19.20.2025
taal.htm
Willem Semeins
De taal waarin we leven.
De taal waarin we wij er
zijn en met elkaar praten. Met woorden. Die verhalen zijn. Verteld gekregen. Waarin
we al of niet geloven. Die een beleving zijn. De taal waarin we denken. van
alles bedenken en maken. Het verleden en heden. Waarmee we de toekomst te gemoed gaan.
Bedenken maken.
Om ons materieel te kunnen verlengen, Lichamelijk met technische middelem. gereedschappen, wapens. Het brein met ervaringen, kennis, vaardigheden,
met de taal waarin we leven. Elektronische programmeringen en dus materieel.
Maken waarmee we mens werden. Mogelijk met handen. De menselijke soorten
die zich daardoor ontwikkelden vanuit de aapachtige.
De mensachtige die bepaald werd door hun verlenging,
daarvan afhankelijk werden. Met kleren z’n vacht overbodig. Die naakte aapen werden. Met de homo sapiens als winnaar.
Het immateriële denken beleven als onze essentie, waarmee we ‘menszin‘.
Dat niet ons lichamelijke is. Een
product is van die evolutie door ons
heen. Door de tijd heen steeds anders en complexer. Als kind dierlijk beginnen.
Pas na het vertellen van verhalen mens worden. Op het niveau van die
verhalen. Van het ’wij waarin je ‘ik’. wordt. De samenleving met scholen en
academies. Daarmee je taal kunnen vervolmaken. Met wat de vele media vertellen
hebben. Waarmee elk mens als mens uniek is. Met grote verschillen in niveau en
daarmee ook tegenstellingen en conflicten.
Denken, de enige zekerheid die we hebben.’S René Descartes (1596-1650) hebben.‘Ik
denk dus ik ben’. Waarmee we een ziel hebben, een immaterieel fenomeen vrij van
het stoffelijk lichamelijke. Net als het licht van een lamp dat niet die lamp
is. Maar wel naar de aard daarvan. Het verhaal waarmee iedereen mens is naar
dat denken in de taal waarin die leeft.
Lichamelijk man of vrouw zijn en denenken dat ook als mens te zijn, Dat
verweven met de taal waarin we leven. Naar daarover bedachte verhalen, Door
mannen en bevestigd met religies. Daarin gevangen raken.
Met wel de gave van de zuivere rede. Door Immanuel Kant (1724-1804) bedacht.
Denken en bedenken naar eigen ingeving, vrij van het vertelde, de gebaande
paden. Daarmee een innovatief moment in de evolutie zijn. De mens die zich daarmee
vrij wist te maken van de blinde natuur, een eigen cultuur scheppen. Die
daardoor sneller werd dan alle dieren, hoger ging vliegen dan vogels. Zich
steeds beter wist te verdedigen. Zich kan verheffen en uitroeien.
Mensen die daardoor ook onberekenbaar, gevaarlijk, gemeen zijn. Middelen
en methoden bedachten om anderen te belagen, in het gareel te houden, aan zich
horig te maken. Mensen maakten tot middel. Mensen die daarmee ieder voor zich uniek
werden.
Verhalen de geënt op het feitelijke. Mannen en vrouwen die lichamelijk
verschillen. Het embryo na de bevruchting met beide potenties. Dat zich met het chromosoom XX
voor z’n ontw2ikkeling voltooid ook tot op vrucht kunnen dragen en voeden. De
complete benutting van die potentie. Die met chromosoom XY, een X met een poot
er af, beperkt tot het voor een bevruchting
benodigde zaad gevende. Mannen met in aanzet tepels die geen borsten
werden. Een ontwikkeling met variaties. Als van een regenboog. Een natuurlijk gegeven. Het verhaal van
waarin we oplichten.
Met het ontstaan van dieren begonnen. Die met waarnemingsvermogen en een
brein om daarop te reageren een beleving van de wereld kregen. Waarmee de
evolutie ziende werd. Dieren die talen ontwikkelden om daarover met anderen te
communiceren. De natuur die vol geluiden en daarmee verhalen is. Die daarmee
gingen samenwerken. In die taal gingen denken en bedenken. Wisten te maken. De
soorten met handen het beste. Waarop de mensachtige zich entten. Die ook
zichzelf gingen beleven. Waarmee het
verhalen bepalend voor ze werd, hun essentie werd.
Verhalen voor de
ordening van samenlevingen. De verklaring van de wereld en er in zijn. Die van animisme,
resulterend in religies, Die op de tocht staan met steeds beter zien en
verklaren van het feitelijke. De verhalen
van wetenschappen. Dat de aarde om de zon draait. Onderdeel van een
sterrenstelsel. In een universum met miljarden.
Over de evolutie. Waarin we een fase blijken te zijn.
De natuurwetten van dat universum die we steeds beter
begrijpen en daarmee weten te benutten, voor wat we maken. De grenzen die ze stellen.
Waarmee we ons maken afronden
op ‘kan niet beter’ en ´duurzaam’. Tot op ´generaties bestendig´ Vrije markten
die daarop uitkomen. Het praktisch bekeken volmaakt duurzame dat de markt wil.
Daarmee uitkomen op eens alles al hebben. Wat de economie van
maken en consumeren transformeert in vooral
bezitten en dat beheren en behouden. Waarmee bezitten en daarmee kapitalisme
winnaar wordt. Met een liberale democratie voor iedereen, Wat leidt tot mede een
publiek kapitalisme. Al in aanzet met het publiek en collectief bezitten.
Het gemaakte dat we verhandelen. Naar het verhaal van Adam Smith (1723-1790).
‘Ondernemen met als doel rijk worden. Dat zorgt voor wat we nodig hebben, werk
om het te maken en daarmee lonen om te kopen´.
De persoonlijke hebzucht als een zegen voor de mensheid. Mede resulterend
in het privaat kapitalisme. Met de ideologie van het neoliberalisme als norm
gesteld.
Adam Smith die ook de gevaren zag, van het wegvallen van concurrentie en
daarmee van het principe van de vrije markt.Die
daarom al pleitte voor marktmeesters om dan in te grijpen. Zoals het regelen
van monopolies. Inmiddels steeds meer begrepen als de taak van overheden. In
overleg met elkaar.
De vrije markt die met concurrentie van steeds beter en goedkoper
afrondt op kwaliteit. Op wat de markt wil, en kan betalen. En op wat technisch
mogelijk is. Dan ook zo volmaakt
mogelijk. Resulterend in het praktisch volmaakte. Veel producten die we als
zodanig beleven. Die niet nog veel beter hoeven. Dat ook niet meer kunnen. Die
uitontwikkeld zijn tot op die grenzen van die natuurwetten. Die daarmee
uitkomen op praktisch volmaakt duurzame eindwaarden. Dat eens alles al hebben,
en daarmee een kringloopeconomie.
Producten die lang mee gaan. Die rijker maken door minder vaak te hoeven
kopen. Vaak te duur voor mensen met te veel geld. Voor mensen met maar net
genoeg, de grootste markt ‘met ‘de laagste prijsgarantie’. Het zo goedkoop
mogelijke product.
Met z´n gevaren voor het duurzame. Goedkoper te vervangen dan te
herstellen. Het wegwerp artikel. Dat vervangingsmarkten in stand houdt, en
daarmee bedrijven Daarom vaak hun keuze.
Politiek vanuit ook ´de economie moet groeien´. Producties die vervuilend zijn,
en waar we van af moeten. Deels gebaseerd op uitbuiting, moderne vormen van slavernij.
Prijzen die niet waar mogen zijn.
Het actuele discours. Publiek kiezen
voor het duurzame van ‘kan niet beter’. En voor iedereen betaalbaar. Het
verhaal waarmee we met de globalisering internationaal.
Uitkomen op steeds minder maken en steeds meer bezitten. En zo steeds
rijker. De rijken van het huidige private kapitalisme. Die steeds rijker
worden. Vooral zij die erven. Het verhaal van Thomas Piketty (1961). De grote vermogens die van
zelf groeien. Het eigen huis dat steeds meer waard wordt. De rijken die zich
vooral de bestendige erfenis toe-eigenen. Daar immers het geld voor hebben. Het
groeiend aantal vastgoedmultimiljardairs. Die vooral beleggen in bezit. Zich zo
meester maken van de samenlevingen zonder bezit, Die ze daarvoor laten werken
en huren. De kroegbaas met twintig kroegen die leeft van kroegbazen.
Met daarvoor de democratie als een bedreiging. De
vastgoedmiljardairs. Zorgeloos op jachten als zinloze badeenden dobberend in
havens van belastingvrije landen.
Met als antwoord daarop een mede publiek kapitalisme. Met alleen
dobberen op basis van persoonlijke verdiensten, zelf gerealiseerde vermogens. In ontwikkeling met publieke voorzieningen en
uitkeringen. Publieke bedrijven als de vrije markt faalt. Voor wat we vinden
als het gemene zoals bodemschatten, de energie van water, wind en de zon. Samen
gemaakt ook gezamenlijk bezitten en vererven. Alles wat we maken immers al een
zaak van wereldwijd samenwerken. Daarvoor samen de grondslagen bedenken.
Bedrijven die met zo bestendig mogelijke
productiemiddelen uiterst concurrerend zijn. Wat expertise vereist en geld om
daarin te investeren. Waarmee ze een voorsprong op de markt krijgen. Door
andere moeilijk in te halen. Wat de vrije markt aantast. De multinationals met
al een eeuwig leven. Die hun aandeelhouders steeds rijker maken. Steeds meer
ook pensioenfondsen. Ontwikkelingen die vragen om regie van overheden.
De transities die de vrije markt niet zonder
geld van d overheid niet aankan, Die steun vertalen in een fonds voor een
publiek inkomen. De aardgasbaten die al
een aanzet hadden kunnen zijn. Voor zeg de AOW.
Een deel van de samenleving die het zelf niet redt. Die
we moeten meenemen. Afhankelijk van het niveau van de samenleving. We in staat
en bereid zijn te lijden levens te voorkomen. De taal van religies ‘’lijden als
een gegeven lot’.
Met sociale woningen een publiek bezit van
woningen. Eenmaal gefinancierd voor de kosten en dus de huur van alleen beheer
en behoud. Duurzaam gebouwd laag. Een belangrijke bijdrage voor een basisinkomen. Democratisch te beheren en dus in samenspraak
met de bewoners, Herziening van de huidige woningbouwcoöperaties.
Particuliere woningen, appartementen zvaak collectief bezit van mensen met een gekocht woonrecht.
Die dat bezit saemnvervolmaken. Niet kunnen laten
verloederen. Bij verving wel prooi voor multimiljardairs. Het verhaal van Piketty. Om duur te verhuren. De
steden waardoor men kan werken maar niet kan wonen. Wonen dat we steeds meer
beleven als een mensenrecht.
Wonen dat door de tijden heen steeds anders.
Het landgoed voor de familie en z’n bedienden. Het hofje voor sociale
contacten. Het bejaardentehuis voor ouderen. Tegenwoordig het gezin en verder
ieder voor zich. En vooral goedkoop en net genoeg. In de toekomst hoe we willen
samenleven . Van jongs af een eigen kamer en deur met slot. En met architectuur
weer als kunst.
Kwaliteit die bedrijven inmiddels weten te borgen. Ontwikkeld voor het
nul fouten concept. Assemblages met toeleveringen van wereldwijd overal vandaan
die alleen daarmee mogelijk zijn. Een borging
waarmee producten het altijd doen, te
garanderen zijn. Ze zo goedkoop mogelijk te maken zijn, immers zonder afkeur.
