauw – De jonge Marx
W.Durant – In den hof der wijsbegeerte.- Van Socrates tot Bergson.
Filosofen van het hedendaags liberalisme. Redactie P.B.Cliteur en en
C.A. van der List.
Filosofen van de 20e
eeuw. Redactie van C.P.Bertels en E.J.Petersma.
Peter Frankopan – De
zijdenrouten.
Erich Fromm – Escape from
freedom.
Michel Foucault – De woorden en
de dingen.
Daniel Guérin – Het anarchisme.
Arbold Heertje – Echte economie.
Jonathan Holslag – Vrede en oorlog.
Roel Jansen – Gokkers en graaiers.
Victor Lamme – De vrije wil bestaat niet.
A.E.Loen – Inleiding tot de wijsbegeerte.
J.Luyendijk – Dit kan niet waar zijn.
Ruben Mersch - Oogkleppen.
Friedrich Nietzsche – Der Antichrist.
Thomas Piketty- Een kleine geschiedenis van de gelijkheid.
C,A. van Peursen - Ludwig Wittgenstein.
Kate Raworth – Doughnut economics.
Maarten van Rossem – Kapitalisme zonder remmen.
Stephen Schneider – Het laboratorium aarde.
Rupert Sheldrake – De wedergeboorte van
de natuur.
Peter Sloterdijk – Filosofische temperamenten. Je moet je leven
veranderen.
Spinoza – Ethica . door Maarten van Buuren.
Philip Stokes – Filosofie. 100 essentiële denkers.
Dick Swaab – Wij zijn ons brein.
A.Vloemans – Leven en leer der grote denkers. - Aristeia.
Frans de Waal – Een tijd voor empathie.
Gary Zukav – De dansende Woe-Li meesters.