Minder maken en steeds duurzamer. En alles wat we maken in circulatie
brengen en houden. Daarmee ook de materialen daarin verwerkt. Apparaten die te
herstellen zijn. Onderdelen die verslijten makkelijk te vervangen. Zoveel
mogelijk standaard. Ze daarop ontwerpen. Tot op thuis zelf kunnen doen. Producten
die het gehad hebben geschikt voor hergebruik. Behoud van grondstoffen.
Apparaten die voor een groot deel onverwoestbaar zijn. Die eenmaal in elkaar gezet vaak alleen maar
kapot te maken zijn. De bergen nauwelijks af te breken afval. Bij falen dus gewoon
terug naar de maker voor hergebruik.
Bestendig bezit eenmaal afbetaald dat z’n
kosten beperkt tot beheer en behoud, B en B. In kringlopen voor prijzen naar
hun schaarste. Meubels al in overdaad. Vele honderden gekost die voor tientjes
deze winkels uit gaan. Voor kleding hetzelfde verhaal. De auto die je moeilijk
kwijt raakt. De elektrische ook eens in
overvloed en nog veel bestendiger. En met weinig onderhoud. Garages voor
onderhoud die dat al merken. Die
hetzelfde lot wacht. Zich lenen voor collectief bezitten. Minder auto’s en die
vooral rijden. Voor de kosten van alleen
B en B en energie. De steden daarmee bevrijden van te veel geparkeerd blik.
De weldoortimmerde woning die goedkoop laat
wonen. Nu al voor bezitters van woningen af betaald voor alleen de kosten van B
en B. Eens ook in overvloed en dan goedkoop. Nu het geval in verlaten wijken,
dorpen. Wat actie van de overheid vereist willen ze niet vervallen en vervuilen
door ongeregeld wonen. Het woonrecht dat geregeld moet worden.
Bezitten in ascese, beperken tot het zinvol
voldoende. Zelf in dat verhaal gaan leven. Kleding in overdaad. Circa vijftig
procent van het gemaakte dat de verkoop niet eens haalt. Bezit daarvan in
ascese. Maar één klerenkast. Met alleen het betere, met design en duurzaam.
Geschikt om te ruilen. Nieuw vooral lokaal gemaakt, op de huid van de
drager. Een verdienmodel met grote
perspectieven. Als we dat willen. Uiterst bedreigend voor de huidige
kledingindustrie, Een uitdaging voor modeontwerpers.
Mogelijke uitkomsten voor eens alles al
hebben en in overvloed. Met vrije markten democratisch ondersteund waar te
maken. Met als werkgelegenheid mede vooral
lokaal beheer en behoud.
Maken eens op eindwaarden, niets meer te
bedenken. Ondersteund door AI, daardoor over genomen. Daarmee met nauwelijks
nog uitdagingen en om zich te bewijzen.
Waarmee het vrouwelijk waarschijnlijk economisch dominant wordt. Gewoon
doen w at er te doen valt. Nu al in de
zorg. Die in beheren vooral goed zijn en vaak beter dan mannen. Dan zelfstandig en niet meer
een verlengstuk van mannen.
Mannen die we zien verzanden in conservatisme
Met een behoefte elkaar uitdagen,te bevechten.
Militair eervol onder Napolion
gediend hebben. Een bezetter, eens met ontzag in Nederland ontvangen. In de
tweede wereldoorlog zoiets ondenkbaar.
Mannen, niet veel, die met blind gehoorzame
gardes,niet weg te krijgen zijn, De dictators die landen teisteren, met oorlogen,
genocide geen moeite hebben. Wel met democratie.
Waardoor wereldwijd mensen vluchten. De actuele problemen met asielzoekers. Vaak
jonge mannen. Die afgewezen gevaarlik worden.
Vrouwen die niet veilig zijn, op straat en
thuis. Partners die ze doden. Die baas
in neigen buik dals
ze zwanger zijn kiezen voor zekerheid. In China met geboortebeperking vooral
zonen en daardoor met te veel mannen. Die moeilijk aan de vrouw komen voor het
krijgen van kinderen. Met eens vrouwen voor
bestaanszekerheid bepalend dochters, En minder
kinderen. Bevolkingen die al drastisch krimpen. in China al het geval. Zuid
Korea op weg naar halvering van z’n inwoners. Japan naar tweederde, Waarmee die
lamden heel veel te vererven bezit overhouden,
Het beheer en behoud van ons zelf. Mede met te
eten en te drinken. Boeren die daarom blijven boeren. Maar wel anders,
circulair. Tuinbouw in kassen zonder grond, met weinig water, geen gif, mechanisch
en met AI. Daar waar gegeten wordt. In China in ontwikkeling, met Nederlanders
uit Wageningen die weten hoe het kan. In Nederland de boeren aan het woord. Kweekvlees
dat eens veel smakelijker en gezonder is dan dat verpakte van supermarkten.
Daarmee huidig dierenleed elimineren. Dieren alleen nog eten na een dierwaardig
leven. De medische zorg drastisch verminderen met gezond gaan leven. Alleen
mogelijk met gegarandeerde bestaanszekerheid. Geen uitzichtloze armoede en
eenzaamheid. En drugs als noodwendig. Even net alsof.
Maken inmiddels met machines
die maken wat met handen niet kunnen, foutloos en nooit moe. Het potlood
alleen daarmee mogelijk. De chips voor kunstmatige
intelligentie, AI . Een wereldwijd brein dat leeft in alle talen ooit bedacht en zelf aan het bedenken. Tot op de grenzen van het mogelijke van de schepping. Waarmee
mensen niet meer zo nodig zijn. Maar wel met die machines en daarmee zonder gevoelens,
emoties, een geweten. Met nog ongekende perspectieven en gevaren. ‘AI’ waarmee al ons doen en laten
volledig en perfect valt te beheersen. Waarin gigantisch wordt geïnvesteerd,
belegd. Met enorme risico’s voor de economie. Door ‘AI’ te beheersen? Dat geen geweten heeft. Biologische
intelligentie wel. Die mede chemisch is en daarmee met gevoelens en emoties. De inslag van verliefd worden die te maken
heeft met iets chemisch. Met de En behoefte zich te verantwoorden. Zelf achter het stuur van de zelfrijdende aito willeen zitten. De mens als leidinggevend principe van
dit verhaal.
Toekomstige
werkgelegenheid? Wat alleen met handen kan en biologische intelligentie, Vanuit
onze vrije wil. Al het nodige eens hebben en met bestaanszekerheid en onde dak. Daarmee er zijn, een gegeven leven waarmaken. Een
nieuwe fase in die evolutie door ons heen. K ijken, luiseter, lezen wat anderen
er van hebben gemaakt. Wat ze bedachten.
Samenlevingen worden bijeengehouden door
morele regels.’ Emile Durkheim (1858-1917) Hij zag d[e evolutie van die
moraliteit van primitief naar complex, van gericht op het collectieve naar het
individuele. Traditionele samenlevingen stoelden op één moraal voor handelen en
denken bevestigd door religies en met straffen voor afwijkend gedrag. Moderne samenlevingen
die zich kenmerken door tolerantie voor het individuele, voor verschillen in
moraal, denken, geloven, de cultus van gelijke rechten voor iedereen. Met als
probleem de plichten. Daarmee de erosie van
samenlevingen. ‘Want met alleen egoïsten geen samenleving’. De huidige
zoektocht naar een moraal met rechten en plichten waarbinnen iedereen vrij
blijft.
Het vanzelfsprekende van de
wereld waarin we zijn. Die verleidt tot
geloven in absolute waarheden. Vanuit de
logica van oorzaak en gevolg, het gemaakte dat een maker heeft, een beweging
een beweger. In het verleden de bron van het animisme, het bedenken van geesten
en goden. Bliksem: het zwaard van Wodan. Met offers
te vriend te houden. Zo nodig je zoon. Religies met maar één god. Naar het evenbeeld
van het hoogst bedachte in de schepping,de man. Een meneer, heer, vader. Te
gehoorzamen. Die kon belonen en straffen. Religies die zich bewezen als
praktisch bruikbaar om posities en verhoudingen te bevestigen, en buiten discussie
te houden. De koning, bij de gratie Gods. Die de berg op klom en terug kwam met
zijn geboden en verboden. Te gehoorzamen. Zo niet je naar boven te sturen voor
discussie daar. De goddelijk verklaard
plicht om te doden. Dat vermaak werd in het antieke Rome. Het eens massaal
verbranden van heksen. Het land dat van
god gegeven is. Die anderen die dus weg, zo nodig met geweld.
Verhalen bedreigd door liberaal democratisch denken .Bedacht, door
mensen, vooral mannen. Prehistorische mannen die hun vrouwen aan het werk
zagen. Hun kinderen, huisdieren, tuinen verzorgend. De willige akkers van hun
zaad. Wachtend tot het eten klaar was en ze konden mee-eten. Alle tijd om zich
daarover te verwonderen, te filosoferen. Te concluderen dat het zo goed
geregeld was, kennelijk de wil van hogere machten.’ Uit een les van mijn HBS,
van een man.
Waarmee de vrouw was bedacht. Te bevestigen door bedachte religies. Eva, een speeltje voor Adam. Die hem z’n
paradijs koste. Het mannelijk dat maar incidenteel nodig is. Dat zich in de
natuur dan ook daartoe beperkt, met een instinct om zich te bewijzen. De
roedels, kuddes met maar één mannetje.
De sterkste, in staat de andere te verdrijven,
te doden Voorzien van de middelen daartoe. Planten die het mannelijk en
vrouwelijk combineren. Met bevruchting via insecten, de wind. Dieren waarbij het gescheiden
is. Waarbij het vrouwelijk kiest voor
het sterkst mannelijk.
Beschaving die het mannelijk geweld noodzakelijk maakte. Met de
uitvinding van landbouw en veelteelt. Waarvoor bezit van grond en arbeid
nodig was. Alleen met geweld te
verkrijgen en te hand haven. De antieke roofridder met z’n grond verkregen met
het zwaard, vrouwen voor z’n nageslacht, zonen, dochters voor het netwerken met
andere mannen, ook met zwaarden. En verder slaven voor het werk. Een bestel
alleen met geweld te beheersen en te behouden.
De basis voor kleine gouden elites door de tijden heen. Van e adel.
Tegenwoordig met veel geld. Met als uitkomst het extreem privaat kapitalisme.
Met neoliberalisme heilig verklaard, een ideologie geworden.
Bezit van grond met het monopolie van ter plekke geen plek. Te
vermenigvuldigen met vast goed. Generaties bestendig uiteindelijk voor weinig
kosten van B en B. In steden met schaarste duur te verhuren voor wonen, werken,
winkelen. toerisme. De vast goed miljardairs. Zorgeloos rijk op jachten als
zinloze badeenden dobberend in havens van belastingvrije landen. SAlle tijd voor hobby’s en politieke ambities,
Zolang plek schaars is en veel vraag naar plek. Landen met te weinig
mensen waar plek en daarmee vast goed waardeloos is. Nederland zonder immigranten
eens ook?
Plek en daarmee bezit van grond, niet een kwestie is van maken maar
bezitten. Vooral ook erven. Mensen zonder plek die niets kunnen bezitten.
Jongeren zonder woning die geen gezin kunnen beginnen. Die niets van hun leven
kunnen maken. Winkels die de hoge huren doorberekenen in hun prijzen. Kleine ondernemers
die het daardoor afleggen tegen supermarkten. Circa vijfhonderd grootgrondbezitters die
zeventig procent van Nederland bezitten.
Zo’n vierhonderd mensen, niet Schotten die negentig procent van Schotland
bezitten. Herstel van het eens commune van plek. Al aan de orde voor het
openbare, publieke. Eenmaal gefinancierd goedkoop, Zonder te betalen rentes. Dan
een belangrijke bijdrage voor een basisinkomen voor iedereen. Een geduchte concurrent
voor de private markt van plek. Waarbij plek altijd wel een waarde heeft. Een
verhaal uit te rollen voor heel Europa. Met inmiddels al ove
al mogen werken en wonen.
Descartes met al de vraag wat ons denken met de
realiteit te maken heeft. Van die wereld waarin we oplichten. En de vraag wie of wat heeft die bedacht. Waarom is er
iets en niet niets? Met steeds beter zien en mogen denken dat verhaal van de evolutie.
Vanaf een oerknal, een begin van iets,
ruimte, tijd, materie en energie, uit niets. Evoluerend tot op dat immateriële
fenomeen van ons denken. Wat voor ons werkelijke realiteit is.
Gottlob Frege (1848-1925) die de filosofie de linguïstische wending gaf. Ieder mens
een ‘er zijn’ in de eigen taal en de daarmee geschreven verhalen. ‘We zijn naar
onze nationale verhalen’. De wereld van natiestaten en met moeite, onwil elkaar
te verstaan.
‘Een woord, een zin krijgt betekenis, valt alleen te begrijpen naar de
taal waarin die gesproken wordt. Maar wanneer is een zin waar’? Denken over
anders, beter, in de techniek, de politiek, over wat nog niet is maar misschien
eens mogelijk. Het zomaar wat verzinnen. Het zogenaamd betekenisvol praten over
dingen die niet bestaan, maar die we wel kunnen bedenken. Zoals een eenhoorn, over
kwakzalverij, complotten, angsten voor straling. Het als heilzaam bedacht neushoornhoorn dat neushoorns uitroeit.
Ferdinand de Saussure (1857-1913)
zag de taal vooral als een systeem van tekens met betekenissen waarmee
we met elkaar communiceren en bedenken. Verhalen die ons maken tot
betekenisdrager met ons daarin denken. De mens als object bekijken,
wetenschappelijk bestuderen, wordt zo het bestuderen van z’n taal.
Saussure maakt daarbij een onderscheid tussen de
structuur, het gebouw van de taal, de ‘langue’, en
het spreken, het ‘parole’, het in dat gebouw met
elkaar zijn en er zelf mee verkeren. En dan te bedenken dat we leven in een
wereld met talen in vele uitvoeringen, elk met eigen nuances.
De linguïstische wending die de focus van de filosofie van het wezen van
de dingen verlegde naar het wezen van de mens als denkend wezen. Vooral te bezien
vanuit z’n taal binnen z´n collectief. De inleiding ook van de sociologie, de
studie naar de relaties tussen mensen in een samenleving naar het discours, van
hoe gepraat wordt, de daaruit volgende moraal.
‘De relatie tussen taal, gedachte
en werkelijkheid. De taal als verbinding daar tussen. De zoektocht
daarnaar van Ludwig Wittgenstein (1889-1951).
‘Taal is de waarneembare vorm van ons denken. De logica van zinnen moet een
afbeelding, afspiegeling zijn van de werkelijkheid. Alles dat over iets in die
zin gezegd kan worden kan helder worden gezegd. ‘En zo niet, dan is het beter
daarover te zwijgen’.
De problematiek van vertellen van wat we vinden van de wereld. Zijn
verbazing dat die wereld er is en niet niet is. Zijn streven naar vernietiging van de
westerse metafysicacultuur, het gewaand hogere achter de dingen, een te gehoorzamen
buitenmenselijke ethiek.
‘De mens is genetisch bepaald een praatgraag dier. Kinderen leren als
vanzelf praten, hebben daarvoor een aangeboren aanleg.’ Avram Noam Chomsky
(1928). We beginnen niet met een schone lei. Die is ontwikkeld aar het niveau
van dat verteld gekregen door de tijden heen.
Daarmee naar de evolutie van het brein, het vermogen tot bewust denken.
In het algemeen tot op het gezonde verstand met de vanzelfsprekende
aanvaarding van de alledaagse werkelijkheid. De meeste mens die daardoor deugen
al naar hun samenleving deugt.
Schrijven, het noteren van denken in tekens met betekenis, maakt de mens
bewust van z’n falen in dat denken, van niet anders dan met de eigen
woordenschat kunnen denken. De filosoof, wetenschapper, kunstenaar die worstelt
met z’n gedachten, als die ze probeert te verwoorden. Dat soms leidt tot nieuwe
woorden en daarmee tot de evolutie van de taal.
Claude Levy-Strauss (1908) Culturen zijn naar hun mythe. Die geven
samenlevingen structuur, een ‘langue’ voor het
actueel met elkaar praten. Met individueel verschillende inhouden, opvattingen,
het persoonlijke ‘parole’. Maar wel binnen die
gemeenschappelijke structuur . Een structuur die onderhevig is aan een
constante evolutie, aanpassing aan de ontwikkeling van opvattingen, kennis en
ervaring. De mythe die dan ook niet tijdloos is maar naar opeenvolgende steeds
nieuwe paradigma’s, wezenlijk andere visies op een cultuur.
‘Denken van onder af, het actueel gebeuren, de blikseminslagen nu’. Het
ineens zien van het universele in het toevallige. De enkeling die nieuwe
mogelijkheden bedenkt en daarmee die actuele geüniformeerde mythe verandert. Michel Foucault (1926-1984).
‘Wat en hoe is de relatie tussen persoonlijke kennis met die van de heersende
machten? Hoe bepalend zijn hun verhalen die we verteld krijgen voor ons denken?
Is wetenschappelijke kennis niet meer dan een middel tot sociale
controle?’
De kennis over waanzin in de achttiende eeuw, toen een motief om
iedereen die slecht mee kwam in de maatschappij te weren, op te sluiten en te
behandelen als verdoemd. Nieuwe inzichten die gevangenissen de rol van
executies lieten overnemen. Het controleren en beïnvloeden van de geest als een
beter middel dan straffen.
‘De concepten waarmee we onszelf begrijpen en verantwoorden. Voor wat we
vinden dat normaal is, hoe het hoort. Die zijn naar de actuele mythe. En
daardoor voortdurend onderhevig aan veranderingen. Die niet gericht zijn op
vooruitgang. Maar naar de behoefte van machten om het gedrag van individuen te
reguleren en te controleren. De mythes van het nationalisme, neoliberalisme,
van dictators, kwakzalvers’. Een pessimistische verhaal, bedoeld om een en
ander te ontmaskeren en te veranderen.
‘In de mens vallen de structuren van taal, spreken en denken samen. Elk
woord is een verhaal en daarmee verbonden, verweven met de actuele structuur
van denken. Het woord bacterie is gekoppeld aan de actuele kennis daarvan, het
woord ‘oerknal’ aan de inzichten daarover. De waarheid is de illusie van de
filosofie waarin men gelooft. Het idee dat de mens greep heeft op eigen taal,
en daarmee een rationeel autonoom denkend wezen is, vergeet het maar’. Jacques Derrida
(1930) Onze kijk op de wereld is altijd
subjectief, reikt niet verder dan de actuele taal, de mythe die we hebben
meegekregen en waarmee we dan ook hebben te leven. Een mythe die evolueert en
dus leidt tot steeds andere mensen.
Een visie die elke objectieve structuur voor die mythe ontkent. Derrida ondergraaft daarmee ook het idee van
de mens als rationeel bewust z’n denken beheersend subject. Iedereen is naar de
relativiteit van zijn tijd en met z’n mythen. Met uiteraard z’n consequenties
voor samenlevingen. Corona dat maar een griepje is. Dat we worden omvolkt. De mens naar de verzinsels waarin graag gelooft.
Standvastig in het geloof, stellig van overtuigingen, zelfverzekerd van
standpunten. Bevestigd met rituelen en vertoon. Willen we naar de dam; dan gaan
we! Die zwarte knecht van Sint, een traditioneel recht. Het debat van
tegenstelling. Zien gelijk te krijgen. Gelijk hebben komt later wel. Die
kerncentrales sluiten! De dialoog op zoek naar overeenstemming, polderen?
Slappe knieën krijgen, ideologische veren verliezen, posities verliezen.
Jezelf steeds weer opnieuw moeten uitvinden? Ja! Met voor iedereen het
vermogen zich van die verstarring en verstoffing los te maken. Door vragen
blijven stellen en vrij te blijven denken. Wat dan maar moeizaam lukt. Nieuwe
visies, ideeën, ficties te ontwikkelen.
De taal van de wiskunde als de meest logische en ondubbelzinnige. Bertrand Russell (1872-1970). Maar die begint met
axioma’s, niet te bewijzen stellingen. Zoals de kortste verbinding tussen twee
punten is een rechte lijn. Die in een kromme ruimte die niet bestaat. Daarvoor
dan ook weer een wiskunde is bedenken. Weer vanuit axioma’s, de ruimte is rond.
We zitten in een wereld waar we ook met deze taal niet uit kunnen.
Praktische kennis en inzicht worden verkregen door de wetenschap. Francis Bacon (1561-1626). ‘Geef dus
het woord aan rationele denkers en doeners. De verhalen van Plato en Aristoteles; spinsels aan de binnenkant van het hoofd. Laat de
dingen van de wereld hun verhaal vertellen door er steeds beter naar te
luisteren. Objectief waarnemen en thesen proefondervindelijk, empirisch
trachten te bewijzen. De uitkomsten nooit absoluut nemen, maar ze steeds weer
proberen te weerleggen, almaar blijven zoeken naar de vraag in het antwoord.
Herstel van de open academie, vrij mogen weten van universele waarden.
De wereld daarmee proberen op één noemer te krijgen. Die nooit de waarheid wortn. Als zodanig gepresenteerd alleen maar om unieke belangen te dienen. Die ltijd zijn binnen het tijdelijke van de fase van de
evolutie waarin we er zijn.
Een er zijn met z’n angsten en onzekerheden. Vanuit de beperkingen, en
relativiteit van uit de taal waarin we leven. Z’n verantwoording. De
geschiedenis met ook z’n erfzonde. Het welvarende Nederland nu mede dank zij
slavernij en kolonisatie.
‘De mens wordt vrij geboren maar leeft geketend’. Jean- Jaques Rousseau.
(1712-1778) Geketend door het sociale contract met anderen’. Een contract
dat met die evolutie door ons heen voortdurend is te herzien.
Dat we nu vooral rationeel technisch
afronden naar zich daarin aftekende praktische eindwaarden. Op een contract
voor vooral bezitten en dat beheren en behouden. Met voor iedereen plek
daarvoor. Publiek te realiseren voor iedereen. Gebaseerd op het
perspectief van het generaties
bestendige. Het daarmee iedereen steeds rijker kunnen worden. In ascese opdat het zinvol is.
Die actuele afronding met wat er mis gaat en waarom. Wetenschappelijk dat
ongeveer al weten en hoe het anders en beter kan. Dat verhaal politiek herwerken
in het sociaal contract. Met partijen mede gebaseerd op vooral unieke belangen.
Waar we daarmee uiteindelijk op uitkomen? Zeg aan het eind van deze eeu. Een kwestie van filosoferen.
De filosofen van onze geschiedenis over de toekomst. De kloof tussen wat
we denken en de realiteit. De realiteit waarin onze toekomst besloten ligt.
‘Wat zijn de voorwaarden om onze ervaringen te kunnen begrijpen? Wat zijn de grenzen van
ons ons kenvermogen?’ Immanuel Kant (1724-1804) . ‘De
toekomst die wij zelf zijn, zowel positief als negatief.’ Geboden kansen pakken
of die toekomst gewoon over ons heen laat komen. We zitten in een wereld die
bepaalt wat we zijn en waar. Dat willen weten.
Met ons denken en bedenken als enige zekerheid. Onze beleving van ‘er
zijn’ in die evolutie door ons heen.
Voor ieders tijdelijk naar wat men er van maakt. ‘Elk mens begint onbeholpen en moet net als
lopen ook leren leven en denken. In de daarvoor gegeven tijd met z’n
verdorvenheden’. Soren Kierkegaard (1813-1855), de vader van
het existentialisme, de stroming die de individuele vrijheid, de persoonlijke
verantwoordelijkheid primair stelt. ‘Ieder mens is uniek en verantwoordelijk
voor z’n daden, lot en ethos’. Zijn reactie op de maatschappelijke minachting
voor het individu. ‘Is er een wereld apart van de bewuste toeschouwer, en hoe dan?
Terwijl die zich alleen daarin manifesteert, naar wat daarvan wordt
begrepen.’ Zonder ons zelfbewustzijn is
er geen bewustzijn van het zijn. Met dus de vraag wat is dan dat zijn, en dat
zelfbewustzijn in dat zijn? Waarom is er iets en niet niets.?
Vragen waarop Martin Heidegger (1889-1976) door ging. Dat zijn vanuit dat
iets en z’n evolutie,, het daarin een ‘Dasein’. Een
centrum van handelen in de tijd. Een Dasein dat de
dingen primair beleeft als gereedschap en die beoordeelt op praktische bruikbaarheid. Zo dit Dasein maakt
tot zinvol en doelgericht, voor de tijd dat ‘Dasein’
gegeven.
Ieders ‘er zijn’ dat op die manier een manifestatie is in de evolutie. Heidegger verwerpt daarmee het cartesiaanse
dualisme, het naast elkaar bestaan van subject en object. Ontkent een
onafhankelijke ziel vrij van het lichamelijke.
Daarin oplichtend zijn we slechts een fase in de evolutie, die daardoorheen
verder gat.
‘Wat ons tijdperk mist is niet bespiegeling maar passie’. Soren Kierkegaard (1813-1855). ‘En dan niet voor
iets metafysisch maar voor een waardig
leven en sterven. Vanuit de persoonlijke kracht, van binnen uit en naar eigen
beleving. Niet naar de rede, het verhaal immers van anderen. Over een te gehoorzamen
God, of te dienen ideologie, naar een rolmodel. Oproepen tot voltooiing van de
wil van de schepping. Het denken van morgen, later komt het van zelf wel goed’.
Nee, mens zijn nu naar ons vermogen tot creativiteit. Met kunst, verhalen
schrijven, muziek maken, dansen. Zonder enige verzanding in eindwaarden of
voltooiingen’.
Het zijn en het niet zijn, ‘L étre et le néant’, het thema van Jean-Paul Sartre
(1905-1980). ‘Onze existentie gaat
vooraf aan onze essentie, we beginnen zonder doel en definitie. Die krijgen we
pas naar het leven dat we leiden, waarvoor we kiezen,, de rol die we spelen, wat
het beste past bij onze existentie, ons noodwendig bepaald ‘er zijn’. Daarbij
zijn altijd vrije keuzes te maken. Waarbij er vaak sprake is van sociale dwang.
Maar een keuze valt nooit daarop af te schuiven, die is altijd ter eigen
verantwoording. Iedereen bepaalt zelf z’n zin voor de samenleving.
‘Wat leidt tot de angst voor die opgave, tot vergetelijkheid om die te
ontlopen, tot wanhoop. Omdat we bij die keuzes nergens houvast vinden dan
alleen in eigen essentie, existentie’. De mens veroordeeld tot absolute
vrijheid en zelf z’n lot te bepalen. Een voortdurend gevecht tussen obsceniteit
en beter willen, gemakzucht en doorzetten, begrijpen en vervreemden. ‘Zo een
onrustig ‘niet materieel ding’ zijn. In de moderne bodemloze wereld, op zoek naar een taal voor zelfverwerkelijking.’
Op vele manieren probeerde Sartre zelf als
bodemloze voet aan de grond te krijgen. Door zich te engageren met ideologieën
als het marxisme, met zijn verhalen over eigen keuzes en zingeving, in vele
boeken en geschriften. In de tijd van vooral ideologische verwarring en dictatuur.
‘We proberen zin te geven aan het iets van een op zich zinloze wereld’.
De mens als zingevend element in de evolutie in de onredelijke stilte van een
absurde wereld’. Albert Camus (1913-1960). ‘We leven zonder iets te bereiken.
Als Sisyphus duwen we een steen een berg op, zodat
die op de top gebracht weer terug kan rollen. Het genie van de mens gedoemd om
ten onder te gaan met de dood van ons zonnestelsel. ‘Waarom dan nu al niet
zelfmoord plegen? Of moeten we rebelleren, leven tot op het maximale?’ In zijn
boek ‘De pest’ doet de mens gewoon wat te doen valt, anderen bijstaan. Daarbij
zou zelfmoord plegen een nederlaag betekenen, de ontkenning van de menselijke existentie, met z’n zowel angst als vrijheid,
beide te beleven naar eigen vrije keuze.
Het verhaal van een beleving van de absurditeit van de wereld. Waarin
overvloedig wordt gezaaid, maar met kansen voor slechts enkelen om te
ontkiemen. Het uitzichtloze voor mensen die in het hier en nu niet meekomen,
werkloos, dakloos, horig zijn, worden verstoten, vervolgd, gediscrimineerd,
geëlimineerd. De periode tussen de
eerste en de tweede wereldoorlog.
Maurice Merleau-Ponty
(1908-1961). De dubbelzinnigheid van de waarneming,
de directe en die van het intuïtieve. Iets zien en vervolgens daarbij iets
beleven. Begeerte, angst, vreugde. De existentiële waarneming, het van hoe de
dingen bewust worden en ze willen verantwoorden’. De mens die binnen een op
zich absurd en zinloos ‘ zijn’, die de vrijheid heeft om z’n bestaan naar eigen
ethiek zin te geven. De schepping die op zich geen zin heeft.’
Een wereld die er voor die perceptie al is en onafhankelijk daarvan.
‘Ons innerlijk ‘er zijn’ dat niet boven of buiten die wereld opereert maar er
in zit en er mee is. Veroordeeld tot zelf zin te geven aan die wereld, tot
persoonlijk beslissen en verantwoorden’. De wereld primair beoordelen op z’n
bruikbaarheid voor overleven en leuk, interessant kunnen leven.
Een wereld die daardoor voor ons nooit kenbaar wordt. Altijd is naar die
persoonlijke zingeving en beoordeling op bruikbaarheid. Waarnemen is daardoor
altijd geloven en verklaren vanuit de wijze waarop we in de wereld zijn, de
taal waarin weleven.
Merleau-Ponty leefde in de tijd van heftig botsende
ideologieën: marxisme, kapitalisme, liberalisme, conservatisme. Daarbij wees
hij elke absolute waarheid, iedere stelling
name af, zag hij ze alle als
betrekkelijk en te falsificeren.
‘Verwerp de noodwendigheid van het dialectisch denken, de wil van de
geschiedenis of het bovennatuurlijke. Blijf vragen zoals Socrates deed. Wat zijn de doelen en is de zin van een
standpunt, wat zijn de mogelijke middelen om het waar te maken, en naar welke
politiek?’.
Een beleving van de wereld als vreemd en volop twijfels. Een materiële
wereld waarin we zijn, ‘je en suis’. Met al die anderen waarmee we communiceren
in de door ons geschapen menselijke ruimte, ‘waarmee we samen zijn’. Ons discours
over de dingen, onbepaald ,tot we samen het woord weten, we ze daarmee samen
bepalen, zin weten te geven. De woorden van het alledaags vanzelfsprekende,
‘des parole parlé’. En de
woorden die nog zin en betekenis zoeken ‘des parole parlant’. Het samen zoeken naar de taal voor ons ‘er zijn’
in de wereld.
De zoektocht naar de voor ons uitwendige wereld. Wat voor var heeft ons
denken daarop. De gedachte oerknal en de evolutie. Maar wat voor zin hebben
die? Heeft die iets te willen? Arthur
Schopenhauer (1788-1860) was getuige van de
ontreddering van Europa na de slag van Waterloo,. van het debacle van de
revolutie en het herstel van het feodalisme. De vrepubliek
der Nederlanden die degradeerde tot een absoluut koninkrijk. De revolutie was
dood en Europa verwoest door rondtrekkende en plunderende legers. ‘Het resultaat van ‘de wil’
die wereld regeert, de weerspiegeling daarin van de chaos van een heelal zonder
een god en hemelse verwachtingen. Het leven is kort, maar de waarheid leeft
lang. Laten we die dus spreken.’ Zijn inspiratie voor zijn ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’, een boek dat je
volgens hem een aantal keren te lezen om het goed te kunnen begrijpen.
‘De
uitwendige wereld is naar wat onze geest zich daarvan verbeeldt. Een geest die
is naar een ‘universele wil. Die de
wereld regeert en onze geest dicteert. Daarbij is ons bewustzijn slechts de
korst op ons onbewuste gedirigeerde willen. Een vitale kracht in ons door
driften en instincten gestuurd. Wil je iemand overtuigen, speel dan in op z’n
begeerten. Het verstand is niet meer dan een uitvoerend orgaan om gewilde
verhoudingen naar die kracht met de buitenwereld te regelen. Onze vrij wil is
slechts een illusie,’.
‘Onbewust
zijn is de natuurlijke toestand van alle dingen. Planten zijn zich nog volkomen
onbewust. Met het dierlijke ontwikkelt zich daarop die korst van bewustzijn. De
natuurlijke wil van leven is dat zo volkomen mogelijk te leven. Daarbij ook de
dood willen overleven, met de begeerte tot voortplanting, van seks moeten. De
organen daartoe als tegenpool van het verstand. Die voortplanting bereikt en
seks niet verder mogelijk zien velen het leven als beëindigd, worden mensen
levensmoe, dementeren ze.’
‘Alleen
in ruimte en tijd lijken we vrije en individuele wezens. Maar in feite zijn we
onderdeel van een soort die de ‘universele wil’ in stand wil houden. Had een in de ruimte geworpen steen
bewustzijn dan zou die denken zich uit vrije wil te bewegen. Maar niets in die
steen noch in de mens is naar een persoonlijk vrij willen’.
‘De
wereld van deze wil is er een van vooral lijden. Want de begeerte is eindeloos
en de bevrediging altijd beperkt, is nooit helemaal naar het verbeelde. Het
gewaande ideaal maakt nooit volmaakt gelukkig, introduceert daardoor steeds
nieuw lijden, door de prikkel van steeds nieuwe begeerten. Aristoteles
zei het al: De wijze zoekt niet het geluk maar de bevrijding van zorg en
smart. Wees dus tevreden met het betrekkelijk goede. En dat eenmaal bereikt,
blijft over de verveling’. Schopenhauer had net geld genoeg om zich een
arbeidsloos bestaan te kunnen veroorloven, kon zich dus eindeloos te vervelen.
‘Hoger
ontwikkelde dieren worden steeds gevoeliger voor smart. Insecten voelen
nauwelijks pijn, zoogdieren al veel meer. Kennis vermeerdert smart, maakt
gevoeliger voor kwaad en ellende. Daarbij is de gedachte aan de dood pijnlijker
dan de dood zelf. Aan het eind van het leven wijs en berustend geworden wacht
de almaar naderende terechtstelling. Talmt de dood dan is dat als het spelen
van de kat met een hulpeloze muis. Zelfmoord lost dit probleem niet op,
elimineert wel de individuele wil, maar niet die van de soort’.
‘Wijsheid
kan verlossing bieden. Openbaart bijvoorbeeld
het nutteloze van de begeerte naar het stoffelijke. Hoe het streven naar
rijkdom verzandt in te veel overbodig bezit. Beperk dat tot wat je zinvol weet
te maken, waarmee je wat kunt doen, dat je opbeurt. Bevredig vooral de
geestelijke behoeften, want rijkdom resulteert slechts in verveling. En alleen
wijsheid is de ware weg om daaraan te ontsnappen. Hoe beter we onze
hartstochten kennen des te beter kunnen we ze temmen’.
‘Het
genie is de hoogste vorm van willoze kennis. Manifest in het schone en ware van
geniale kunstenaars. Niet kennis maar zuiver voelen weet ons te bevrijden, mooie muziek maakt mensen blij’.
‘Het
Christendom komt met z’n erfzonde dicht bij de waarheid, het kwaad van die
universele wil. Dat mensen almaar verleidt tot begeren. Oosterse religies laten
met hun streven naar onthechting, ultiem in het nirwana, begeerten verdampen.
Bieden zo een bevrijding van de soort’. De wereld primair zien als in wezen
innerlijk en intuïtief en niet uitwendig en intellectueel. Eens de verlossing
voor het rationele westen?
‘De
voortplanting is vooral van de schuld van de vrouw, die als ze jong is daartoe
verleidt. Welke misdaad hebben kinderen begaan dat ze geboren moeten worden?’
Is de vrouw eenmaal bevrucht en heeft ze haar nest vol, dan verliest ze ook
haar schoonheid’. Schopenhauer haatte zijn moeder, die na de dood van zijn
vader rijk en van aanzien, sociaal volop wist te genieten van haar begeerten.
‘Vrouwen zijn geneigd tot buitensporigheden en moeten dan ook goed in het
gareel worden gehouden. En des te minder we met ze te maken hebben des te
beter’. Hij bleef dan ook zijn hele leven vrijgezel.
Het
verhaal van het klaagzieke en vermoeide Europa. Dat met het herstel van de oude
regimes al z’n idealen van de revolutie kwijt was. Van de pessimistische
cynische en eenzame mens, de verbitterde romanticus die z’n verwachtingen zag
verpulveren in afbraak en ellende, waarvoor miljoenen het leven hadden gelaten.
De negentiende eeuw, een dieptepunt in de menselijke beschaving. Waarop het begin van de volgende genadeloos
zou afrekenen.
Friedrich Nietzsche (1844-1900) die positief bleef, op een niet
altijd goed begrepen manier. ‘Wat is het wezen van de mens en wat weet die met
al dat praktisch bruikbare er van te maken?’ De mens tot dan toe vooral middel
en materiaal voor vervolmaking van de grote verhalen, van elites, religies, economieën.
‘De mens, een tijdelijk middelpunt ,van een eigen beleving in het
universum. Voorzien van middelen om van dat tijdelijke iets te maken’. Nietzsche die uitdaagt tot geestelijke
zelfgeboorte via zelfkennis tot zelfverwerkelijking. ‘Met iedereen in zich de
wil tot eigen vervolmaking, het verlangen naar ‘Übermensch, al het zich
verbeelde externe te willen beheersen’. Meester zijn over eigen lot, passies.
‘Der Wille zur Macht’. ‘Bevestig het leven met ja! En
niet met een slavenmoraal die religies prediken, de wrok van de zwakken tegen
de sterken. Het ja van het fysiek sterke van de creatieve elite. Noodzakelijk
voor de evolutionaire vooruitgang van de mensheid. Wees in die zin een
deugdzaam mens, met grote levensvormen, goed voor de samenleving en de
zwakken.’
De actuele samenleving met z’n supersterren in cultuur, wetenschappen,
politiek, sport, vermaak, vertier, glamour. Van Übermenschen die de ficties
over voltooide filosofieën en versteende religies herijken en een nieuw
elan geven. De mens als vrij en
zingevend moment, zelf scheppend en zich verantwoordend.
Zijn vooral geloof in het positieve verhaal. Van Schopenhauer ontleende hij de wil die de mens aandrijft, het idee
van de Übermensch van Darwin, dat het sterke overwint. Goed is wat overleeft en
slecht wat de strijd opgeeft en verliest.
Een verhaal dat de zedenleer van vooral
goed zijn voor de kudde opzij schoof. ‘Geef de in ieders leven besloten wil
alle kansen. De wil tot strijd, macht en daarmee beheersing van de evolutie
naar hoger en steeds volmaakter’.
De mens die daardoor ook het wreedste dier werd, voor de natuur en
zichzelf. ‘Aan de sterken, een elite om ook dat dierlijke in het gareel te
houden’. De wreedheid als vreugde en verrukking van de mens in de oudheid, het met genoegen martelen in de Middeleeuwen,
de huidige onverschilligheid over het lot van dieren voor de slacht, mensen in
sloppenwijken. Op sociale media leven in een beerput van bedorven denken. ‘Doe
daar wat aan!’
Is de schepping doelgericht, en uit op een ideale samenleving? Volgens Henry Louis Bergson
(1859-1941) beslist niet. Hij zag daarin twee conflicterende krachten. Een
diversifiërende kracht , die van de materie, entropie, het alles eens uniform.
Het universum dat daarmee uitdijend tot op z’n warmtedood. En een schppende levenskracht, een ‘élan
vital’, het leven eigen. Die de materie dwingt tot
die evolutie daardoor heen. Die ons
stimuleert tot continue innovatie, het almaar willen vernieuwen van
wetenschappen, kunsten, literatuur. Het élan vital waarmee we ook zoeken naar onze bestemming.
De entropie die zich manifesteert in dictaturen, die dat élan verbieden, proberen ui te roeien. Het
anti-intellectualisme dat iedereen op één noemer wil, die van een economie van
alleen maar dom rijk zijn en alles hebben. Versus het menselijk elan gericht op
onderscheiding in de schoonheid, door
creativiteit in kunst en cultuur. De economie van welvaart uitgedrukt in
statistieken en geld versus die van persoonlijk welzijn en geluk. Het dom weg
stom consumeren of zinvol bezig zijn met wat we hebben. Het leven beantwoorden
met ja.
De mens in en met de wereld. Met inmiddels alle aandacht over het
ontstaan daarvan en functioneren. Die wereld waarin en waaruit we zijn. Met de taal waarin we leven. Waarin zich die
universele wil manifesteert?
Die oerknal. Het begin van ruimte en tijd, materie en energie. Uit
niets. En van een evolutie tot op ons daarin zijn. Als een fase daarvan. Materie,
massa met aantrekkingskracht, zwaartekracht, die resulteerde in het samenpersen van materie,
in aanvang waterstof, tot op het
ontstaan van kernfusie. Het ontstaan van nieuwe materie. Naar het principe van
waterstof. Dat we begrijpen als een kern met daarom heen een tollend elektron.
In eerste instantie fuserend tot helium, een kern met daaromheen twee elektronen.
Een prices tot op de ruim negentig ons bekende
natuurlijke elementen. Waarbij met overgang van waterstof op helium energie
vrij komt in de vorm van straling .
Sterren die aan het eind van die fusie ontploften tot sterrenstof. Voor
het ontstaan door zwaartekracht van weer nieuwe sterren. Gebruikelijk omringd
met planeten. Nu voorzien van die natuurlijke elementen. Atomen, die met die
opgewekte straling zich verbinden tot moleculen. Zoals waterstof en zuurstof
tot water. Tot op zich zelf voortplantende moleculen. Die we beschouwen als
leven. Op daarvoor geschikte planeten
als onze aarde tot op intelligent leven. Naar de wetten die oerknal meegegeven.
Het verhaal waarin we zitten. Dat we
steeds beter leren kennen. Maar nog steeds voor ons denken niet kunnen
begrijpen. Materie, het voor ons korrelige, inmiddels begrepen als een spel van krachten in de
ruimte. Krachten waarvan we weten dat ze er zijn, maar niet wat ze zijn. Zoals
de zwaartekracht.
Wel weten hoe ze werken. Een kracht bewegen dat energie opwekt. Een klok
voorzien van energie door een gewicht op te takelen, een veer op te winnen. Een
magneet met een kracht de ruimte in. Bewogen die energie opwekt. In de vorm van
magnetische straling. De ruimte in. snellend met de snelheid van driehonderdduizend
kilometer per seconde. Die elektronen laat bewegen. Een praktisch bruikbaar
weten. Waarmee we net bewegingsenergie elektriciteit opwekken. De dynamo. Een magneet waarin een stroomgeleidende
spoel draait. Bewegende elektronen die
weer een magnetisch veld opwekken, Krachten om te zetten in beweging, de elektromotor
De wisselwerking tussen magnetische velden en elektronen die de evolutie
van het materiële mogelijk maakte. Elektromagnetische straling die de natuurlijke
elementen op elkaar lieten reageren. Ze chemisch met elkaar verbonden tot moleculen.
Steeds complexer en uiteindelijk resulterend in wat wij leven noemen.
Organisaties van materie met het vermogen zich te delen en zo voort te planten.
Straling die dat leven op aarde mogelijk maakte. Planten die daarmee de
atmosfeer ontdeden van een eens te veel CO2. Daarbij voorzagen in
zuurstof. Het proces van fotosynthese. Zonlicht dat in bepaalde cellen
elektronen laat bewegen, elektriciteit opwekt. Die in andere water splitst in
waterstof en zuurstof, het proces van elektrolyse. De waterstof die de zuurstof
uit , CO2 verdringt en zich verbindt met de koolstof tot
koolwaterstoffen, suikers. Met als bijproduct zuurstof. Planten die zo dierlijk
leven mogelijk maakten. Dieren die zich voeden met die koolwaterstoffen. Ze met
zuurstof weer verbranden tot CO2. De natuurlijke kringloop in de
natuur.
Alleen mogelijk op planeten die zich daarvoor lenen. Met vloeibaar water.
En met voldoende en niet te veel straling. Van een ster of een hete kern in een
oceaan van water. De ijsmanen waarin we leven vermoeden.
Moleculen van leven die DNA schrijven. Een
code voor cellen hoe zich te ontplooien. Een verhaal met z’n geschiedenis. De
rondworm die al tachtig procent van de menselijke genen heeft.
Straling die voorziet in informatie, gegevens, data. De golflengten van
voor ons zichtbaar licht die variëren van 380 - rood - tot 750 – violet - nanometer. Frequenties die
in ons netvlies elektriciteit opwekken. Gestuurd naar ons brein voor tv met
weer die wisselwerking. De evolutie die
leidde tot ogen om met die variaties in frequenties van licht te kunnen zien.
Materie die we zien in de kleur die het niet absorbeert. Kleurloos glas
dat niets absorbeert, en dus licht blijft. Laat zien dat materie niets is, een
door krachten beheerste ruimte. Zelf materie zijnd te voelen.
Geabsorbeerde straling die de elektronen van materie laat bewegen. Die
daardoor warm wordt en zelf weer gaat stralen. Praktisch bruikbaar weten.
Geluid, trillingen, van lucht, bewegingsenergie. Die omzetten in elektriciteit.
Door daarmee een magneet op het membraam van een microfoon te laten trillen, in
een spoeltje. Daarin zo elektriciteit opwekken. Met de frequentie van dat
geluid. Die versterkt weer straling produceert, radiogolven de ruimte in. Met
antennes op te vangen en weer om te zetten in elektriciteit. Die versterkt het
membraam van een geluidsbox kan laten trillen. Met de frequenties van dat
geluid. Het principe van de radio, en tv. Al onze zintuigen die min of meer
naar dit principe werken.
Dieren die met voor de verwerking van waarnemingen een centraal
zenuwcentrum, een brein hebben. Dat net als een computer elektrisch
functioneert. En dat dus straalt. Op de frequentie van z’n denken. Op te vangen
door daarop afgestelde antennes. Iets van internet? Dieren die mogelijk op die
manier informaties uitwisselen. Elkaar zo voorzien van software en updaten? De
hardware, het brein, dat genetisch met DNA te verklaren is. Maar die software,
hoe een nest weten te bouwen? De poes die voelt dat het baasje voor de deur
staat. Dierlijk leven dat misschien al vanaf z’n begin een vorm van internet
had. De evolutie die gaat tot op het gaatje van wat mogelijk is. Mensen die
soms ervaringen van anderen denken mee te beleven. Onze taal, inmiddels ook een
kwestie van internet, van stralingen met informaties. De digitalisering met nog
ongekende uitkomsten voor de afronding.
De relativiteit van ons weten. Straling,
trilling, energie de ruimte in. Met de vraag van wat er dan trilt in die
ruimte. Het voor ons leegte, dat toch iets is. De ruimte die begon met niets en enorm
uitdijt, en dus altijd eindig is en blijft. Die geen buitenkant laat zien, in
zichzelf gesloten lijkt. Als een gesloten lijn, een cirkel, het oppervlak van
een bol. Die geen einde hebben. Het één en tweedimensionale. De driedimensionale
ruimte die zich mogelijk ook zo sluit en dus rond is? Waarin dan net als op een ballon geen rechte
lijnen mogelijk zijn en elk punt middelpunt daarvan is.
Ruimte en tijd die met elkaar verbonden lijken. Bewegen in de ruimte
waarbij de tijd vertraagt. Hotloges langzamer gaan lopen. Met vliegen bewezen.
Dat niet sneller kan dan met de snelheid van het licht.
De tijd die ook begon op nul. En dus
eindig is, met geen eeuwigheden. Anders met een oneindig verleden van
waaruit het heden oneindig is en dus onbereikbaar is. De tijd die vertraagt, in
zwarte gaten weer op nul!? Ook een verklaring waarom licht daaruit niet kan ontsnappen.
Krijgt daar de tijd niet voor. Is die tijd misschien ook rond en gesloten, met een
kringlopen met oerknallen?
Wie de natuur denkt te begrijpen die ze niet begrijpt. We zitten in de
wereld en kunnen er niet uit, zijn er naar. Die proberen te begrijpen is als
licht willen bekijken en en dan licht nodig hebben, onszelf.
Alles wat we begrijpen dat zich wel bewijst als praktisch bruikbaar. Te
ontwikkelen tot op eindsyntheses van het praktisch volmaakt duurzame. En het
generaties bestendige.
Onze verhalen die zich zelf bewijzen. Alles dat bedacht is begint
met een these. En die te verantwoorden. Het verhaal van thesen, antithesen en
synthesen. Met het praktisch volmaakte als een noodwendige eindsynthese. De wijze waarop wij functioneren
in die evolutie door ons heen. George Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). ‘Er is een ultieme
waarheid, een wereldziel die zich door de tijd heen openbaart en waar maakt.
Naar een dialectisch proces waarin contradicties noodwendig leiden tot nieuwe
ideeën, en wel steeds betere’. Het idee, de these die z’n antithese bewijst,
z’n gebreken en onvolkomenheden. Die leiden tot het zoeken naar een synthese,
de eliminatie ervan. Een synthese weer als these met z’n antithese, enzovoort.
Die almaar oplossen. Tot op het bereiken van de eindsynthese. De voltooiing van
dit proces tot op eindwaarden. Door hem vooral bedacht voor de samenleving.
Waarbij het Duitse keizerrijk zag als een eindsynthese.
Zijn verhaal dat zich bewijst met politiek streven naar betere en eerlijker
samenlevingen. In de techniek met de ontwikkeling van producten tot op
praktisch volmaakt en op eindwaarden. Door
ons heen en naar die wil. Voor het materiële de natuurwetten.
Maatschappelijk heel veel goed fout,
een antithese. Thomas More (1478-1535) die reageerde op de toenemende
verpaupering in zijn land, Engeland, door de privatisering van de gemene
gronden. Met zijn ‘Utopia’, een soort christelijk communistisch manifest voor
een betere en menswaardiger samenleving. Geïnspireerd door verhalen over
indianenvolken, die alles samen deden en deelden, van toen de mens nog leefde
op de voor iedereen vrije steppen. Zijn denkbeeldige samenleving was simpel,
uiterst ascetisch, kende geen persoonlijk bezit, met iedereen sober gekleed,
gehuisvest in strik uniforme steden, met voor allen gelijke regimes van arbeid
en lijfeigenen, mensen die straf verdienden. Al met al uitzonderlijk saai en in
wezen niet erg menswaardig. Een samenleving waarin hij zelf zeker niet zou
passen, die hij mogelijk meer zag als een exercitie.
Maar wel een stimulans voor velen om
ook utopische, sociale, ideale samenlevingen te bedenken. Die deels gerealiseerd
in zich bewezen als niet de oplossing voor armoede en onrecht, dat zomaar
bedachte ideologieën niet werkten. De reden van de huidige afkeer tegen alles
wat naar utopieën riekt. ‘Blauwdrukken voor de toekomst, nee! VisieS, olifantEn die het uitzicht belemmeren.’ Mark Rutte (1967). Wim Kok (1938) die zich
bevrijdde van z’n ideologische veren. Die hem hinderlijk voor de ogen hingen.
De actualiteit mt
z’n antithesen. En wachtend op synthese.. Voor de huidige verpaupering,
ongelijkheid, falende staten. Op zoek naar de verlossende eindsynthesen. Die
toch moet komen van filosofen als Thomas More, van mensen die menen dat bepaalde
actualiteiten niet waar mogen zijn.
Karl Marx (1818-1883), eveneens door maatschappelijke
ellende sociaal bewogen. Die de dialectiek van Hegel betrok op deze noodlotsgeschiedenis van het proletariaat.
Mensen gevangen en verpauperd in structuren en systemen naar gewilde machten
van bezit en productieverhoudingen. Een fatale antithese, die vroeg om een
verlossende synthese, en een uitzicht op een eindsynthese. De volmaakte
voltooiing die iedereen uiteindelijk vrij zou maken. De mens als noodlotsfiguur
in de evolutie, beschreven in zijn boek ‘Das Kapital’.
Waarmee we de huidige oost - west
tegenstellingen hebben.
De these van mannen over vrouwen. Vooral praktisch bruikbaar voor ze. ‘Belet dat vrouwen mens worden. Laat ze niet
gaan denken en bedenken’. Mary Wollstonecraft (1759-1797)
die deze strategie aan de orde stelde. Hoe opvoeding en onderwijs hun ontplooiing
onderdrukten. Vrouwen die niet mochten
studeren, schrijven, schilderen, componeren. Simone de Beauvoire (1908-1986). ‘Men
wordt niet als vrouw geboren maar gemaakt’. Naar de cultuur van mannen. Vrouwen
die wakker moeten worden. Die te veel en te gedwee met dat mannelijk verhaal
mee gingen. Schrijfster Virginia Woolf (1982-1941) die zich afvroeg waarom er nauwelijks
vrouwelijke schrijvers waren geweest. Vrouwen hadden daar geen geld, geen eigen
plek, geen tijd voor als mevrouw van een
meneer.
De man die voor het krijgen van
kinderen een vrouw nodig heeft. En daarmee het huwelijk. Ze langdurig te
huisvesten en te onderhouden . Te beschermen
tegen andere mannen. De vrouw die
daarvoor incidenteel een man nodig heeft. Het huwelijk daarvoor niet nodig
heeft.
Het noodwendig blijven denken in
thesen als oplossing voor wat we beleven als antithese.
Ons denken en bedenken naar een hogere wil? Communistisch geïntrigeerd
ontwierp de architect Le Corbusier
(1887-1965) het ideale dorp. Een flat op kolommen voor de huisvesting van een colletctief van boeren,
een schuur voor de gezamenlijk te gebruiken landbouwmachines en silo’s voor de
oogst. De volmaakt egalitaire en steriele commune. Een stad langs de kust
bedacht hij als een lange lint hoogbouw met voor iedereen uitzicht op zowel de
zee als een fraai landschap. Iedereen hoog en daarmee vrij wonen, met optimale
vrijheid op de begane grond. oor parken,
met groen op grote balkons en daken. Nazi Duitsland sociaal met een vijf
kilometer lang appartementencomplex voor even vakantie voor de in benauwde
industriesteden wonende partijgenoten. Engeland met z’n butling
kampen, steriele verzamelingen campers. Inmiddels geëvolueerd tot butlingboten om de wereld verkennen.
Geweld, uitdaging, competitie als grondslag voor thesen. Met geweld war
te maken. Het zwaar bewapende roofkapitalisme. De rijke landen die vooral rijk werden
met roof, kolonisatie, slavernij. De geschiedenis met vooral oorlogen en genocide.
Waarmee de wereld wel steeds meer één werd. Door moeten en willen samenwerken.
Voor de afronding op praktisch volmaakt duurzaam . Gebaseerd op wereldwijd daar
alles voor maken en verhandelen. Met zicht op een eindsynthese. Die
noodwendigheid van alles eens hebben en in overvloed. Met steeds minder mensen.
Vrouwen die door glazen plafonds heen breken. We op weg zijn naar een
eindsynthese. Waarbij het ook kan ontsporen. We opnieuw moeten beginnen. In de taal waarin we leven.
In die diepdonkere diepzee van onze woorden ze lukraak grijpen en rijgen
tot zinnen zonder zin. De natuurkundige Alan
Sokal (1955) die zo een artikel schreef met bewust
zinloze beschouwingen. Dat opstuurde naar een gerenommeerd academische
tijdschrift, gepubliceerd kreeg. En vervolgens met veel internationale
waardering. Politici met dergelijke verhalen en die gekozen worden. Ons zijn
naar het mysterie van de natuur en niet durven erkennen. De schepping die zich
niet laat begrijpen, en dat niet willen aanvaarden. De verleiding te denken in
wat logisch lijkt. Waarmee we alleen maar uitkomen op wensdenken. Terwijl e verder moeten met die evolutie door
ons heen.
De evolutie, een kwestie van toeval. Volgens Charles Darwin (1809-188). Het toevallig sterkste dat overleeft. De
naar elders verwaaide vogel met de juiste snavel voor de vruchten daar De witte
beer die kan overleven op de witte sneeuw van de Noordpool. De bleke mens in
het hoge noorden met te weinig zon. De donkere in de regio’s met te veel en fel.
Het materiële met z’n mogelijkheden voor die evolutie. Die zich voor ons
als een wil manifesteert. Waarmee die evolutie mede door ons heen verder gaat. De
fase waarin we zitten en kunnen afronden.
De mens mede besloten in die wil van de oerknal . En met de opdracht dat verhaal voort te
zetten. Met ons denken, bedenken en maken. Om ons er materieel mee te
verlengen. Waarmee we ook als soort evolueerde. We de natuur tot cultuur
verbouwen. Met mede de gave van de zuivere rede. Denken en bedenken naar eigen ingeving en vrij
van het vertelde. Waarwee we een innovatief moment zijn in de evolutie. We ons
vrij kunne maken van de blinde natuur, een eigen cultuur kan scheppen. Die we
hebben te verantwoorden. Aristoteles (384-322 vCr) met zijn keuze voor een goed en deugdzaam leven met elkaar.
Pleidooi voor een rechtvaardige economie met betrouwbare producten. Het idee
voor eens de gilden. Het materiële zien als middel en niet als doel, Zeker niet
om er zo veel mogelijk winst mee te maken. Aristoteles die de jacht op almaar
meer bezit, kapitaal zag ontstaan. Een particulier kapitalisme, met arbeid
renderend te maken. In zijn tijd vooral met slaven.
Welke krachten beheersen de economie en welke politiek was
de juiste, de meest rechtvaardige? De
zegeningen van de vrije markt zonder monopolies. De universele hebzucht als
filantropisch geschenk voor de samenleving. . Het einde van de gilde, de
garantie van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid, een rechtvaardige prijs. Het opzeggen
van de filosofie van de solidariteit, met zorg voor de naasten.
De arbeidende klasse
die politiek bewust werd. Met ook het bedenken van utopia’s
naar Thomas More Toen schapen beter rendeerden dan
boeren. Die verjaagd naar de steden daar goedkoop bruikbaar waren voor de
opkomende industrie. Goedkoper nog dan te kopen en onderhouden slaven. ‘Dit
moet anders en kan veel beter, eerlijker’. Wat hem de kop koste. Het lot van
veel sociale bewogenheid, tot op heden.
Karl Marx dir eveneens zo’n verhaal bedacht,. Met de mens als
noodlotsfiguur in de evolutie. Mensen gevangen in een fatale antithese, die
vroeg om een verlossende these, en een uitzicht op een eindsynthese. Met als
eindspel de maatschappelijk bedachte
nachtmerries, tot op heden.
De verklaring van de voorkeur voor het laisser faire laisser aller, laat
het zich maar bewijzen. En daarmee weer negeren van de menselijke verantwoording.
Het toch weer gevangen zitten in ideologieën. De doorbraak van de verlichting,
mogen weten wat we zien. Met technische middelen steeds meer. Tot op het begin
van de schepping. En dat we mede naar die evolutie zijn.
Aan zet in de evolutie. Baruch Spinoza (1632-1677) die ook geloofde in een wereldziel.
Die uit is op het goede. ‘Alles in het universum is één, en dat ene is wat wij
God noemen. En dat ligt besloten in de natuur. Waarin en waaruit we zijn. Aan
zet met ons denken en bedenken. Waarmee
we dit plan steeds beter leren kennen. Waarbij we kunnen kiezen. Al of niet voor het goede van
dit plan.
Het klimaat en dat we niet meer beheersen. Waardoor landen onleefbaar
worden, volksverhuizingen op gang komen. Oorlogen weer een optie worden. Weer in balans zien te komen met de natuur. Waarin
we immers oplichten, die ons mogelijk maakt. Die we met ons denken en bedenken vermaken.
Waardoor steeds mensen mogelijk werden. Ten koste van alle andere soorten. Onze
voorfamilies.
De economie met nog geen idee van afronding. Geen hogere doelen stellen
dan het aandeelhoudersbelang. Het gedachtegoed van Milton Friedman (1912-2006). Beloond met een
Nobelprijs. Het neoliberalisme dat gaat tot op het gaatje van wat legaal is.
Waarbij globalisering vrijwel alles
legaal maakt. De afronding met eens iedereen aandeelhouder.
Terug naar antieke ideeën. Die van Aristoteles. ‘Een samenleving moet
eerlijk zijn’. John Rawls (1921- 2002) ‘Die niet funderen op
menselijke driften en instincten maar op
wat we willen verantwoorden. Met een
ethiek gericht op het welzijn voor iedereen’. Het sociaal liberale contract
denken in de VS, in Europa de sociaal democratie.
‘De mens naar z’n natuur en ge tolereert boorte oneerlijk bedeeld. De politiek die daarvoor
kiest, die dat ziet als een natuurlijk gegeven, Die een economie voor alleen
het sterke en slimme accepteert. De rijken die zorgeloos leven naast verpaupering’.
Rawls keuze
voor een politiek die iedereen het recht geeft op autonoom zich zelf zijn naar
eigen vrije rede en aanleg. Optimale gevarieerd dus, maar onder voorwaarde dat
die autonomie mede die van alle anderen ten goede komt, dat deze ongelijkheid
tevens uitpakt in het voordeel van de minder bedeelden. Het in Nederland
betalen voor de verzorgingsstaat naar inkomen. De chirurg die mag rijk worden
van de medische pech van anderen omdat we die kosten samen verzekeren.
Onderwijs tot op het hoogste niveau en dat geen talenten verloren laat gaan.
Een bestel niet naar de natuur maar naar cultuur. Talenten en plek van
geboorte zijn nooit eerlijk verdiend.
Mogen dus niet de rechtvaardigheid van een maatschappij bepalen. ‘Leg bij de
bepaling van het sociale contract een sluier van onwetendheid over de
persoonlijke willekeur van het lot, maakt dat zo neutraal ten dienste van
rechtvaardigheid.’ Ter correctie van de natuurlijke desinteresse vanuit ieders
eigenbelang. Ter erkenning van een basiswaarde voor iedereen. De vrije
markteconomie die zich na de tweede wereldoorlog wereldwijd als winnaar bewees.
Niet zonder problemen, maar met het idee dat democratie ze de baas kon blijven.
De vorige eeuw die op weg leek naar een werelddemocratie, met een rechtsorde en
mensenrechten voor iedereen. Voor heel veel mensen dan ook een boeiende en vaak
mooie tijd, met welvaart voor steeds meer ,mensen.
Zelfs even bedacht als het einde van de geschiedenis. Francis Fukuyama
(1952). Het einde van de geschiedenis, met het kapitalisme als uiteindelijke
winnaar. Tot in New York twee vliegtuigen de twintorens
invlogen, in 2008 heel onvoorzien een bank omviel, en daarna meerdere.‘Ben
bijzonder geschokt, kan het haast niet geloven. Er moet een fout zitten in onze
overtuiging dat de vrije markt zichzelf beter reguleert dan enige overheid’. De
getuigenis van Alan Greenspan (1987- 2006), voor een commissie van
het congres in 2008 naar aanleiding van deze kredietcrisis. De man die
verantwoordelijk was voor de centrale bank van de VS.
Een bewonderaar en ondersteuner van de filosofie van de schrijfster Ayn Rand (1905-!982). Filosoof van het omgekeerde idee van Kant, dat altruïsme een deugd is en
zelfzucht een kwaad. ‘Door alle eeuwen heen zijn het de Atlassen, de elitaire
vrije en creatieve geesten, die de lasten moesten torsen voor het overleven en
verheffen van de mensheid. Aan ons de taak ze van die last te bevrijden en vrij
laten zijn in waar ze zo goed in zijn’. De super rijken in de VS die het
commando van de staat over nemen. De democratie bestormen. Geboren in St.
Petersburg vluchtte ze voor de ideologie van de Russische Republiek naar de VS.
Van plan daar een groot schrijver en denker te worden ontwikkelde ze een
filosofie van het objectivisme, de ideologie van individualisme met als deugd
het egoïsme. Het ieder voor zich. ‘Een natuurlijke
realiteit en met onze rede om daarin te streven naar een gelukkig leven. We
dienen te handelen met het oog op ons eigen geluk. Met respect voor anderen.
Moeten daarbij wel redelijk blijven, zodat we datzelfde streven van anderen
niet in de weg staan. Handelend naar dit principe hebben we dan ook geen andere
morele codes nodig. Altruïsme komt dit streven zeker niet ten goede, verleidt
slechts tot daarvan afwijken’. Het communisme dat ze daaraan ten onder zag
gaan. Haar verhaal van een ijskoud hyperindividualisme. Dat het politieke debat
in haar nieuwe vaderland kleurt. Waar ze haar romans graag lezen. Waarin mensen
primair functioneren vanuit hun natuurlijke staat, hun instinct tot overleven.
De ‘tea party’ die haar visies predikt. De Republikeinse
Partij in de VS die ze bevrijdde van elk gevoel voor solidariteit. De rijken
die belastingen als een vorm van diefstal beleven. ‘Gaan we ze teruggeven. Lees
mijn lippen, geen belastingen’.
De samenleving naar hoe de dobbelstenen rollen. Het lot van de mens in
het zijn van de wereld besloten. Dat maar hebben te aanvaarden. De mens in die
voort tollende evolutie zonder enige
moraal. Het negatief liberalisme met een afkeer voor visies. Met de
zegen van de dominante religie. Gods zegene het.
Terug naar het middelpunt van het heelal, de individuele mens. ‘Met z’n
rechten, en waarop niets en niemand inbreuk mag maken.’ Robert Nozick (1938 ). Het individu is volledig eigenaar
van zichzelf en van wat het daaraan weet toe te voegen. Omdat dit recht individueel
moeilijk is te beveiligen vraagt het
altijd om een contract met anderen om dat samen te doen. Beperkt, want
alleen om dit recht te handhaven, persoonlijk eigendommen te verdedigen, ieders
autonomie te waarborgen. Politiek de minimale staat. Want meer overheid leidt
automatisch tot dwang. Belastingen laten je werken voor anderen en is dan ook
een vorm van slavernij uioefenen. Mensen zelf laten
kiezen voor een beschermingsconstructie die ze persoonlijk het best past en het
minst kost. Compounds, enclaves waarin ze veilig zijn. Vrijheid om dit allemaal
zelf te regelen, je eigen fort te bouwen en dat te mogen verdedigen. Tegen hen
die buiten de boot vallen, zich niet weten te
redden. ‘De Mexicanen gaan zelf de muur betalen.’ De minimale staat
gebaseerd op het individuele natuurrecht.
Met nauwelijks plichten voor het gemeenschappelijke. Dit bestel wel op
legitieme basis, democratisch. Nozick die een en ander zag als een gedachte-experiment. Welvarende
Amerikanen met een wapenarsenaal voor het geval dat.
New Orleans in 2005 getroffen door een orkaan.
De burgermeester die de publieke bruggen over de Mississippi afsloot om het
hoog gelegen rijke deel van z’n stad te beschermen tegen vluchtelingen. Daar
voor al om geprezen. De megasteden niet meer te beheersen e. Met voor iedere
kaste z’n wijk, beveiligde compounds. Door criminelen beheerst.
Pakistan dat onder water loopt door welvaart elders. En dat het zelf mag
uitzoeken. Eilanden die in ze verzinken. Vluchtelingen die nergens welkom zijn.
De zeespiegelstijging die dat verhaal van New Orleans
op vele manieren gaat herhalen. Met dan ook weer mensen die hoog en droog
zitten.
Hanna Arendt (1906-1975 ) moest als Jodin ook vluchten
voor zo’n ideologische ontsporing, de obsessie haar volk te moeten vernietigen,
en eveneens naar Amerika. Na de oorlog volgde zij het proces tegen Eichmann, de
uitvoerder van de Holocaust. Het uitroeien van Joden. Met een organisatie met treien, kampen met gaskamers en ovens, gerund door vakbekwaam
personeel. En noteerde de banaliteit van het kwaad, de onverschilligheid van
mensen, die anderen compleet aan hun lot laten ondergaan, zonder enige
empathie. Gewoon doen wat opgedragen wordt, gaan regelen. Na het vervallen van
een democratie in populisme. Gebaseerd
op een dominante stem, wil van een volk. Een democratie voor Arendt dan ook
een gruwel. De politiek moest zich nooit baseren op ideologieën als socialisme,
liberalisme. Diende uit te gaan van de pluraliteit van een gemeenschap, het
rekening houden met de menselijke diversiteit, alle minderheden en de gegeven
historische situatie. Hoe en met wat voor democratie, dat wist zij niet nader
uit te werken. In elk geval weg met de tirannie van kijkcijfers en opiniepijlers,
de uitslagen van enquêtes en referenda, de stem van de angst en de roep om
verlossing.
Ernst Bloch (1885-1977).
‘De mens is filosoof naar hij of zij wil zijn’. Ook hij moest als Jood
vluchten, naar de VS. Daar bleef hij utopisch. Zodat hij na de oorlog terugkeerde
naar het marxisme van Oost Duitsland. Maar vrijheidslievend blijvend vluchtte
hij al snel naar West Duitsland. Waar hij hardnekkig bleef hopen op eens een
betere wereld, ‘Wat is kan niet, mag niet waar zijn’. De mens als een kraamkamer
voor het nieuwe en betere. Met in zich de schemering van de weg naar
vooruitgang. Als de werkelijkheid die afdwingt. Zijn denken naar Schopenhauer en Nietzsche.
De hopende mens, zich bewust van het nog niet zijn dat moet komen.
Daarmee de drijvende kracht in de evolutie van de mensheid. Dromend van warme
krachten die strijden tegen de ijskoude. Als filosoof van de hoop trok Bloch vooral ook
lering uit het verleden. ‘Religie is mede hopen en een atheïst is dan ook vaak
een gelovige’. Met als kanttekening dat de atheïstische verlichting de kracht
van het kwaad enorm had onderschat.
Hij wilde twee utopieën, een sociale en een rechtvaardige. Een die de
noden opheft en waarin men gelukkig kan zijn, en een die de vernedering opheft
en veiligheid en geborgenheid garandeert. Tot aan zijn dood bleef hij geloven
in een soort communisme als omega. Met een accent op fantasie en verbeelding,
en dan niet alleen vanuit rationeel wetenschappelijk denken. Een exponent van
‘dit mag niet de waarheid zijn’ en van het willen blijven geloven en hopen in
‘het kan en zal anders en beter. De geschiedenis herlezen voor de toekomst. Vooral
van mensen die daarin geloven.
‘De mondialisering die een virtuele
hypermaatschappij creëert met alle middelen en macht in handen van een kleine
minderheid.’ Jean Boudrillard
(1927-2007). We zijn op weg naar parallelle en van elkaar gescheiden
samenlevingen. De architecten die de steden opdelen in af te sluiten ruimten
voor soort zoekt soort, De steden waarin tachtig procent loopt en fietst,
primair ingericht voor de auto. De consumptiemens levend in de schijnwereld van
reclames, het almaar verleidelijk verwarrend anders, met de verveling van in
feite steeds hetzelfde en niks nieuws. Het ontbreken van visies en daarmee
perspectieven. Versluierd door de spektakels van het dagelijks nieuws.
Politieke deformatie van waarheden en scheldend inspelen op tegenspelers. .’De
actuele verwarring van zin en onzin in een zich wel vervolmakende wereld’.
‘De nieuwe generatie die daarmee staat voor een mondiale breuk, z’n
filosofen opnieuw heeft te herlezen. Om zich daarmee een geschiedenis te geven
en zo die kloof te overbruggen. Die door lering en verdieping tot een opnieuw
en anders beginnen en elan te geven. Met echt zicht op beter.
Met dan wel de vraag welke personen in staat zijn de fakkels van onze
filosofen over te nemen. En zijn dat er voldoende als tegenwicht tegenover de
boze burger. Is het zinkende schip nog te redden of bevindt het zich al in de
staat van de Titanic?’ Geert Mak (1946) in een college tour in 2016. Onderin zien we
immers al velen opgesloten door hekken verdrinken. De rijken die als ratten het
schip het eerst verlatend.
Peter Sloterdijk (1947)
‘Onze grote thema’s zijn niets anders dan ontwijkingen en halve
waarheden. De huidige westerse maatschappij is vooral gebaseerd op nihilisme,
met als antwoord cynisme. We moeten op zoek naar methoden om ons opnieuw te
temmen, te oefenen voor het leven, te ontworstelen aan het lot. Het lot dat
iedereen opzadelt met een toevallig en vaak invalide begin. Om vervolgens
daarmee wat van het leven zien te maken. Waarin velen maar beperkt in
slagen.
Wat zich manifesteert in de anarchie van de volkswil vanuit woede over
het getrokken lot en de onmacht om daarmee te leven. Met kwalijke politieke
consequenties, de boze burger die vooral nee wil zeggen. En daarmee de
werkelijke thema’s ontwijkend.
Met de vraag wat daaraan te doen. Hoe nieuwe generaties te trainen voor
het ongewisse van de moderne wereld, die elk geloof in het hogere of wijze
meesters heeft afgezworen en alle moraal als vrijblijvend beschouwt. Een wereld waarin zij die het wel even maken
geen visies meer hebben, vooral afwachten wat er komt en bekijken hoe daarop
adequaat te reageren. Het veel te veel almaar laverend naar daarvoor veilige
havens. De winnaars die het leven beleven als een bevrijding. Verliezers die op
zoek gaan naar troost een makkelijk prooi worden van de drugs van
schijnzekerheden en de echte.’
Socrates die al wist van het nut van bekwame
officieren. Pandemieën die alleen met bekwame wetenschappers te bestrijden zijn.
De huidige samenleving die niets is zonder goed opgeleide mensen. Die je dan
wel moet kunnen vertrouwen,
Een wereld uiteindelijk in welvaart. Al naar de ascese en gelijkwaardigheid betracht. Waarbij welzijn in
gelijkwaardigheid de wereldbevolking doet afnemen. Wat dat beide ten goede zal
komen. We plek vrij kunnen maken voor
wat ons nog rest aan wilde dieren. onze voorfamilie,
De menselijke soort die nog vele miljoenen jaren heeft te gaan heeft.
Met altijd wel overlevenden van rapen. Met nu in een fase van alles uitproberen tot op het uiterts mogelijke. Waarop
we kunnen afronden. In ascese wil die ons niet bedreigen. Met keuzes nu te maken voor de
toekomst. Een eeuw verder alle energie van water, wind, de zon, kernenergie.
Daarmee nu al beginnen. Eens geen stikstof probleem meer. Los het dan nu op.
Gezond gaan leven willen we onze soort niet degenereren, de medische zorg betaalbaar blijven. Gezond gaan eten en
drinken. Hoe inmiddels wel bekend. Laat landbouw en veeteelt dat nu waar maken.
Hun verdienmodel daar op aanpassen. Samen met horeca met ongekende perspectieven.
Nu een in unieke balangen verstart verhaal.
De aarde, het universum die vervelend kunnen uithalen. Het zo maar
ineens over kan zijn. De wil daarvan die daar geen moeite mee heeft. Die
daartoe heelalwijd overvloedig heeft gezaaid. Met de aarde als basis voor intelligent leven bij
toeval. Met miljarden maal miljarden planeten mogelijk niet de enige, De zon
die het eens voor gezien houdt. We dan afronden op sterrenstof. Voor weer een nieuw
verhaal. We dus altijd tijdelijk zijn. En met wat voor zin anders dan een ieder
voor zich bedenkt? Met even iets immaterieels. Inmiddels elektromagnetisch
geschreven de ruimte in gezonden. In een rond heelal? Waarin het misschien lang
blijft rondzingen. Samen met vele andere verhalen? Daarnaar gaan luisteren.
Muziek die we dan als eerste en het beste zullen begrijpen.
Willem Semeins, 2025
Vrij
ontleend aan:
R.M. Albéres – Sartre.
Hannah Arendt – Oordelen.
Hans Achterberg – de utopie van de vrije
markt.
R.Bakker – Merleau – Ponty.
W.S van de Erve. – Le Corbusier.
Jean Baudrillard en
Jean Nouvel- Filosofie in dialoog.
Sven Beckert – Katoen. De opkomst van de
moderne wereldeconomie.
H van den Berg – Metabletica.of
de leer van de veranderingen.
Gegory Bergman – Filsofie voor in
bed, op het toilet, of in bad.
C.P.Bertels en E.J.Petersma –
Filosofen van de twintigste eeuw.
Ap Dijksterhuis – Het slimme onderbewuste.
Rutger
Bregman _ De meeste mensen deugen.
Martijn van Calmthout
– Echt quantum.
Richard Dawkins – Onze zelfzuchtige genen
Bernard Delfgaauw –
De jonge Marx
W.Durant – In den hof der wijsbegeerte.- Van Socrates
tot Bergson.
Filosofen van het hedendaags liberalisme. Redactie P.B.Cliteur
en en C.A. van der List.
Filosofen van de 20e
eeuw. Redactie van C.P.Bertels en E.J.Petersma.
Peter Frankopan – De zijdenrouten.
Erich Fromm – Escape
from freedom.
Michel Foucault –
De woorden en de dingen.
Daniel Guérin – Het
anarchisme.
Arbold Heertje – Echte economie.
Jonathan Holslag – Vrede en oorlog.
Roel Jansen – Gokkers en graaiers.
Victor Lamme – De vrije wil bestaat niet.
A.E.Loen – Inleiding tot de wijsbegeerte.
J.Luyendijk – Dit kan niet waar zijn.
Ruben Mersch -
Oogkleppen.
Friedrich Nietzsche – Der Antichrist.
Thomas Piketty- Een kleine geschiedenis van de
gelijkheid.
C,A. van Peursen - Ludwig
Wittgenstein.
Kate Raworth – Doughnut
economics.
Maarten van Rossem – Kapitalisme zonder remmen.
Stephen Schneider – Het laboratorium aarde.
Rupert Sheldrake – De wedergeboorte
van de natuur.
Peter Sloterdijk –
Filosofische temperamenten. Je moet je leven veranderen.
Spinoza – Ethica . door Maarten van Buuren.
Philip Stokes – Filosofie. 100 essentiële
denkers.
Dick Swaab – Wij
zijn ons brein.
A.Vloemans – Leven en leer der grote denkers. - Aristeia.
Frans de Waal – Een tijd voor empathie.
Gary Zukav – De
dansende Woe-Li meesters.